Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Bedrijven kunnen een ramp niet aan

Het is één van de vele onderzoeken die IT-bedrijven laten verrichten, maar het stemt wel tot nadenken. Als je 1750 kopstukken door heel Europa vraagt of ze zijn voorbereid op een echte ramp waarbij alle systemen onderuit gaan, reageert driekwart uiterst negatief.

 

Uit het onderzoek naar 'Disaster Recovery'  dat EMC, specialist in data-opslag en cloud computing, heeft verricht naar de vraag hoe goed bedrijven zijn voorbereid op verlies van data en downtime van hun IT-systemen, blijkt dat driekwart van de bedrijven in Europa niet zeker is dat zij hun activiteiten kunnen hervatten na een ramp. Reden hiervan is dat zij niet in staat denken te zijn hun data en systemen te herstellen.
Het is enigszins een 'wc eend'-onderzoek, omdat EMC zelf disaster recovery-diensten aanbiedt, maar het bewijst toch hoe zeer we inmiddels afhankelijk zijn van IT systemen en de data die we steeds massaler rondsturen en opslaan.

Zeg nooit nooit

Zoals dat met alle risico's gaat, bereiden bedrijven en overheden zich vooral voor op 'reële' gevaren. Brand, stelende werknemers of stroomuitval; een natuurramp uitsluiten lijkt echter zelfs in Nederland niet verstandig. Volgens het World Risk Report van de Verenigde Naties is Nederland van alle Europese landen zelfs het meest blootgesteld aan een potentiële ramp: we wonen immers onder de zeespiegel. Alleen doordat we als goed georganiseerd en hoogontwikkeld land goed met de gevolgen kunnen omgaan, scoort Nederland uiteindelijk gemiddeld in de risico-analyse van de VN. Want risico, weten verzekeraars, is de kans dat een ramp zich voltrekt maal het effect dat die zou hebben.

Economische impact

Als systemen op zwart gaan, kan dat kostbare gevolgen hebben. Schade die het gevolg is van verlies aan productiviteit van medewerkers die even niets meer kunnen doen, omzetverlies doordat transacties wegvallen en de vertraging van productontwikkeling worden het vaakst genoemd in het EMC-onderzoek. Al met al schatten de Europese bedrijven in dat ze in 2010 een gemiddeld productiviteitsverlies hebben geleden van twee werkdagen. Dit staat voor een bedrijf met gemiddeld 2.000 medewerkers gelijk aan 28.391 manuren.

Grootste gevaar is het systeem zelf

Het is dus niet zo dat het bedrijfsleven spoken ziet. Er blijkt uitgebreide ervaring te bestaan met grote en kleinere rampen. Ruim de helft van de ondervraagden werd de afgelopen twaalf maanden getroffen door haperende IT, met als gevolg verlies van data. Het gevaar blijkt niet eens zozeer te schuilen in orkanen, een aardbeving of overstroming. Het leeuwendeel van de schade, 60 procent, werd veroorzaakt door hardware die niet deed wat hij moest doen, gevolgd door de uitval van elektriciteit (40 procent). Storingen door software zijn een goede derde met 35 procent. Nog een opmerkelijke oorzaak van incidenten: sabotage door medewerkers werd door 8 procent van de ondervraagden genoemd.

Hoe snel herstel je?

Een risicoanalyse hoef je er dus nauwelijks op los te laten: je bent vroeg of laat de klos als onderneming als het om IT-crashes gaat. Het is dus zaak goed voorbereid te zijn op kleine incidenten en grote rampen, met als ultieme doel: business continuity: de zaak moet zo goed en snel mogelijk weer opstarten en doordraaien. "Dat hebben we wel geleerd van de aanslagen in New York in 2001,"  zegt Hans Timmerman, cto van EMC Nederland. "Deutsche Bank had een tweede datacenter 150 mijl buiten Manhattan en daardoor lichtten de schermen binnen twee uur weer op. Er was een ander bedrijf dat voor zijn back-up vertrouwde op een systeem in de tweede toren. Dat bedrijf heeft de aanslag niet overleefd." Maar ook bedrijven die vertrouwden op extra capaciteit elders op Manhattan werden dubbel getroffen: hun personeel kon die backup-locatie niet bereiken doordat de autoriteiten het gebied hermetisch afsloten. "Zo zie je maar dat het een samenspel is van data, systemen en mensen."  

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Japan

Zodra je een natuurramp ziet aankomen, is er in de regel wel tijd om data snel te verplaatsen naar een veiliger plek. Bij voorkeur in een volstrekt andere regio, en zeker een die draait op een ander elektriciteitsnet. Maar voor dat 'leegtrekken'  van een datacenter heb je wel werknemers nodig. "Wat bleek in Japan na de tsunami? Er lagen mooie plannen voor een dergelijke uitwijk, maar mensen lieten de IT-systemen in de steek: als je een ramp overkomt, wil je alleen maar bij je familie zijn. Dat heeft ons geleerd, dat je zoveel mogelijk van dergelijke veiligheidsprocessen moet automatiseren."

Investeren in rampenbestrijding

Het besef dat ondernemingen kwetsbaar zijn en steeds kwetsbaarder worden door de alomtegenwoordigheid van IT blijkt nogal laat door te dringen: 44 procent van de ondervraagde organisaties gaf aan dat zij hun procedures voor back-up en recovery hebben aangepast na een incident. Verder investeerde 27 procent van de bedrijven meer geld in back-up en recovery na een ramp. Nederland komt er wat dat betreft een beetje laks vanaf in het onderzoek. Europese bedrijven besteden ongeveer 10 procent van hun IT-budget aan het veilig wegzetten en bewaren van hun data, maar in de Benelux ligt dit op slechts 8 procent. "Het is in feite een verzekeringskwestie: je moet regelmatig een risicoanalyse loslaten op je business continuity en voldoende investeren om schade te voorkomen," zegt Timmerman. "Je business en de omgeving verandert immers voortdurend, en daarmee je kwestbaarheid. Retailers konden vroeger hun klanten nog wel even zoet houden als de logistiek het liet afweten, maar met webshops raken ze nu onherroepelijk klanten kwijt."

CSRD: Last of kans? Dit vinden NS en Renewi ervan

In samenwerking met Renewi - Bedrijven kunnen er niet meer omheen: de nieuwe EU-regels (CSRD) verplichten ze om hun impact op mens en milieu inzichtelijk te maken. Is dit een administratieve last of juist een kans om slimmer en duurzamer te ondernemen? NS en Renewi lopen voorop en delen hun ervaringen, valkuilen en tips.

sacha göddeke mulder ns sanders leenders renewi
Sacha Göddeke-Mulder, directeur Duurzaam Ondernemen bij de NS, en Sander Leenders, commercieel directeur Benelux bij Renewi.

Sander Leenders is commercieel directeur Benelux bij Renewi en Sacha Göddeke-Mulder directeur Duurzaam Ondernemen bij de Nederlandse Spoorwegen. Wat zijn hun inzichten, voortgang en tips?

Wat houdt de CSRD precies in?

Sander Leenders (Renewi): ‘De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) is een Europese richtlijn die bedrijven vanaf 2024 verplicht stelt te rapporteren over de impact van hun activiteiten op mens en milieu. Ik zie de CSRD niet alleen als een verplichting, maar juist als een enorme kans om duurzaamheid structureel te verankeren in bedrijfsvoering. Het gaat niet alleen om het voldoen aan regelgeving, maar om het creëren van een toekomstbestendig bedrijfsmodel waarin duurzaamheid centraal staat. CSRD is geen eindpunt, maar een startpunt voor verdere verduurzaming.’

Sacha Göddeke (NS): ‘Ik zie de CSRD vooral als een kans om te verbeteren. Je moet heel precies rapporteren over je duurzaamheidsinspanningen, van uitstoot tot governance. Dat is niet eenvoudig, maar op den duur geloof ik dat dit veel kan opleveren. Het biedt waardevolle inzichten en stimuleert bedrijven om van elkaar te leren.’

Wat doen jullie op het gebied van circulariteit, één van de onderwerpen binnen CSRD?

Göddeke: ‘Bij NS zijn we zuinig met grondstoffen. Door circulair ontwerpen en circulair inkopen hebben we minder (nieuwe) grondstoffen nodig en voorkomen we afval in de toekomst.’

Leenders: ‘Ons motto is: afval bestaat niet. Afval zien we als grondstof. Op dit moment recyclen we 66,2 procent van het afval, en we hebben de ambitie om dat naar 75 procent te brengen.

Is de CSRD een lust of een last?

Leenders: ‘Duurzame en commerciële impact gaan uiteindelijk hand in hand. Wij en klanten zoals NS hebben al heel hoge duurzaamheidsambities. Nu we hier uitgebreid over moeten rapporteren, kost dat extra tijd. Maar uiteindelijk brengt de CSRD versnelling: door inzichtelijk te maken waar verbeteringen mogelijk zijn. Zo kunnen we uiteindelijk sneller grote stappen zetten.’

Göddeke: ‘Het is veel werk, maar vooral een lust. Mijn team besteedt de helft van de tijd aan meten en rapporteren. Dit noem ik “vertragen om te versnellen”. Als we onze administratie nu op orde brengen, hebben we later meer inzicht in welke duurzaamheidsinitiatief de meeste impact heeft. Bovendien verplicht de richtlijn ook bedrijven die minder met duurzaamheid bezig waren om ermee aan de slag te gaan. Dat is een groot voordeel. Vanwege de ketenverplichting hebben wij duurzaamheidsdata nodig van bijvoorbeeld retailers op onze stations. Dat zijn grote bedrijven als Albert Heijn en Hema, maar ook eenmanszaken. Dankzij CSRD hebben we meer info, spreken we dezelfde taal en wordt verduurzaming nog meer een gezamenlijk doel.’

Samenwerking tussen Renewi en NS, hoe pakken jullie het minimaliseren van restafval aan?

Renewi en NS werken al vijf jaar samen om restafval te minimaliseren door zoveel mogelijk te scheiden voor recycling. Leenders: ‘Afval is slechts een deel van de CSRD, maar wel heel tastbaar aspect. Ons Renewi EcoSmart-team helpt NS dagelijks met verduurzaming. We proberen, testen, verbeteren. Vaak beginnen we met een kleine pilot, bijvoorbeeld op één stationslocatie. Wanneer die slaagt, breiden we uit. We hebben bijvoorbeeld de afvalscheiding van stations nog verder uitgebreid. Zo zamelen we bijvoorbeeld etensresten gescheiden in op stations als er een professionele keuken is. Op kantoren en werkplaatsen heeft onze samenwerking in twee jaar tijd al geleid naar 19 procent minder restafval door onder andere betere scheiding van papier en etensresten.’

ns afvalbakken
NS realiseerde een daling van 19 procent restafval op kantoor met nieuwe afvalscheidingsbakken en heldere communicatie.

Göddeke: ‘De samenwerking omvat meer dan alleen afval. We leren hoe de afvalstromen lopen, of de afvalstromen zuiver zijn en wat we kunnen doen om afval te verminderen. Op dit moment werken we samen aan CSRD. Zo leren we data te delen met ketenpartners.’

Wat zijn concrete projecten die zorgen voor minder afval?

Leenders: ‘We werken aan slimme afvalscheiding op meerdere manieren. Zoals met containers die gesplitst zijn in twee of drie soorten afvalstromen. Betere scheiding aan de bron, verhoogt het recyclingpercentage. Zo hebben we speciale containers waar bijvoorbeeld over de datum brood in kan zonder dat het uitgepakt hoeft te worden. Dat is extra logistiek voor ons, maar maakt recycling voor de retailers op de stations makkelijker.’

Göddeke: ‘Gedragsverandering en bewustwording spelen een grote rol. We gebruiken data om te analyseren hoe afval wordt weggegooid en passen vervolgens verpakkingen en prullenbakken aan. Zo stimuleren we personeel, reizigers en retailers om beter te recyclen. Daarnaast zetten we in op het voorkomen van afval. Reizigers kunnen hun waterflessen gratis bijvullen bij watertappunten op stations en krijgen korting wanneer ze hun eigen beker meenemen voor een kopje koffie. Hierdoor maken we duurzame keuzes aantrekkelijker én verminderen we de afvalberg.’

Leenders: ‘Ons motto is: afval bestaat niet. Afval zien we als grondstof. Op dit moment kunnen we 66,2 procent van het afval recyclen, en we hebben de ambitie om dat naar 75 procent te brengen.’

ns tafeltennistafel recycling
Afval bestaat niet voor NS. Deze tafeltennistafel is gemaakt van 20 jaar oude treinvloeren, die vrijgekomen zijn bij de modernisering van dubbeldekkers.

Wat is jullie belangrijkste tip voor andere bedrijven?

Göddeke: ‘Zie rapporteren op CSRD vooral als een kans. Maak inzichtelijk hoe je ervoor staat en met welke partners in de keten je moet samenwerken. Een belangrijke verandering is namelijk dat bedrijven niet langer alleen naar hun eigen activiteiten kijken, maar naar de gehele waardeketen. Dit betekent ook de impact van leveranciers en productieprocessen. Kijk naar circulaire ketenoplossingen en focus op samenwerking binnen ecosystemen om impact te verminderen. Dat is niet eenvoudig, dus begin op tijd.’

Leenders: ‘Met afval reduceren kun je vandaag al beginnen. Bijvoorbeeld door goed naar je inkoopproces te kijken welk afval er binnenkomt via leveranciers. Begin klein met een pilot. Laat zien dat het kan en loont. Zoek partners en leer van elkaar. Je kunt het niet alleen.’