De grote balen die je vaak op weilanden of bij boerderijen ziet – hooi en gras, voor veevoer – zijn bijna zonder uitzondering verpakt in plastic. Jip Leendertse woont in 2016 als masterstudent Innovation Sciences de ClimateLaunchpad Competition in Tallinn bij, een wedstrijd voor duurzame startups, en ziet daar een pitch van een bedrijf dat als alternatief een eetbaar verpakkingsmateriaal heeft ontwikkeld. Een simpel maar briljant idee: het is een extra voedingsbron voor koeien én het scheelt een hoop afval.
Tijdens het event komt hij in aanraking met meer startups met duurzame oplossingen voor de grote klimaat- en milieuproblemen van deze tijd. De founders hebben ideeën over waterstofmotoren, deelvervoer, het terugbrengen van de kledingconsumptie.
‘Supergave’ bedrijven waar hij razend enthousiast van wordt. Toch is de vraag die achteraf blijft hangen: bestaan ze straks nog wel?
Extra uitdagingen
De bedrijven die in potentie de meeste positieve impact kunnen maken, zegt Leendertse, hebben het vaak ook het moeilijkst. Het is een onderwerp dat hem zijn verdere academische carrière zal bezighouden. Afgelopen juni promoveerde hij op de relatie tussen duurzame startups en de ecosystemen waarbinnen ze kunnen floreren (zie kader, red.), inmiddels is hij postdoctoraal onderzoeker Sustainable Entrepreneurship aan de TU Delft.
Duurzame startup-ecosystemen
Om die duurzame startup-ecosystemen te stimuleren, is het zaak om de generieke ecosystemen te versterken, concludeert hij in zijn proefschrift (Greening Pastures, juni 2024). Zijn advies: focus daar als eerst op. Want ook startups die zelf geen uitgesproken duurzame missie hebben, dragen door hun netwerkfunctie bij aan het succes van startups die dat wel hebben, stelt de academicus.
‘Het ecosysteem is bijvoorbeeld enorm gebaat bij mensen die in de vroege fase durven in te stappen. Onder die groep zijn veel founders of oud-medewerkers van startups die een succesvolle exit hebben gehad, en die daarna zelf gaan investeren. Een voorbeeld van waar het nu wringt: in Nederland en veel andere EU-landen is het belastingsysteem een grote blokkade om personeel aandelen of opties te geven, terwijl dat een belangrijk vliegwiel kan zijn.’
In vergelijking met ‘gewone’ startups komen duurzame ondernemers volgens de academicus voor extra uitdagingen te staan. De eerste is vrij voor de hand liggend: ze hebben over het algemeen meer durfkapitaal nodig.
Neem groeibedrijven in de duurzame bouw, die innovatieve bouwmaterialen ontwikkelen van schimmels of landbouwmaterialen als vlas. De technologie moet worden doorontwikkeld, de productieketen moet worden ingericht, er moeten fabrieken worden gebouwd. Daar zijn miljoenen voor nodig, zo niet miljarden.
Risicomijdende durfkapitalisten
Investeerders blijken niet altijd happig om aan te haken. ‘Omdat de businesscase nog niet rond is’, zegt Leendertse. ‘Het ontbreekt ook vaak aan de kennis die nodig is om te beoordelen: is hier op termijn een markt voor? We bouwen in Nederland al honderden jaren met staal, beton en baksteen en nog niet zo lang met bamboe, vlas en mycelium. Dat maakt het lastig om met duurzame alternatieven nu al dezelfde efficiëntie te halen. Dat duurt een tijd en dat zien investeerders als een extra risico.’
Lees ook: Startups somber over klimaat voor ondernemers in Nederland
Data van Crunchbase laten zien dat in Nederland een relatief groter deel van het geïnvesteerde kapitaal naar duurzame startups gaat: 18 procent van het totaal, tegen 12 procent in Europa. Maar dat geld wordt wel over minder bedrijven verdeeld: over 15 procent van alle duurzame startups, waar op Europees niveau 31 procent van de duurzame startups funding ontvangt.
Publieke versus economische waarde
Een ander probleem is dat de waarde die deze groene bedrijven creëren niet altijd in geld is uit te drukken. De publieke waarde is vaak groter dan de economische, zegt Leendertse.
‘En de voordelen landen niet altijd bij de bedrijven die voor het product betalen. Stel dat je een schoner alternatief hebt ontwikkeld voor dieselbusjes. Daardoor wordt er minder fijnstof uitgestoten en verbetert de luchtkwaliteit in de steden waar ze rondrijden. Dat is mooi, maar het bedrijf heeft daar geen financieel voordeel bij. Nu het kabinet de invoer van emissievrije zones in binnensteden wil uitstellen, ontbreekt ook de wettelijke prikkel. Met welk argument overtuig je ze dan?’
Wetgeving – of juist het ontbreken daarvan – blijkt vaker een remmende factor. Voor startups die alternatieven voor chemische gewasbescherming ontwikkelen bijvoorbeeld. Voor die zijn goedgekeurd door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), ben je zo acht tot tien jaar verder.
Steken in pilotfase
Leendertse wil overheden daarnaast oproepen: geef het goede voorbeeld, word klant. Overheidsopdrachtgevers als gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat nemen duurzaamheid mee in aanbestedingen via de zogenoemde milieukostenindicator (MKI). ‘Maar dan gaan ze vervolgens wel met gevestigde marktpartijen in zee. Weeg ook de duurzame oplossingen van startups mee. Nu blijven die vaak steken in de pilotfase.’
Net als hun klanten worstelen startups zelf ook met de balans tussen business en het goede doen. ‘Idealiter gaan die twee hand in hand’, zegt Leendertse. ‘Maar soms moet je harde keuzes maken. Simpel voorbeeld: ga je voor het milieuvriendelijkere materiaal, waardoor je product duurder wordt, of voor het goedkopere, waardoor je product minder duurzaam wordt?’
Jojobeleid
Positief is dat het aantal startups dat in Europa met duurzaamheid bezig is desondanks jaarlijks toeneemt. In 2017 was de aanwas zo’n 5 procent, in 2021 al 9 procent. Ook in ons land is de toename volgens Leendertse duidelijk te zien, al blijft het aandeel duurzame startups achter. In Nederland gaat het om 4,8 procent van het totaal, tegen 7,1 procent op Europees niveau. Een cijfer dat de onderzoeker verrast. ‘Ik had verwacht dat het er meer zouden zijn.’
Ons startup-ecosysteem komt er in de plannen van het kabinet-Schoof volgens Leendertse bekaaid vanaf. Goed, Invest-NL heeft er een miljard bijgekregen, maar ondertussen is ook het Nationaal Groeifonds geschrapt en wordt er vanaf volgend jaar 1 miljard euro per jaar bezuinigd op hoger onderwijs en wetenschap.
‘Het jojobeleid rondom de salderingsregeling en het schrappen van de verplichting voor een warmtepomp, zijn voor duurzame bedrijven ook niet gunstig’, zegt hij. ‘Nu zie ik bedrijven failliet gaan met producten waar over twee jaar misschien wel weer markt voor is.’
Lees ook: Kaalslag dreigt in duurzame techniek door zwalkend overheidsbeleid
Dat is volgens Leendertse wel het laatste dat we moeten willen. ‘Want we hebben onze duurzame startups keihard nodig. We zijn in veel dingen aan het vastlopen: de bouw van woningen, de vernieuwing van infrastructuur en het elektriciteitssysteem. En de uitdagingen waarvoor we op klimaat- en milieugebied staan, krijgen we niet opgelost als we dingen hetzelfde blijven doen als we altijd al deden.’
Verdienmodel omgooien
Het zou naïef zijn om voor oplossingen alleen naar de gevestigde orde – lees: grote multinationals – te kijken, stelt de onderzoeker. ‘Natuurlijk moeten we het toejuichen als ze verduurzamen, maar de realiteit is dat dat vaak bij kleine verbeteringen blijft, in plaats van de grootschalige ingrepen die nodig zijn. Het compleet omgooien van de business, daar hebben deze partijen vaak geen belang bij. Waarom zouden de Shells en Monsanto’s van deze wereld aan de poten van hun eigen verdienmodel gaan zagen?’
Hetzelfde ziet hij gebeuren bij de eiwittransitie. ‘De bedrijven die met kweekvlees bezig zijn, zijn allemaal startups. Grote voedselbedrijven pakken dat niet voldoende op. De enige landen ter wereld die de productie van kweekvlees – op kleine schaal – toestaan, zijn de Verenigde Staten, Singapore en Israël. Dus voor hen is het nog maar de vraag of daar de toekomst ligt.’
Lees ook: Krijn de Nood stopt als Meatable-ceo door strenge EU-regels rond kweekvlees
Hij verwacht dat voedselproducenten de switch op een gegeven moment wel zullen maken. ‘Maar op dit moment verschilt de productie van kweekvlees nog zo enorm van hun eigen processen, dat foodmultinationals ervoor kiezen om af te wachten. Zolang bedrijven niet hoeven veranderen, is die neiging er vaak niet.’
Onderdeel van het establishment
Uitzonderingen op die regel zijn er ook. De Vegetarische Slager, in 2010 opgericht door Jaap Korteweg, is volgens Leendertse een mooi voorbeeld van een startup die het establishment uitdaagde en er daarna onderdeel van werd – Unilever nam de producent van vleesvervangers acht jaar later over.
Sindsdien is de omzet verzesvoudigd, zegt Korteweg tegen Business Insider. De ondernemer is alweer bezig met zijn volgende disruptie: kaas op basis van caseïne, het dierlijke eiwit dat kaas kazig maakt – zonder dat daar een koe aan te pas komt.
Leendertse kan het alleen maar toejuichen. ‘Startups moeten met de innovaties komen die anders zijn dan wat er al is en daarmee de status quo onder druk zetten. Voor mij is die missie geslaagd als ze de gevestigde orde omver duwen óf ze tot vernieuwing pushen.’
Lees ook: Jaap Korteweg: ‘Ga ervan uit dat het mislukt. Dat ontlast je enorm’