Vorige week kreeg ik een pitchdeck binnen van een ‘ondernemer’ met een, naar eigen zeggen, geweldig plan. Daarmee zou hij vrijwel zeker binnen vijf jaar een omzet van honderd miljoen bereiken.
In de begeleidende e-mail schreef hij dat hij nu nog in loondienst werkte bij een gerenommeerd adviesbureau. Zo gauw de financiering rond was – hij had een klein miljoen nodig – zou hij opstappen en met zijn idee aan de slag gaan.
Ik moest wel goed begrijpen dat hij nu een mooi salaris had en dat het belangrijk was om dat salaris te behouden. Zodat hij zonder stress kon werken. Daarom zou de managementfee toch wel minimaal op hetzelfde niveau moeten liggen. Rond de anderhalve ton. Plus een auto uit één of andere hoge categorie. En nog wat andere zaken, waaronder een goed pensioen en voldoende vakantiedagen omdat hij een jong gezin had.
O ja, hij wilde maximaal vier dagen werken. Want dat deed hij nu ook.
Stress hoort erbij
Gelukkig zijn het uitzonderingen. De meeste oprichters van startups werken bijna non-stop aan hun bedrijf. Zonder dat er een stevige vergoeding tegenover staat. Vaak werken ze voor vrijwel niks. In de hoop dat ze over een jaar of tien een mooie exit maken waarmee ze in één klap al die gewerkte uren dubbel en dwars terugbetaald krijgen.
Maar, zoals we allemaal weten, dat lukt lang niet altijd. Er is geen enkele zekerheid.
Ik lees weleens verhalen op social media van mensen die klagen over het feit dat ze stress krijgen van werken. ‘Ik wil alleen een baan waar ik geen stress van krijg’, lees ik dan. Nou, good luck. Ik ben ervan overtuigd dat het vrijwel onmogelijk is om een positie te vinden die vrij is van stress. Iedereen heeft in meer of mindere mate te maken met stress op zijn of haar werk.
Continue druk
Een beetje stress kan helemaal geen kwaad. Maar oprichters van startups hebben het wel heel zwaar te verduren. Je staat de hele dag onder druk. Je moet groeien, je moet geld ophalen, je moet je kpi’s in de gaten houden, je moet rapporteren aan veeleisende investeerders, je moet nieuwe mensen vinden, je moet mensen ontslaan, je moet aan de gekste regels voldoen.
De meeste startups voeren een ware strijd om hun financiering rond te krijgen
Je moet overweg kunnen met je medeoprichters, je moet de cultuur bewaken, je moet je product continu verbeteren, je moet concurrenten van je afslaan, je moet zorg dragen voor bekendheid in de media, je moet je bedrijf opgeven voor accelerators (en doorlopend afgewezen worden), en ga zo maar door.
Alles komt tegelijk en als het fout gaat, ben jij de schuldige. Je leeft doorlopend in de wetenschap dat faillissement altijd voor de deur staat, zelfs als het (redelijk) goed gaat.
Succesverhalen zijn de uitzondering
Als ik alleen al kijk naar de druk die het ophalen van geld met zich meebrengt. De hele dag potentiële geldschieters benaderen, honderd keer dezelfde pitch afdraaien, cijfers en plannen opleveren, vragen beantwoorden en uiteindelijk bijna altijd ‘nee’ te horen krijgen. Echt geen pretje.
In de pers zien we weliswaar de succesverhalen terug van bedrijven die miljoenen weten op te halen. Maar dat zijn de uitzonderingen. De meeste startups voeren een ware strijd om hun financiering rond te krijgen. Zeker tegenwoordig. En: zelfs de bedrijven die in de pers verschijnen met hun grote rondes hebben vaak een half jaar keihard gewerkt om het voor elkaar te krijgen.
Startups dragen zorg voor de zo nodige innovatie in ons land. En de oprichters van deze bedrijven hebben het niet gemakkelijk. Laten we dat niet vergeten. Een beetje meer bewondering – juist ook voor de bedrijven die niet in de media komen met al die enorme rondes – is op zijn plaats.
Lees meer columns van Jeroen Bertrams:
- Pitchdecks van startups lijken steeds meer op elkaar
- Nederlandse startups mogen wel wat meer overdrijven
- Waarderingen voor startups zijn uit de hand gelopen