Familiebedrijven over het algemeen positief tegenover opvolging door niet-familieleden in de directie en zijn van mening dat het voortbestaan niet in gevaar komt. De familie behoudt echter wel graag de zeggenschap. Dat blijkt uit een rondgang van Boer & Croon en Boekel De Nerée onder bestuursleden van zo’n 40 familiebedrijven met een minimale omzet van 20 miljoen euro. Ruim driekwart (76 procent) van de bestuurders van familiebedrijven denkt dat externe opvolging zorgt voor een frisse blik op de organisatie.
Opvolging
Uit de rondgang (51 procent) komt ook naar voren dat bestuursopvolging binnen de familie niet noodzakelijk is voor het voortbestaan van het bedrijf. Bovendien zou dit niet-familieleden binnen het bedrijf juist motiveren. Voor 65 procent van de ondervraagden is het niet noodzakelijk dat bestuursopvolging plaatsvindt binnen het familiebedrijf, zolang de familie de zeggenschap maar houdt, terwijl 30 procent dit wel wenselijk acht.
De kwaliteit van de kandidaat is belangrijker dan familiebanden. “Familiebedrijven worden steeds professioneler. Wanneer de familie geen geschikte opvolgingskandidaat biedt, kiest zij liever voor externe kwaliteit en regelt zij de zeggenschap op een andere manier”, zegt Maarten Vijverberg, partner bij Boer & Croon. Marein Smits, hoofd van de praktijkgroep familiebedrijven bij Boekel De Nerée: “Bedrijven realiseren zich dat wanneer opvolging binnen de familie niet goed mogelijk is, dit niet het eind van het familiebedrijf hoeft te betekenen. Zeggenschap kan immers op diverse manieren worden geregeld. Via aandeelhouderschap, maar ook via een Stichting Administratiekantoor (STAK) of door familieleden zitting te laten nemen in de Raad van Commissarissen (RvC).”
Risico
Een externe bestuurder brengt volgens de ondervraagde bestuurders ook risico’s met zich mee. 62 procent van de ondervraagden is bang voor het feit dat de familiewaarden en het familiekarakter van de onderneming verloren gaan. Andere risico ’s zijn volgens hen het korte termijndenken van de directie (30 procent), het gebrek aan motivatie van de externe bestuurder (27 procent) en het feit dat de familie zich minder betrokken voelt wanneer een externe bestuurder aan het roer staat (27 procent).
Maar de ondervraagden zien ook kansen bij een externe bestuurder. Er komt een frisse blik op de zaak en de onderneming zal op deze wijze zich kunnen voorbereiden op fusie en overnames. Zes op de tien bedrijven (59 procent) pleiten voor een RvC waarin personen van buiten de familie zitting hebben. Smits: ”Het mooie van een RvC is dat je hierin goede externen én familieleden zitting kunt laten nemen.” Vijverberg: “Wij adviseren wel een externe kandidaat te benoemen die affiniteit heeft met de praktijk van familiebedrijven. Een familiebedrijf is immers een bijzonder bedrijf. Kennis daarvan helpt.”
Lees ook:
-
Plan nu al uw opvolging
-
Ondernemers die uit de bocht vlogen
-
Commissarissen: ondernemers willen steun, geen bemoeial
-
4 typen familiebedrijven