Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Laptop op schoot, zaadjes dood

Draadloos internetten met de laptop op schoot kan de vruchtbaarheid ernstig schaden. Dat concluderen Argentijnse wetenschappers na een studie in het tijdschrift Fertility and Sterility. Moeten we ons echt zorgen maken om de effecten van wifi?

 

Het onderzoek naar de gevolgen van wifi-straling werd weliswaar in het lab verricht, maar de resultaten zijn opmerkelijk. De onderzoekers namen bij 29 gezonde mannen sperma af, verdeelden dat telkens over twee buisjes en plaatsten één daarvan vier uur lang naast een laptop die via wifi verbonden was met internet. Na die tijd bleken de zaadcellen die waren blootgesteld aan wifi een stuk minder beweeglijk, een kwart van de cellen bewoog helemaal niet meer. Bij tien procent van het sperma werd ook DNA-schade geconstateerd, drie keer meer dan normaal.

Kwaliteit sperma getroffen

Volgens onderzoeker Conrado Avendano van Nascentis Medicina Reproductiva in Cordoba is de elektromagnetische straling door de draadloze verbinding de oorzaak. “Het gebruik van een laptop die draadloos verbonden is met het internet en die zich in de buurt van de voortplantingsorganen bevindt, kan de kwaliteit van het sperma treffen,” legde Avendano uit. “We weten niet of dit bij alle laptops het geval is of welke omstandigheden het effect versterken. Een andere test met een laptop toonde aan dat de computer zelf weinig straling uitzendt, dus het ligt echt aan de wifi-verbinding.” De Argentijn slaat niet direct alarm, maar beveelt wel nader onderzoek aan.

Zure melk

Het onderzoeksresultaat doet denken aan veel andere zorgen omtrent nieuwe technologie, die al de kop op steken vanaf de tijd dat boeren vreesden dat de stoomtrein zou zorgen dat hun koeien zure melk zouden geven. In de regel valt het met gezondheidsrisico's wel mee, belangrijke uitzonderingen daargelaten. De eerste sussende reacties op het wifi-onderzoek zijn inmiddels ook al binnen. Het is bijvoorbeeld maar de vraag in hoeverre wifi-straling de zaadcellen bereikt, die nog in het lichaam van de laptopgebruiker zitten. De invoed van elektromagnetisme neemt bovendien snel af met de afstand tussen lichaam en zender. Volgens professor urologie van het Universitair Medisch Centrum Boston Robert Oates gaat het om een kunstmatige setting en is het resultaat uit wetenschappelijk oogpunt interessant, maar heeft het voor mensen geen biologische relevantie.

Eerder onderzoek

Het is echter niet de eerste keer dat er verband wordt gelegd tussen wifi en de gezondheid. In Groot-Brittannië ontstond in 2007 ophef rond de constatering, dat op lagere scholen door draadloos internet een niveau van elektromagnetische straling werd gemeten, dat driemaal zo hoog was als direct onder een gsm-mast. Daarop gelastte de Public Health Autority nader (laboratorium)onderzoek naar de effecten van wifi binnen scholen. De conclusies daaruit werden onlangs openbaar: er is geen enkel bewijs dat wifi schadelijke gevolgen heeft voor de gezondheid. De radiogolven zijn vergelijkbaar met die van FM radio en mobiele telefonie, bevatten een geringe hoeveelheid energie van maximaal 57 milliwatt en blijven daarmee binnen alle internationale normen. Het Britse onderzoek stelde bovendien vast dat de wifi-zender in een laptop in de praktijk slechts 1 procent van de tijd actief is, een drukbezocht accesspoint 12 procent. Ook een aardige: een jaar lang naast een wifi-hotspot staan, bezorgt het lichaam een zelfde hoeveelheid radiogolven als een telefoongesprek van 20 minuten.

Richtlijnen

Deze concusies stelden overigens niet alle ouders gerust: normen en cijfers zijn mooi, maar ze hadden liever ook metingen aan kinderen van vlees en bloed gezien. Daar hebben ze een punt: internationale stralingsnormen zoals gesteld door het IEEE en het ICNIRP stellen vooral een maximum aan de hoeveelheid energie die via radiogolven het lichaam mag bereiken, dit met het oog op de gevaren van verhitting. Dit gevaar is immers wel algemeen erkend en onderzocht. Vermoedens dat elektromagnetische straling ook DNA-schade en zelfs kanker kan veroorzaken, zijn te vaag om dwingende normen op te baseren. 

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

EMF Project

Aan de zorgen over wifi ging de bekende onrust omtrent mobiele telefonie vooraf, die andere alomtegenwoordige verspreider van elektromagnetische straling. De Wereldgezondheidsraad WHO heeft al in 1996 het EMF Project in het leven geroepen, om al het onderzoek naar elektromagnetische straling met frequenties tot 300 Ghz te verzamelen. Binnen dat spectrum gebruiken ook Bluetooth, DECT en afstandsbedieningen overigens radiogolven voor de signaaloverdracht. De laatste onderzoeken die het EMF project bereikten, stellen (nog) gerust. Althans: als je ze goed leest.

'GSM mogelijk kankerverwekkend'

De elektromagnetische velden die mobiele telefonie opwekt, zijn 'mogelijk' kankerverwekkend, aldus het International Agency for Research on Cancer, na data van mobiele bellers uit dertien landen over een periode van meer dan tien jaar te hebben verzameld. Er is geen verband aantoonbaar tussen frequent bellen en tumoren in hoofd, hals of nek. Maar bij de veelbellers werden wel opmerkelijk vaak hersentumoren aangetroffen. De onderzoeksperiode en de resultaten waren echter onvoldoende om een verband tussen bellen en tumoren hard te maken. Vandaar dat 'mogelijk': het kan best eens zo zijn, dat over een paar jaar onderzoek wordt afgerond, dat wel uitsluitsel kan geven. 

Een innovatiemanager aanstellen is het stomste dat je kunt doen

Innovatiemanager aanstellen? Grote fout! Zodra je iemand verantwoordelijk maakt voor vernieuwing, wijst de rest ernaar en denkt: 'Niet mijn probleem.' Afas-ceo Bas van der Veldt vertelt hoe een 24-uurs hackathon meer bereikt dan maanden vergaderen.

bas van der veldt afas innovatiemanager hackathon
Bas van der Veldt is groot fan van hackathons om innovatie in de hele organisatie aan te jagen. Foto: Afas

Eind maart liep een man met een bouwvakkershelm en een werkhesje door ons atrium. Hij keek rond, en kletste wat voor zich uit. ‘Links achter het podium zit een kier in de muur, die zou je eigenlijk dicht moeten kitten. Ik denk dat dit 50 euro kost. De vloer vooraan is niet helemaal egaal, daar moeten we ook wat aan doen.’

Op het grote scherm werd zijn tekst live getranscribeerd door een AI-tool, én geplaatst in een schema met probleem-, oplossings- en kostenvelden. Een andere tool pakte die tekst weer op en genereerde meteen een offerte.

In de zaal keken we met open mond toe. Fantastisch! Niemand had drie jaar geleden gedacht dat dit zou kunnen.

24 magische uren

De man met de helm was geen bouwvakker, en in onze muren zitten geen kieren. Dit was een presentatie van een van de teams die meededen aan onze hackathon, een jaarlijks event waarin we met collega’s en een aantal experts van buiten zo’n 24 uur aan de slag gaan met iets dat we interessant vinden. De teams kiezen zelf hun onderwerp en aan het einde presenteren ze hun uitkomsten.

Het is magisch wat we in een dag en een nacht bereiken met elkaar. En ik denk dat die magie precies is wat organisaties die willen innoveren nodig hebben.

Want hoe gaat dat nu? Bestuurders zeggen: ‘We moeten anders gaan werken. De krapte op de arbeidsmarkt neemt toe, we willen onze klanten beter bedienen, we willen eigenlijk ook iets met AI.’  Zulke dingen.

Vervolgens hebben ze geen idee hoe ze dit moeten aanpakken. En daarom stellen ze er iemand voor aan: de innovatiemanager. Maar dat is ongeveer het stomste dat je kunt doen. Dan gaat de rest namelijk naar die manager wijzen: innovatie is van hem, niet van mij.

Alsof vernieuwing iets is dat los van je organisatie staat, en vervolgens uitgerold of geïmplementeerd moet worden. Terwijl je juist wilt dat innovaties vanuit je bedrijf komen. Een hackathon helpt daar enorm bij. Ook voor laten we zeggen een overheidsdienst die alle communicatie met inwoners nu eens echt strak wil trekken.

Lees ook: Zo hield Squla-moeder Futurewhiz een AI-hackathon waar nu al producten uitrollen

Het succes zit in drie ingrediënten: dat je in een team aan de slag gaat, dat je dit buiten je kantoor doet en dat je het onder flinke tijdsdruk zet.

De kale mannen + Patrick

Teams geven een fantastische energie. Zeker als je ze een naam geeft. Zo waren er bij ons teams als ‘De Taaltovenaars’ en ‘De kale mannen + Patrick’ (precies ja, dat bestond uit kale mannen, en Patrick die nog wel dakdekking heeft).

En we zaten niet op onze gewone werkplekken, maar verkasten naar ons atrium. Denk: grote tafels met laptops, airhockeytafels, hangbanken, eten, drinken en veldbedjes in de sportzaal. Dat helpt wel om in die 24 uur echt iets neer te zetten.

Neem de presentatie van onze collega Beatrix. Zij schrijft de releasenotes van Afas, waarin staat wat er allemaal veranderd is in de nieuwste versie van onze software. Dat is echt veel werk. Ze moet precies in kaart brengen wat er is gebeurd, of daarmee een fout is opgelost, of dat het om iets nieuws gaat, en dan moet ze de note zelf nog schrijven. Het is, kortom, gedoe.

Ze had daarbij al wel hulp van AI, maar dat werkte nog niet helemaal lekker (AI die bij alles jubelt: ‘gave nieuwe functionaliteit’,  terwijl er soms ook gewoon een irritant probleem is opgelost).

Druk met gedoe

Beatrix kwam niet toe aan het optimaliseren van dat proces, want ze was altijd druk met … gedoe. Vandaar dat haar wens op de hackathon was: kijken of ik AI zo veel beter kan prompten dat het werk gemakkelijker wordt. Ze kreeg daarbij hulp van Kyra, een AI-specialist die bij Orq werkt.

Samen gingen ze aan de slag. Ze automatiseerden het testen van prompts, ze verbeterden de releasenote-prompt en ze zorgden dat de gegevens in een vaste structuur worden weergegeven (voor de nerds: JavaScript Object Notation).

Dit gaat haar echt úren werk schelen. Ze hoeft een groot deel niet meer te schrijven. Ze hoeft alleen maar te controleren.

Lees ook: Werk slimmer met AI: deze 9 praktische tips maken je 30 tot 40 procent productiever

Terug naar de succesfactoren. Tijdsdruk is de laatste. En dat is wel een verhaal apart. Het dwingt je om niet alles tot in detail uit te denken, maar afslagen te nemen in je proces. Je kiest er bijvoorbeeld voor om een oplossing eerst alleen in het Nederlands te presenteren en niet ook in het Engels. Of je kiest ervoor om de gevolgen voor privacy even te laten voor wat ze zijn. Dat komt dan later wel.

The last mile

En precies hier heb je als ceo een belangrijke rol. Want kijk: je kunt nog zo’n fantastische innovatie bedenken, klanten hebben er pas iets aan als ze het kunnen gebruiken. En daarvoor moet je de denkstappen die je tijdens een hackathon hebt overgeslagen alsnog zetten. In de softwarewereld noemen we dat ‘the last mile’.  En die is vaak het lastigst.

Mensen zeggen: ‘Ja, maar dit is onmogelijk, en dat is onmogelijk.’ Ze zien dan allerlei beren op de weg.

Die wil ik niet zien. Ik zeg gewoon: prachtige innovatie, strik erom, we presenteren hem over drie maanden op onze Afas Open (onze jaarlijkse klantendagen waarop we ook de nieuwste versie van onze software introduceren). Dan vliegt iedereen in de gordijnen. En dat begrijp ik ook, maar als we niet aan de slag gaan, hebben we niks. Bovendien zijn sommige beren ook echt niet zó groot.

Neem die meertaligheid. Hoe erg is het om een nieuwe functionaliteit eerst alleen in het Nederlands te hebben? Als blijkt dat veel klanten meertaligheid in onze software missen, is dat geen probleem. Dan nemen we dat in de volgende versie mee.

Voor andere organisaties is dat niet anders. Neem die overheidsdienst. Hoe erg is het als niet álle brieven in één keer klaar zijn? Je hebt in ieder geval een begin waarmee je alweer een groot deel van je klanten blij maakt. En daar gaat het om.

Lees ook deze columns van Bas van der Veldt: