Managers geven zichzelf een ruime voldoende: rapportcijfer 7,4. Ze besteden 10 minuten tot een half uur per dag aan persoonlijke gesprekken met medewerkers. Maar prestaties gaan boven goede sfeer. Dat blijkt uit de resultaten van een ’goede bazen-test’ onder MT-lezers.
Als we de Harvard Business Review moeten geloven (februari 2006) dan kunt u zich maar het beste opstellen als een ‘Great Intimidator’. Zeg maar: het type buldog. Da’s beter voor uw mensen, want u drijft ze daarmee tot betere prestaties. En uw carrière vaart er wel bij. De Engelse zondagskrant The Observer daarentegen, hield het in oktober op ‘random acts of kindness’ als sleutel tot succes, daarbij puttend uit het boek ‘The Art of being kind’ van de Zweedse hoogleraar Stefan Einhorn. Een aardige baas roept geen angst of weerstand op en dat leidt tot bereidwillige en coöperatieve medewerkers, van wie hij meer gedaan krijgt dan wanneer hij zich als bullebak zou opstellen.
Vrouwen zijn aardiger
Aardig zijn zit ’m in alledaagse situaties. We legden het MT-lezerspanel er een paar voor, om eens te kijken in welke categorie baas zij vallen. Bijvoorbeeld: een medewerker is zojuist van haar vierde kind bevallen. Wat doet u? De grootste groep (54 procent) kiest de betrokken aanpak: ze gaan langs met een knuffel voor de baby. Vrouwen geven dit antwoord significant vaker (69 procent) dan mannen (53 procent). Veel mannen (34 procent) houden het bij een felicitatie per telefoon, een optie die de voorkeur geniet van 21 procent van de vrouwen.
Nog zo’n situatie. Een van uw medewerkers is zwaar depressief. Hoe komt u erachter? Ik merk het zelf in een vroeg stadium, zegt 59 procent van de ondervraagden. Wederom neigen meer vrouwen dan mannen naar dit antwoord. Mannen worden in meer gevallen (18 procent versus 12 procent vrouwen) door een collega attent gemaakt op die neerslachtige medewerker.
Samen lunchen
Het zijn maar voorbeelden en het gevaar van politiek correcte antwoorden is aanwezig, maar het wordt langzaam duidelijk dat de ondervraagde managers in meerderheid van het type people-manager zijn. Op de vraag ‘van welke medewerkers weet u of ze getrouwd zijn en hoeveel kinderen ze hebben’ antwoordt 83 procent dat ze dat van alle medewerkers weten. Het zal niemand verbazen dat de ondervraagde vrouwen met 92 procent oververtegenwoordigd zijn in deze keuze. Mannen leggen een duidelijke voorkeur aan de dag voor het antwoord ‘van degenen die belangrijk zijn’ (17 procent versus 8 procent van de vrouwen). Toch nog 1 procent van de respondenten weet alleen of zijn secretaresse getrouwd is of niet.
Persoonlijke verhalen
Iets meer dan 60 procent van de managers wil graag weten wat zijn medewerkers bezighoudt. Ze stellen zich daarom open op, en laten zelf blijken wat hen bezighoudt. Ruim 32 procent wacht tot medewerkers iets persoonlijks vertellen alvorens ze zelf iets over hun persoonlijke leven vertellen. Toch nog 8 procent geeft zich zo min mogelijk bloot en onderschrijft de stelling ‘mijn privéleven gaat medewerkers niets aan’. Dit blijken vooral oudere managers te zijn van boven de 40 jaar.
Lunchen met de afdeling komt uit de bus als bindende activiteit: 53 procent van de ondervraagden kiest voor de uitspraak ‘ja, ik lunch altijd met de afdeling, het verstevigt de band tussen hen en mij’. In aflopende volgorde volgen ‘nooit’ (19 procent); ‘nee, maar dat heeft met de kwaliteit van de kantine te maken’ (12 procent) en ‘met de medewerkers waar ik me het meest mee verbonden voel’. Slechts 5 procent houdt zich bewust afzijdig van dit soort gezelligheid.
Altijd klaar staan
Toch is lunchen met de afdeling tot op zekere hoogte een oppervlakkig – want publiek – contactmoment. Echte persoonlijke gesprekken voeren de ondervraagde managers het liefst tijdens wat intiemere momenten. Bijkletsen bij het koffieapparaat bijvoorbeeld, ziet 57 procent van de ondervraagden als de beste manier voor persoonlijk contact met medewerkers. Een goede tweede manier is een vast, maandelijks gesprek, waarin de manager tijd maakt voor privézaken. Iets meer dan 22 procent ruimt hier tijd voor in. Op de derde plaats met 20 procent aanhang staat een mix van beide gesprekstypen.
Opgeteld besteden managers 10 minuten tot een half uur per dag aan persoonlijk contact met medewerkers, dat geeft althans 32 procent aan. Ook zijn er veel respondenten (31 procent) die ‘altijd klaar staan’ voor hun personeel, ongeacht hoeveel tijd het kost. Nog eens 19 procent trekt een half uur tot een uur uit voor persoonlijke gesprekken. Bij elkaar toch zijn heel wat uurtjes op een dag gevuld met betrokkenheid.
Goede sfeer
Maar betrokkenheid heeft zijn grenzen. Gevraagd om de begrippen ‘goede sfeer’, ‘goede prestaties’ en ‘laag ziekteverzuim’ in volgorde van prioriteit te zetten, steken twee keuzes met kop en schouders (beide 41 procent) boven alle overige varianten uit: goede prestaties staan voor managers onder de 40 jaar op de eerste plaats, gevolgd door goede sfeer en laag ziekteverzuim. Voor oudere managers staat juist sfeer op één, prestaties op twee en is laag ziekteverzuim eveneens hekkensluiter.
We sloten deze ‘goede bazen-test’ af met de vraag: welke rapportcijfer geeft u zichzelf? Dat levert een gemiddelde op van 7,4. Het merendeel (48 procent) waardeert zijn eigen managementkwaliteiten met een 7, gevolgd door een 8 (39 procent) en een 9 (4 procent). Lager dan een 5 scoort nagenoeg niemand, op één uitzondering na. Een enkele vrouw deelde zichzelf een 2 uit, een dikke onvoldoende.
Rapportcijfers
Bescheidenheid siert de manager: op de vraag ‘welk rapportcijfer krijgt u van uw medewerkers’ volgt het gemiddelde rapportcijfer 7,6. Vrouwen geven een significant hoger cijfer (7,6) dan mannen (7,3). Opvallend genoeg ligt het aantal mensen dat ‘weet niet’ heeft ingevuld op 12 procent. Gevraagd naar hun eigen rapportcijfer, onthield slechts 0,7 procent zich van een uitspraak.