Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Shell moet oppassen

Als het om het terecht uitkeren van bonussen aan de eigen bestuurders gaat, heeft Shell na twee jaar blunderen de schijn snel tegen. Met de kritiek op de klassering in de duurzaamheidsindex van Dow Jones, moet het daarom oppassen.

 

Shell, dat jarenlang aan de top van de Dow Jones Sustainability Index  (DJSI) stond, verdween dit jaar voor het eerst van de ranglijst vanwege olielekkages in Nigeria, zo liet het bedrijf recent weten. Hoewel Shell al had laten doorschemeren dat het geen begrip heeft voor de verwijdering uit de DJSI, reageerde het gisteren bij monde van financieel directeur Simon Henry voor het eerst op het besluit van de opstellers van de index. En wel met harde woorden.

Sinds de oprichting van de DJSI in 1999, scoort Shell hoog op de ranglijst. Na jarenlang gekoketteerd te hebben met de goede prestaties, concludeert Henry nu opeens dat de DJSI toch geen goede graadmeter is voor duurzaamheid.  "Helaas moet ik zeggen dat het niet transparant is wat ze doen. Ze hebben niet de moeite genomen om de vooruitgang in Nigeria te onderstrepen. We zijn zeer teleurgesteld over de uitkomst."

Dat de Shell-bestuurders balen dat ze niet meer tot de meest duurzame bedrijven in hun sector behoren, is te volgen. En niet alleen om ideologische redenen. Het duurzaamheidaspect weegt dit jaar voor het eerst mee in het bonussysteem van Shell. En net nu buitelt de energiereus dus van de lijst.

Zekerheidje weg

De teleurstelling is begrijpelijk, de harde bewoordingen niet zo slim. De top van Shell kwam de afgelopen jaren slecht in het nieuws doordat het zichzelf hoge bonussen toekende, terwijl het de daarvoor vastgestelde prestatiedoelen niet had gehaald. De afgelopen jaren vergeleek de beloningscommissie namelijk de prestaties van Shell met die van vier concurrerende bedrijven. Als Shell in deze groep van vijf bij de top drie zou horen, zou dit de bestuurders een bonus opleveren. Shell kwam tot twee maal toe op de voorlaatste plaats, maar kende zichzelf dus – ondanks de eigen criteria – toch de beloning toe.

Dit wekte mondiaal veel beroering. Aandeelhouders protesteerden en de bonuszucht van de top van Shell domineerde het wereldnieuws.

Shell besloot vorig jaar het bonusbeleid aan te passen. Met Akzo Nobel-topman Hans Wijers als nieuw hoofd van de beloningscommissie, werd een poging gedaan meer geloofwaardigheid uit te stralen. Eén van de maatregelen van Wijers was een deel van het bonusbeleid (10 procent) te linken aan de prestaties op de DJSI.

Een goede score op de index  – en dus toekenning van het duurzame deel van de bonus – leek door de historisch continu hoge positionering een zekerheidje voor de Shell-bestuurders. En dat was meer dan welkom gezien de eerdere ervaringen.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Het is voor Wijers, die begin dit jaar nog in een interview met The Financial Times aangaf dat Shell heeft onderschat hoe snel het publieke debat over topbeloningen is gekanteld, te hopen dat de Shell-bestuurders dit jaar niet weer een flater slaan op bonusgebied. Het gestrekte been van Simon Henry richting de samenstellers van de DJSI helpt daar vast niet aan mee. 

Op de vraag wat de kritiek op de DJSI betekent voor het bonusbeleid van Shell, wil het bedrijf nog geen antwoord geven.

Lees ook: