Methode: marktvergelijking
Marktvergelijking houdt in dat de waarde wordt bepaald op basis van wat vergelijkbare bedrijven in het verleden hebben opgebracht. In Groot-Brittannië is het makkelijk om aan die cijfers te komen, omdat bedrijfsoverdrachten daar moeten worden gemeld. Via de Private Company Price Index (PCPI) is precies te zien voor welk bedrag bedrijven zijn verkocht.
In Nederland is dit een stuk lastiger, omdat deze cijfers niet openbaar zijn. Een fundamenteler nadeel is dat bedrijven nauwelijks met elkaar te vergelijken zijn. Elke onderneming heeft zijn eigen mix van producten en markten, en zijn eigen vermogensstructuur. Een kenmerk van de PCPI is bovendien dat deze zichzelf in stand houdt. Prijzen uit het verleden werken als een self-fulfilling prophecy. Daarmee stuiten we op een groot probleem van deze methode: de waardebepaling is gebaseerd op prijs. Terwijl waarde en prijs toch echt totaal verschillende grootheden zijn.
Verschil waarde en prijs
De waarde is wat de koper maximaal betaalt of wat de verkoper minimaal moet ontvangen als beiden strikt rationeel zouden handelen. De prijs is het bedrag dat koper en verkoper uiteindelijk met elkaar overeenkomen. De prijs wordt door diverse factoren beïnvloed, zoals de financiële positie van de verkoper, de mate van concurrentie van andere kandidaat-kopers, de wijze van financieren door de koper, de fiscale consequenties, de onderhandelingskracht van beide partijen en niet in de laatste plaats: emotie. Hoe graag wil de koper kopen en hoe graag wil de verkoper van zijn bedrijf af? Waarde en prijs zijn twee verschillende begrippen. De waarde baseren op prijzen uit het verleden is daarom een principieel onjuiste methode.
Methode: intrinsieke waarde
De waarde van een bedrijf kan ook worden bepaald aan de hand van de intrinsieke waarde. Dit is de waarde van het eigen vermogen van de onderneming: het totaal van de gebouwen, machines, voorraden, liquide middelen en dergelijke, verminderd met de schulden.
De intrinsieke waarde is slechts een momentopname en dat maakt de methode minder geschikt dan andere, dynamischer methodes. Andere nadelen: de intrinsieke waarde is niet geheel objectief vast te stellen, omdat de cijfers kunnen worden beïnvloed. De waarde van de vaste activa wordt bepaald door de afschrijvingstermijnen, restwaarde en waarderingsgrondslagen. Door te ‘spelen’ met deze variabelen kan de intrinsieke waarde van de onderneming worden gemanipuleerd.
Verder zegt de intrinsieke waarde alleen iets over de waarde van de bezittingen en niet over de potentie om met deze middelen geld te verdienen, en dus over de goodwill. Het berekenen van de intrinsieke waarde heeft daarom vooral zin bij slecht draaiende ondernemingen met continuïteitsproblemen waarin geen goodwill zit.
Methode: rentabiliteitswaarde
Waardering op basis van de rentabiliteitswaarde is een eenvoudiger manier om de contante waarde van de te verwachten winst te bepalen dan de DCF-methode. De berekening verloopt in twee stappen. Eerst wordt de ‘normale’ winst bepaald op basis van gemiddelde winsten uit het verleden en verwachtingen voor de toekomst. Vervolgens wordt deze winst gedeeld door het vereiste rendement op het eigen vermogen. Hoe hoger de rendementseis, hoe lager de waarde van de onderneming.
Voorbeeld rentabiliteitswaarde
Op basis van resultaten uit het verleden en prognoses voor de toekomst bedraagt de ‘normale’
winst van een onderneming 500.000 euro per jaar. Uitgaande van een marktrente voor de lange termijn van 6 procent en een risico-opslag van 4 procent, is de rendementseis 10 procent. De rentabiliteitswaarde van de onderneming bedraagt hierdoor: 600.000 / 10 procent = 6 miljoen euro. Bij een hogere rendementseis, bijvoorbeeld van 15 procent, is de rentabiliteitswaarde 4 miljoen euro.
Het is duidelijk dat de belangen van koper en verkoper niet parallel lopen. Ook kunnen discussies ontstaan over de hoogte van de ‘normale’ winst die in de formule wordt gebruikt. Een groot nadeel van de rentabiliteitswaardemethode is dat zij ervan uitgaat dat de winst tot in de eeuwigheid dezelfde waarde heeft: die van de berekende ‘normale’ winst. Er wordt dus niet afgezien van groei.
Auteur: Koen van Santvoord