Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

We maken dezelfde fout bij hybride werken als bij ‘het nieuwe werken’

Columnist Menno Lanting ziet veel overeenkomsten tussen hybride werken en het nieuwe werken. Werkgevers maken dezelfde fundamentele fout. Het gaat er niet om waar je werkt, maar wat je doet en op welke manier. 'We moeten samen kijken naar de rol van werk in dit digitale tijdperk.'

Menno Lanting digitale transformatie

Het zal niemand ontgaan zijn dat vooral sinds de Covid-crisis de term ‘hybride werken’ overal opduikt. De definitie die ik het meeste zie en hoor is: tijd- en plaatsonafhankelijk je werk kunnen doen; waar aan de orde met behulp van digitale technologie.

Nu gun ik elke hype zijn momentje, maar hier raak ik toch een beetje het pad kwijt. Want hadden we niet al ‘het nieuwe werken’?

Opkomst van kantoortuinen

De mensen die al wat langer meelopen, kunnen het zich zeker nog herinneren. Zo grofweg in de jaren 2000-2005 verschenen massaal de open kantoortuinen. Lekker hip ingericht met een beperkt aantal flexplekken en ronddolende medewerkers op zoek naar een rustig plekje met goed wifi.

De cynicus zal overigens opmerken dat het achterliggende motief hierbij vaak vooral was om het aantal kantoorvierkante meters en dito kosten aanzienlijk terug te brengen. Niets geen ‘verheffing’ van de kenniswerker, maar een spreadsheet gedreven operatie.

Lees ook: Zo hou je het vol in de kantoortuin 

En dan nu het ‘hybride werken’. Karien van Gennip, onze minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, stuurde onlangs een brief aan de Tweede Kamer waarin ze stelt dat het hybride werk de toekomst heeft. Volgens haar heeft Nederland tijdens de coronacrisis laten zien dat thuiswerken werkt. Nu moeten we het doorpakken door het te combineren met werken op kantoor.

Mocht dat onverhoopt niet werken, dan is er voldoende hulp. Zoeken via Google op de woorden ‘hybride werken’ zorgt voor meer dan 6 miljoen resultaten. En dan zijn er nog de consultants, managementboeken, congressen, QuickScans en handige uitlegvideo’s. Onderhand is zelfs de eerste Chief Hybrid Officer gesignaleerd.

Wat willen werknemers?

Ondanks de goede bedoelingen wordt het hele discours rond het hybride werken al snel kolderiek en word ik ongewenst bevestigd in mijn sceptische houding. Zo concludeert Nu.nl, na een rondgang langs bedrijven, dat de dinsdag en donderdag de populairste dagen zijn om naar kantoor te gaan. Het kantoorbezoek blijkt vooral samen te hangen met de standaardvergaderingen die op die dagen gepland zijn.

Uit weer een ander onderzoek blijkt dat de concentratie op vaste dagen vooral ook te maken heeft met de controledrift van het middenmanagement. Die wil de medewerker fysiek aanwezig zien. Tot zover het wendbare en flexibele werken.

De mensen weten gewoon niet wanneer en waarom ze naar kantoor moeten komen

Laat staan dat een en ander bijdraagt aan de autonomie van de werknemer. Ondanks de niet te stuiten opmars van het hybride werken staat die autonomie, waar het mede allemaal om begonnen is, al geruime tijd onder druk. In 2019 zei de helft van de werkgevers dat de medewerkers zelf kunnen beslissen over de manier waarop ze werken. In 2021 is dat percentage gedaald naar 38 procent.

De medewerker is zelf ook niet bepaald eenduidig als het gaat om het vorm geven aan het hybride werken: 58 procent van de mensen die zeggen dat ze naar kantoor gaan, doen dit om focuswerk te doen. Echter 58 procent van de mensen die thuiswerken, zeggen ook dat ze dit doen om focuswerk te doen. De onderzoekers concluderen dan ook wat mistroostig: ‘De mensen weten gewoon niet wanneer en waarom ze naar kantoor moeten komen.’

Definitie van het nieuwe werken

Ik kan er onderhand ook geen chocolade meer van maken. Wellicht moeten we de eerdere ervaringen met het nieuwe werken eens onder de loep nemen om te zien of daar leerpunten te vinden zijn. Jaren geleden deed ik een groot aantal interviews met bestuurders, wetenschappers en professionals over, onder andere, het nieuwe werken. Ik heb mijn notities van toen er nog eens op na geslagen op zoek naar wat treffende quotes.

Laten we beginnen bij de definitie: ‘Het nieuwe werken is een pakket aan principes en richtlijnen voor een veranderstrategie om werken effectiever, efficiënter maar ook plezieriger te maken, voor zowel de organisatie als de medewerker’, aldus Davied van Berlo van weblog Ambtenaar 2.0.

Of die van auteur Dik Bijl: ‘Het is die manier van werken waarbij het soort werk – kenniswerk – en het soort werker – kenniswerker – optimaal op elkaar afgestemd zijn, zodat de nodige resultaten behaald worden: substantiële en duurzame productiviteitsverbeteringen van de kenniswerker met daaraan gekoppeld een beter welzijn en een betere balans werk/privé voor diezelfde kenniswerker.’

Ik lees weinig tot geen verschil met de huidige definities van het hybride werken.

Fiasco van het nieuwe werken

De vraag rijst nu: hoe zijn we dan – toen en nu – weer van deze overstijgende visies, die toch echt houtsnijden, afgegleden tot het inrichten van open kantoortuinen die perfect geschikt zijn voor intensieve menshouderij en de discussie over de hoogte voor de vergoeding van de bij het thuiswerken verbruikte koffie en toiletpapier?

Laten we opnieuw beginnen bij het fiasco van het nieuwe werken. Arjan van den Born, toenmalig onderzoeker aan de Universiteit van Utrecht kwam met een passende verklaring: ‘Het nieuwe werken is gekidnapt door het motief van kostenbeheersing en wordt vervolgens voorzien van een mooi sausje, waarmee mensen in de praktijk heel lastig kunnen werken. Het is maar zelden echt strategisch verankerd in het bedrijf.’

Het probleem is dat men probeert een nieuwe manier van werken te introduceren in een bestaande structuur

Of zoals Marije Koets, ten tijde van het interview directeur bij personeelsbemiddelaar Vitae, zei: ‘Je kunt toch overal verschil maken en een bijdrage leveren? Ik wil daar als werkgever helemaal niet in faciliteren. Dan boor je niet de eigen energie en het eigenaarschap aan van je professionals. Dan wordt het een modern jasje voor de oude manier van werken, maar verandert er niet werkelijk iets. Voor ons gaat het om het vrijmaken en verbinden van passie en talent, en de daarbij passende organisatiesamenstelling laten ontstaan.’

En als laatste een directielid bij een grote verzekeraar: ‘We kwamen uit een tijd waarin thuiswerken niet bespreekbaar was. Een aantal leidinggevenden was ten opzichte van hun medewerkers toch nog wel sterk gericht op controle en aanwezigheid.’

Rol van werk in digitaal tijdperk

Anno 2022 zijn we via het nieuwe werken weer full circle terug bij het aanstaande failliet van het hybride werken. Het probleem was en is dat men probeert een nieuwe manier van werken te introduceren in een bestaande structuur, zonder die structuur werkelijk te veranderen.

Andersom werkt het volgens mij wel: de structuur veranderen zonder alle toeters en bellen die juist zo afleiden van waar het werkelijk om gaat. Het hybride, of zoals je wilt nieuwe, werken gaat voor mij maar heel beperkt over waar je nu precies je werk uitoefent. Het gaat veel meer om de vraag hoe en welk werk je doet in dit digitale tijdperk. Of wat je doet überhaupt nog wel relevant is.

Word je gelukkig van je werk of is het eigenlijk een bullshit job? Zouden de achterliggende systemen niet heel anders ingericht moeten worden? Heb je wel de kennis en kunde om met nieuwe technologie om te gaan? Past je leiderschapsstijl nog wel bij deze tijd? Mag je ook de keuze maken om je werk te blijven doen zoals je het altijd al deed? En kun je dan ook accepteren als je baan over tien jaar door software is overgenomen?

Het zijn deels confronterende vragen, maar laten we niet weer de fout maken zoals bij de implementatie van het nieuwe werken. Dat we weglopen van waar het werkelijk om gaat: samen kijken naar de rol van werk in dit digitale tijdperk en hoe we daarbij het beste uit onszelf en elkaar kunnen halen. Thuis of op kantoor, dat is me om het even.

Lees meer columns van Menno Lanting: