Werken aan je vitaliteit is méér dan alleen gezond blijven. Het goede nieuws: iedereen kan het leren.
De commotie over de opgetrokken pensioengerechtigde leeftijd is aardig verstomd, nu het kabinet heeft gezegd dat tijdens deze kabinetsperiode die leeftijd niet nog verder zal worden opgerekt. Maar vroeg of laat komt de discussie zeker terug. Hoe oud je nu ook bent, je zult dus aan je vitaliteit moeten werken, anders haal je de eindstreep niet op een actieve manier.
Algemene Ouderdomswet
Toen de AOW in 1957 werd ingevoerd werkten er 100 mensen tegen 16 AOW’ers. Deze verhouding van ongeveer 1 op 6 was in 2008 verschoven naar 1 op 4. Uit de berekeningen van het CBS blijkt dat die verhouding in 2038 gestegen zal zijn naar bijna 1 op 2. Oftewel: twee werkenden moeten er dan voor zorgen dat één AOW’er zijn uitkering kan blijven ontvangen. Het lijkt nog ver weg, maar het is maar 25 jaar. Oftewel: de veertigers van nu mogen erop rekenen dat ze tot na hun zeventigste moeten doorwerken.
De stratenmaker
Bij de tegenstanders van het oprekken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt altijd weer de stratenmaker aangehaald. Als beargumentering van hun bezwaar, wordt tot vervelens toe diens fysieke belasting opgevoerd. Onzin. Niet dat ik ook maar één moment zal ontkennen dat zand en stenen slepen en op je knieën werken heel zwaar is. Maar de verwijzing naar de fysiek zware beroepen leidt wel af van de essentie van de thematiek: de aftakeling van iedereen, en de urgentie om daaraan zo vroeg mogelijk iets te doen.
Aftakeling
Aftakeling is een van de weinige zekerheden in het leven. Ook de zogenoemde ‘kenniswerkers’, die dagelijks lekker warm, droog en rustig op hun kantoorstoel zitten, gaan namelijk achteruit. Planningsvaardigheden, analytische en conceptuele vermogens, energiereserves, noem maar op, alles wordt minder met het verschrijden van de leeftijd, zo heeft divers onderzoek aangetoond.
Minder belastend
De oplossing voor de vergrijzing vinden we niet in het behoud van wat er is. De oplossing zit in het opkrikken van de vitaliteit. Niet morgen, maar direct. Op je 67ste beseffen dat je pensioen nog eens 7 jaar op zich laat wachten en dan aan je vitaliteit gaan werken? Dat zal te laat blijken. Denk niet: dan ga ik tegen die tijd wel op zoek naar een minder belastend baantje. Daarop heb je namelijk bizar weinig kans. De huidige werkloze van 55 jaar heeft maar 10 procent kans op een nieuwe betrekking, bij de 60-plusser is die kans zelfs al gedaald naar 3 procent.
Gebrek aan levenslust
Die situatie zal over 25 jaar niet (veel) gewijzigd zijn. De beeldvorming over de oudere werknemer is in elk geval niet bijster positief. Dat de gemiddelde 60-jarige minder ziekteverzuim heeft dan de categorie tussen de 30 en 40 jaar, lijkt minder zwaar te wegen dan het gebrek aan levenslust dat menig werknemer van boven de 55 lijkt uit te stralen. Ook hier: de oplossing ligt in vitaliteit. De toekomst is nu.
Levendigheid
In 2011 stuurde minister Kamp de Tweede Kamer een brief die handelde over maatregelen gericht op het vergroten van arbeidsparticipatie en de duurzame inzetbaarheid. Vitaliteit focust zich in dit schrijven vooral op de fysieke kant van de materie. Maar vitaliteit is meer dan fysieke energie. Het begrip staat ook voor levenslust, levendigheid en mentale kracht. Uit onderzoek blijkt dat de subjectieve beleving van mentale kracht impliceert: gelukkig zijn, een positieve instelling hebben, gemotiveerd zijn en doorzettingsvermogen ervaren als het tegenzit. Meer dan lichamelijk fit en gezond zijn is vitaliteit een combinatie van energie en motivatie, waardoor ook de employability zal toenemen, oftewel: waarbij verschillende werkzaamheden in diverse sectoren adequaat en met succes blijvend vervuld kunnen worden.
Vitaliteitsmanagement
Werken aan vitaliteit is meer dan alleen gezond leven en naar de sportschool gaan. Vitaliteitsmanagement is ook goed doorhebben waar je talenten optimaal tot hun recht komen, wat je nodig hebt om je doelen in het oog te houden en tegelijkertijd soepel om te kunnen gaan met tegenvallers. De een heeft dat van nature, de ander moet dat meer ontwikkelen, maar iedereen kan zijn eigen vitaliteit versterken. Vitaliteit is een ‘must’ voor elke werknemer om langer en met plezier te kunnen blijven werken.
Besparen
Ook bedrijven zullen er werk van moeten maken. Alleen dan houden ze voldoende en energieker personeel. En werkgevers zullen direct besparen op de langdurige doorbetalingsverplichtingen (Wet Arbeid en Inkomen), die zij voor hun kiezen zullen krijgen als uitgebluste werknemers langdurig verzuimen en uiteindelijk definitief uitvallen. Werken aan vitaliteit zou al met al dus een no-brainer moeten zijn. Dat is het (nog) niet, maar dat kan nooit lang meer duren.