De tweede editie van de Audi TT is een heerlijke auto voor een lekker vlot ritje over de Duitse Autobahn. Toch is het nog altijd meer een wagen voor liefhebbers van m–i dan voor liefhebbers van hárd.
Rijdt de TT niet door dan? Oh, zeker wel. De 2.0 TFSI-versie heeft 200 paardenkrachten onder de motorkap (maximaal koppel 280 Nm). En de snelheidsmeter houdt pas op bij 240, in Nederland méér dan genoeg om een halfjaar zonder rijbewijs te zitten.
Maar… Nou, vooral bij haast is te merken dat de tweeliter-TT alleen op de voorwielen aangedreven is. Je voelt de auto zoeken naar het juiste spoor en bent dus geneigd het gaspedaal zachter te toucheren. Het beestje rijdt heerlijk, mag ook zeker de naam sportcoupé dragen, maar het is geen scheurijzer.
Wat moet je er dan mee? Gewoon lekker rijden. Had de eerste versie van de TT, die al een jaar of tien op de weg was, wellicht nog wat ‘kinderziektes’, die bestaan bij nummer 2 niet.
Vertel! Bij 120 km/h gaat automatisch een achterspoiler naar buiten. De TT ligt daardoor aan de achterkant als een kart op de weg. Verder kunnen er in de nieuwe TT wat meer Albert Heijn-tassen (of Louis Vuitton-koffers) in de achterbak.
Een sportcoupé met ruimte? Hoho, laten we niet doorslaan. Met de achterbank omhoog kan er 290 liter in en de ruimte is niet praktisch ingericht. Als de achterbank neer gaat, wordt de ruimte 700 liter en dat is meer dan volwassen. Maar ook: geen gezicht. Die achterbank in de TT zit er trouwens vooral voor het plaatje hij is alleen geschikt voor achterpassagiers zonder benen of voor heel jonge kinderen.
Voor wie is zo’n auto nou eigenlijk geschikt? Simpel: voor autoliefhebbers zonder kinderen die een superstrak uiterlijk belangrijker vinden dan een echt beest onder de motorkap. En dat lifestyle belangrijker is dan pure kracht heeft een prettig neveneffect: de TT is er vanaf 45.625 euro. De handbak die ongelooflijk goed schakelt.