Een poëtische bijdrage over de middelmanager, van de hand van Bob Duynstee.
Trappend naar beneden
Hijgend uit zijn kraag
Zo fietst de middle-manager
Over het glooiend stedelijk tapijt
Brug opwaarts, wind tegen
Het hoofd getrokken
tussen cynische schouders
Als een zeldzame schildpad
In het voortbestaan bedreigd.
Bij het passeren
Zie ik zijn handen
Als geschilde schorseneren
Wortelig aan het stuur geslagen
Hoor de ketting – oh neen
Het zijn de tanden die knarsen
Van het verbeten gesprek
Waarin hij met zichzelf
verwikkeld is;
Het gaat
Vermoed ik
over iets
in die zwartlederen tas
achterop
Die berst van notities
Vol wilde onderstrepingen
Woeste doorhalingen
En onbegrijpelijke annotaties.
Een langgerekte, taaie druppel slingert,
op de maat van denkbeeldige marsmuziek,
– het ritme der galeien –
onder aan het puntje van zijn neus.
De glinster breekt het ochtendgloren
In duizend afzonderlijke kleuren.
En al gebeurt het
Letterlijk onder zijn neus,
Hij ziet het niet.
Oh collega’s, oh superieuren, oh ondergeschikten:
wilt gij echt weten wat er door hem heengaat,
nu, voordat hij u straks
met een afgemeten ‘goedemorgen’ begroet?