Managers die in de manegebak op zoek moeten naar hun eigen kracht, meditatieve fluistervideo’s, mindfulnessklassen voor kinderen en volwassen mannen schreeuwend op de vloer bij een ademhalingstraining. Het is een kleine greep uit de het brede palet aan trainingen waar Meijer en haar team van mint film office de camera op richtte. De Volkskrant omschreef de docu als ‘een intrigerende spiegel en een subliem tijdsdocument van Nederland’.
Focus op behandelende industrie
Het idee voor de film ontstond nadat Meijer las over het stijgende aantal jonge mensen met een burn-out. Ze wilde niet de personen en hun klachten centraal stellen, maar de behandelende industrie. ‘Ik denk dat het belangrijk is om ons te realiseren dat jouw of mijn burn-out de baan van iemand anders is.’
De afwezigheid van interviews en een voice-over moet voorkomen dat persoonlijke verhalen alsnog op de voorgrond belanden. Alle sessies zijn gefilmd met een wijd shot. ‘De camera’s zijn geplaatst op gepaste afstand. Cliënten hebben zo geen last van onze aanwezigheid en de kijker kan zo ervaren hoe het is om zelf te kijken’. Uiteindelijk werd er gefilmd op 45 locaties, waarvan er 26 in de film zijn beland.
Open coachingswereld
Een nog groter aantal locaties werd benaderd voor deelname. De coachingswereld stond over het algemeen open voor deelname. ‘Maar grote organisaties als De Baak niet’, zegt Meijer. ‘Vaak was het argument dat ze geen controle hadden over de uitkomst van het materiaal – hoe het gebruikt gaat worden in relatie tot andere scènes. Ook vonden grote organisaties vaker dat ze hun cliënten moesten beschermen en dat de andere gefilmde locaties mogelijk negatieve invloed hadden op hun uitstraling.’
Toch denkt de filmmaakster dat het ontbreken van grote coachingsclubs niet veel invloed op het eindresultaat heeft gehad. De film onderzoekt het idee dat mensen maakbaar zijn. ‘Het belangrijkste dat de film wil vertellen, is dat dit een industrie is en dat onze problemen of onzekerheden, dromen en angsten, de baan zijn van een ander. Iemand leeft van onze twijfels. Deze maakbaarheid is een industrie geworden die in de Westerse wereld tot een van de snelst groeiende hoort.’
Kritiek op maakbaarheidsindustrie
Meijer heeft in het verleden baat heeft gehad bij therapie en tijdens het filmen ‘had ze veel respect voor de coaches en trainers die ze sprak’. Toch zet ze haar vraagtekens bij de maakbaarheidsindustrie. ‘Het idee dat je, als je maar goed je best doet, alles kan bereiken wat je wil, vind ik moeilijk’, zegt ze. ‘Ik denk ook dat het feitelijk niet waar is. Het is feitelijk niet waar dat je door iets heel graag te willen, je iets kan krijgen.’ Als jij wit bent en je ouders hebben het relatief goed dan is er een kans dat je je geluk redelijk in de hand hebt. Als je tot een sociale minderheid behoort en je ouders hebben weinig of geen geld dan is dat een stuk ingewikkelder. Geluk is niet zo maakbaar als we zouden willen. De wereld is daar een bewijs van en soms is de wijk waar je woont, of de klas waar je in zit het bewijs dat niet alles maakbaar is.’
Burn-out is je eigen probleem
Niet alleen het ongelijkheidsaspect is problematisch volgens de filmmaakster. Ook op de werkvloer kent de maakbaarheidscultus zijn beperkingen. ‘Ik ben bij trainingen geweest waar werknemers met ademoefeningen stress en druk moesten ondervangen, maar vanwege tijdsdruk achter hun bureau lunchten omdat er teveel werk was’. Dit is volgens Meijer illustratief voor een dieperliggend maatschappelijk probleem waar de coachingsindustrie op inspeelt. ‘Therapie en coaching moedigt mensen aan om hun grieven als persoonlijke problemen te duiden in plaats van boos te worden op de overheid of bedrijven. Mijn burn-out is mijn probleem en niet de schuld van mijn baas die steeds meer wil in minder tijd.’
De rappe groei van de coachingsindustrie heeft in haar ogen dan ook niet zoveel te maken met het wegvallen van religie als bron van zingeving, maar meer met het ontstaan van een samenleving die soms wordt aangeduid als de participatiemaatschappij. ‘De terugtrekkende overheid die de verantwoordelijkheid voor succes en slagen bij de mensen legt. Het is wat dat betreft een twijfelachtig geheel – de overheid wil bijvoorbeeld meer ruimte voor bedrijven om met losse contracten te werken. In de praktijk komt het er op neer dat mensen in veredelde stages blijven hangen, geen vast inkomen kunnen opbouwen, altijd ontslagen of vervangen kunnen worden. En dan is het ook nog eens hun eigen succes of falen. Dat is niet mijn idee van hoe een overheid moet functioneren’.