Ronald Plasterk trok zich maandag terug als kandidaat voor het premierschap. Aanleiding zijn berichten waarin zijn integriteit in twijfel wordt getrokken en die belemmerend zouden werken voor zijn eventuele functioneren als minister-president.
NRC berichtte enige tijd geleden hoe de oud-minister miljoenen verdiend zou hebben met een biotech-startup die een behandeling tegen kanker had ontwikkeld in samenwerking met het Amsterdam UMC.
Het patent daarvoor stond alleen op zijn naam, aldus NRC. Ten onrechte, want wetenschapper en Amsterdam UMC-medewerker Jan Koster zou een flink aandeel hebben gehad in het onderzoek achter het patent. De startup werd later overgenomen door het Duitse CureVac en die deal zou Plasterk miljoenen hebben opgeleverd.
Lees meer: Hoe Ronald Plasterk miljonair werd met een kankervaccin
Het Amsterdam AMC onderzoekt inmiddels de gang van zaken rond het patent. Plasterk zelf: ‘De gedane beschuldigingen zijn in essentie onwaar en voor het overige futiel’.
Patentaanvraag moet kloppen
Dit nieuws is vooral politiek, maar zeker ook relevant voor startupondernemers en hun investeerders. Allereerst levert het een belangrijke les op: zorg dat je patent in orde is, als je daar je business mee start. Dat zegt octrooigemachtigde Ellen Crabbe.
‘Zonder op de zaak zelf in te gaan, want daarover heb ik alleen in de krant kunnen lezen: dit bewijst hoe ontzettend belangrijk het is om de juiste uitvinder te vermelden bij de patentaanvraag. Elke twijfel daaromtrent levert een bedrijfsrisico op’, aldus Crabbe.
Een patent vermeldt altijd twee entiteiten: de aanvrager, die de eigenaar wordt van het patent, en de uitvinder of uitvinders. ‘De natuurlijke personen die een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de uitvinding, dus niet de uitvoerenden, maar de brains erachter. De wet stelt dat je de juiste uitvinders moet aanduiden.’
Verklaring van afstand
In Nederland staan die uitvinders als ze in dienst zijn van een universiteit, hogeschool of onderzoeksinstelling ‘automatisch’ het eigendom af aan hun werkgever, in de regel de aanvrager. Dat volgt uit de Rijksoctrooiwet.
‘Het wordt pas risicovol, als het patent namen bevat van uitvinders die geen afstand hebben gedaan van hun rechten. Dat zie ik nog weleens voorbijkomen als consultants hebben meegewerkt aan een patent’, zegt Crabbe. ‘Ook als het patent op naam staat van de ceo van een startup hoeft dat niet altijd een werknemer te zijn. Vaak werken zij via een management-bv.’
De tip: onderzoek dus goed of de uitvinders impliciet of expliciet afstand hebben gedaan van hun rechten, en laat ze bij twijfel alsnog een verklaring van afstand tekenen. ‘In de levensfase van een startup kunnen de omstandigheden altijd wijzigen, waarbij belangen kunnen wijzigen en mensen een claim gaan leggen. Zeker als een patent vaker van eigenaar wisselt, is dat niet denkbeeldig. En een uitvinding hoort in beginsel altijd toe aan de uitvinder.’
Ceo en uitvinder
Crabbe adviseert startups, maar ook investeerders over patentkwesties. Bij een due diligence vraagt ze altijd de stukken op die uitsluitsel bieden over de rechthebbenden op patenten. ‘Vaak hebben er veel mensen meegewerkt aan een onderzoek en is het een ingewikkeld proces om de juiste personen aan te duiden als uitvinders.’
Lees ook: Investeerder gevonden? 7 tips om een due diligence-onderzoek met glans te doorstaan
In de farma en life sciences, waarin zij met haar kantoor vooral actief is, komt het overigens zelden voor dat een patent maar één uitvinder vermeldt. ‘Het is wel: hoe kleiner het bedrijf, hoe vaker het voorkomt dat de ceo zichzelf als uitvinder vermeldt. Het is geen rode vlag, maar wel iets wat je goed moet uitzoeken.’
Vooral als een startup succesvol wordt, zullen onafhankelijke uitvinders de oren spitsen. Een uitvinder die aanvankelijk niet gekend is bij de patentaanvraag kan die situatie ook achteraf rechtzetten. Het goede nieuws: daarvoor bestaat een procedure.
Patentaanvraag in de VS
Gevaarlijker wordt het in de VS. Daar maakt het niet vermelden van een uitvinder het mogelijk om de nietigheid van een patent in te roepen.
‘Dan loop je een serieus risico, want investeerders of bedrijven die je startup willen overnemen hebben daar natuurlijk geen zin in. Vandaar dat je in de VS vaak gevraagd zal worden of de uitvinders correct vermeld staan, soms met het verzoek om dit contractueel te bevestigen.’
Plasterk loopt hier mogelijk tegenaan. Het Duitse Curevac heeft voor een van zijn patenten een aanvraag gedaan in de VS, zo meldde NRC. Die staat op het punt om goedgekeurd te worden. Als blijkt dat Plasterk niet de enige uitvinder is, kan CureVac verhaal bij hem gaan halen. Mogelijk volgen er zelfs schadeclaims.
Gevolgen ondernemers
Een belangrijkere vraag na de casus-Plasterk is wat de gevolgen zijn voor ondernemers die met universiteiten onderhandelen over de patenten waarmee ze een academische startup willen oprichten. Bij het publiek kan het beeld blijven hangen dat een ondernemer fluitend rijk werd en de universiteit ondanks haar betrokkenheid het nakijken had.
In het verleden leidde financieel succes van academische spin-outs ook al tot vragen als de universiteit nauwelijks meeprofiteerde – en dan was alles volstrekt volgens de boekjes geregeld. Die vragen leidden er weer toe dat universiteiten extra scherp gingen onderhandelden met nieuwe startups die met patenten aan de slag wilden.
Octrooigemachtigde Crabbe: ‘Ik denk dat vooral binnen de afdelingen die verantwoordelijk zijn voor het overdragen van de patenten, de Technology Transfer Offices, beter dan ooit zal worden gekeken of alle documentatie rond is, en duidelijk is wie de uitvinders zijn achter de octrooien.’
Universiteit als aandeelhouder
Dat zegt ze nadat ze een beeld heeft geschetst van haar ervaringen in België, die als twee druppels water lijken op wat Nederlandse ondernemers eerder aan MT/Sprout vertelden: universiteiten eisen al te vaak forse licentie vergoedingen of een pakket aandelen van startups in ruil voor hun patenten. Dat verkleint de succeskansen van academische startups, onder meer doordat investeerders afhaken als ze zien dat een universiteit grootaandeelhouder is.
Lees meer: Startup-founders worstelen met universiteit als aandeelhouder
Nils Beers, voormalig directeur van Techleap, is juist daarom oprecht boos dat de berichten over Plasterks handelen weer opduiken. ‘We hebben jaren gestreden tegen de trend dat universiteiten het overdragen van kennis aan de samenleving – de kennisvalorisatie die een van de kerntaken is – gingen zien als verdienmodel. Ze vragen volstrekt onredelijke vergoedingen, terwijl de kennisinstellingen al betaald krijgen voor hun werk en het de ondernemers zijn die een patent waarde geven door er een bedrijf omheen te bouwen.’
Volgens Beers wordt nu een biotech-ondernemer in een kwaad daglicht gesteld. En terecht of niet, dat schrikt wetenschappers die overwegen om een spin-out op te zetten af. ‘Wie nu op het punt staat om te gaan ondernemen, schrikt zich helemaal naar. Dat raakt echt een gevoelige snaar bij mij, want we hebben bijzondere ondernemers die gave en moeilijke dingen doen in de biotech.’
Mag een onderzoeker rijk worden?
Het is een cultuurkwestie, denkt Beers. ‘Als prof ben je beducht voor reputatierisico. Zolang je onderzoek doet en publiceert, word je gerespecteerd door de community. Maar je wordt helemaal afgemaakt als je geld verdient.’
Die vrees om als zakkenvuller te worden gezien, zal ook een van de redenen zijn waarom Nederland nog geen ‘Stanfords’ kent: universiteiten waar ondernemende profs en docerende ondernemers in- en uitlopen. ‘Ik weet zeker dat er veel voormalige wetenschappers zijn die graag weer zouden doceren. Maar als je eenmaal geld hebt verdiend, ben je gebrandmerkt.’
De hamvraag – of Plasterk nu goed blijkt te zitten of niet – blijft of Nederland ermee kan leven dat wetenschappers rijk worden van onderzoek. Dat zegt Frans Nauta, innovatiedeskundige en eerder onder meer secretaris van het Innovatieplatform. ‘Dat is de politiek-maatschappelijke vraag: vinden we het als samenleving oké als iemand kennis van een universiteit omzet in een bedrijf en daar rijk van wordt? Ik zou zeggen: dat is geen probleem als die persoon uit dienst is gegaan van die instelling terwijl hij aan de startup werkte en alles netjes is verlopen.’
‘Als iemand in dienst blijft, zou er een limiet moeten zijn op een maximaal aandeel in de winst, zeg vijf jaarsalarissen van een hoogleraar. De rest van de opbrengst kan dan naar andere medewerkers gaan, naar de onderzoeksgroep en naar de universiteit. En er zou iets van een glijdende schaal in moeten zitten: als je binnen een jaar na verlaten universiteit een enorme klapper maakt, gaat er verhoudingsgewijs meer naar de instelling, en na vier of vijf jaar valt het weg.’
Lees ook: Nederland verdient meer academische spin-outs: hoe gaan we dat regelen?