De Tour de France stond dit jaar in het teken van dopinggebruik. De onmenselijke prestaties die topsporters moeten leveren, zou ze dwingen illegale middelen te gebruiken. Ook managers staan regelmatig onder druk om een topprestatie af te leveren. Inge Weel van ArboNed vertelt hoe ze hiermee om moeten gaan.
Laten we allereerst duidelijk zijn: een te lage werkdruk is ook niet alles. “Je werkt dan onder je kunnen en begint snel te lanterfanten. Op den duur heb je nergens meer zin in.” Een hoge werkdruk is volgens Weel fijn. “Je komt in een flow terecht en presteert in korte tijd lekker veel. Je denkt: ’Yes, ik ben nodig, hier ga ik over!’ Een normale werkdruk is een belangrijk ingrediënt voor je werkplezier.” Maar ook hier geldt, geniet met mate.
“Werken onder druk is prima, als er ook weer tijd is om de batterij op te laden. Doe je dit niet en vlieg je van de ene naar de andere deadline, dan raak je op den duur uitgeput. Om dan weer op krachten te komen, heb je een langere hersteltijd nodig dan bij een normale afwisseling van drukke en rustige perioden.” Volgens Weel is het maatschappelijk begrip voor uitputting nog in ontwikkeling. “Iedereen snapt dat een overbelaste knie van een wielrenner tijd nodig heeft om te herstellen. Zo is het ook met de energievoorraad van mensen.”
Do’s en Don’ts
Weel geeft tips om het hoofd koel te houden: “Stap van het idee af dat je superman of superwoman bent. Je kunt en hoeft niet alles alleen te doen. Verdeel het werk zo dat energievragende taken door rustigere taken worden opgevolgd en werk aan één taak, voordat je naar de volgende overgaat. Verder is het belangrijk om met regelmaat vrije dagen op te nemen. Door zo nu en dan een korte break te nemen, distantieer je je van de hectiek en laat je je batterij weer op. Je werkt daarna weer veel effectiever.”
Het is volgens Weel ook belangrijk om te luisteren naar de lichamelijke signalen. “Hoofd- en rugpijn, schouderklachten, slapeloosheid of een knoop in je maag geven aan dat je in je werk een andere modus moet inslaan. Je wordt dan ook vaak kribbig, kan nog weinig hebben of ergert je aan alles. Niet luisteren naar deze signalen is heel onverstandig. Eigenlijk moet je blij zijn dat je lichaam aangeeft dat je moet bijtanken, want het zorgt zo voor zelfbehoud.”