Aan de top van grote organisaties zien we vaak ‘grote bangmakers’, mensen die hoog scoren op politieke intelligentie en zwak lijken te scoren op sociale of emotionele intelligentie. Dat zegt Roderick M. Kramer, hoogleraar organizational behaviour aan de Stanford Graduate School of Business in California.
Politieke intelligentie wordt door Kramer gezien als het vermogen om gebruik te maken van de zwakten en onzekerheden van andere mensen om de eigen doelen te realiseren. Daarbij worden andere mensen vooral gezien als een middel waarvan makkelijk afscheid genomen kan worden als het niet bijdraagt aan het realiseren van de eigen doelstellingen.
Organisaties hebben grote bangmakers nodig als ze transformatieprocessen moeten doorvoeren tegen grote weerstand in en als een inerte organisatie, die met vriendelijke woorden niet in beweging te krijgen is, toch opgejut moet worden.
Grote bangmakers moeten veeleisend zijn en kunnen de hoge druk uit de omgeving aan. Ze schuwen de brute macht (ontslagen, degradaties) niet en durven ook te intimideren, te schoppen, te schreeuwen en te bijten. De grote bangmaker wordt gedreven door zijn visie op de toekomst van zijn organisatie, eerder dan door zijn ego. Op sympathie kan hij zelden rekenen, wel op respect, vooral door behaalde bedrijfsresultaten. (Harvard Business Review)