De Filippijnse archipel ligt tussen Indonesië en Taiwan, dus de verwachting is goeie saté en voordelige mp3-spelers. Maar daar reist een entrepreneur niet voor naar de andere kant van de wereld. Wat heeft een Nederlandse ondernemer hier dan wel te zoeken? “Ik ga mee om andere inspiratie op te doen”, zegt Erik Jager (37), partner van HR-interim managementbureau Entrance uit Amsterdam. “Na vijftien jaar in een commerciële onderneming wil ik mijn ervaring ook inzetten voor een maatschappelijk doel. Ik wil crossculturele en internationale ervaring opdoen en een bijdrage leveren aan armoedebestrijding, zonder geld te geven. En, we laten onze klanten zo zien dat Entrance mvo serieus neemt en er tijd, geld en energie in steekt.”
Jager is een van de elf deelnemers aan de reis van stichting Share People naar de Filippijnen waar de Nederlandse entrepeneurs lokale ondernemers helpen hun bedrijfsvoering te verbeteren. De meeste deelnemers hebben een vergelijkbare motivatie voor de reis als Jager. “Het is minder droogzwemmen dan een cursus,” verduidelijkt een van hen. Een enkele deelnemer komt vooral voor zichzelf: “Ik ben niet zo’n type dat de wereld wil verbeteren,” nuanceert hij. “Ik kom hier voor de experience“.
Inzicht in culturen
Wie aan ontwikkelingshulp wil doen, kan die het beste zelf gaan brengen. Corruptie en politieke instabiliteit zijn vaak sterker dan de daadkracht van ontwikkelingsorganisaties en als er geld aan de strijkstok blijft hangen, raken goedbedoelende gevers gefrustreerd. Bovendien werkt een aanpak vanaf de wortel duurzamer dan een incidentele financiële injectie. Volgens die filosofie zet Share People de Nederlandse specialisten tijdelijk in bij kleine duurzame bedrijfjes in ontwikkelingslanden om samen met de lokale ondernemers de bedrijfsvoering te verbeteren. Share People is ontstaan uit samenwerking tussen De Baak Management Centrum, Jong Management VNO-NCW en ontwikkelingsorganisatie ICCO. Jaarlijks stuurt ze circa zestig Nederlandse professionals naar hulpbehoevende bedrijven in derde wereldlanden, onder begeleiding van een programmamanager en een managementcoach. Uitgangspunt is dat beide partijen erop vooruit gaan: de Nederlander krijgt inzicht in andere culturen en verbetert zijn praktische vaardigheden, de lokale ondernemer krijgt grotere welvaart. De deelnemers of hun werkgever betalen voor de leerervaring zo’n vijfduizend euro.. “Ik ga het zeker bij mijn collega’s aanbevelen,” zegt een deelnemer achteraf. “Vergeleken bij andere trainingen is het goedkoop.” Ook voor de Filippijnse ondernemers is de uitwisseling voordelig, want volgens een deelnemende bedrijfsstrateeg is het gezamenlijke advies in Nederland ongeveer 100.000 euro waard.
I wil survive
Om te kijken hoe de Nederlanders hun kennis op de Filippijnen kunnen gebruiken, bezoeken ze tijdens de tweeweekse reis verschillende Filippijnse bedrijven en locaties. In de twee weken werken de deelnemers in teams aan bedrijfsplannen voor de ondernemers die vooraf door Share People zijn geselecteerd.
Niet elk bezoek is even succesvol. In een informatiecentrum in een sloppenwijk in Manilla wordt de groep geconfronteerd met een geoliede propagandamachine. Vorig jaar was de directeur van Turing Foundation hier op bezoek, de goede doelenorganisatie die ontstond na de beursgang van Tom Tom. Als resultaat staan er nu tien fonkelnieuwe computers voor de sloppenwijkbewoners. De woordvoerder van het informatiecentrum weet nu kennelijk hoe het werkt: aan het einde van zijn verhaal wordt een ziek meisje naar voren geschoven. Hij vertelt erbij dat haar genezing 60.000 pesos kost en noemt een gironummer. Ook de vertegenwoordiger van Share People is ‘not amused’ door die directe benadering. Nadat de band van wijkbewoners I will survive heeft gespeeld, zetten de Nederlanders Tulpen uit Amsterdam in en gaan in polonaise de deur uit.
De luchtige stemming slaat om als het gezelschap daarna de sloppenwijk intrekt. De slechte paden, rondrennende kinderen, krottenwoningen, stank en uitzichtloosheid van de bewoners maken grote indruk. Een gemiddelde Westerling verwacht elk moment dat Bono opduikt en een toegewijde speech houdt. Erik Jager dacht iets vergelijkbaars: “Ik dacht aan Jamie Oliver, die tevoorschijn kwam en zei: ‘En nu ga ik voor jullie koken’. Wij zijn blijkbaar al gewend aan armoede met een held er bij,” zegt hij. En in alle ernst: “Als je hier rondloopt, houden je businessideeën volledig op. Je zoekt naar oplossingen maar op deze schaal zijn ze niet te vinden. Het raakt me, ik zie alleen mijn eigen kinderen staan.”
Filippijns ondernemen
Voor een betere toekomst zijn veel businessideeën nodig. In het eilandenrijk, negen keer zo groot als Nederland, is een piepkleine bovenklasse die vrijwel alles bezit en de economische en politieke macht heeft. De lonen zijn laag en dat jaagt veel middenklassers naar het buitenland. Zelfs gespecialiseerde artsen gaan in Hongkong werken als verpleger omdat het meer oplevert. De achterblijvers moeten hard buffelen zonder veel perspectief. En slim zijn, merkt Jager als hij in een internetcafé vraagt of ze Wifi hebben: “Yes, sir, zegt de eigenaar en leidt hem naar een lege plek tussen twee computers, zet zijn laptop neer, trekt een kabel tevoorschijn en plugt hem in: Wifi!”. Andere middenklassers nemen een franchise van Amerikaanse ketens als Starbucks en Kentucky Fried Chicken of lokale als fastfoodrestaurant Binalot en bakkerij Julie’s Bakeshop. “Jonge Filippijnen hebben te weinig zakelijke vaardigheden,” zegt de Filippijnse economisch journalist Invictus Buenaventura. “Daarom is franchise erg populair. Ze kunnen hun eigen ideeën niet omzetten in een goedlopend bedrijf.” Langzaamaan verbetert dat, zegt Buenaventura. Leraren op scholen moedigen kinderen aan hun eigen bedrijf op te zetten en de overheid biedt onder meer cursussen ondernemerschap aan om bedelen en criminaliteit tegen te gaan. Maar niet alle Filippino’s zitten op school omdat ze te druk zijn om het dagelijkse eten bij elkaar te sprokkelen. Ongeveer een op de vijf van de 88 miljoen Filippijnen leeft onder de armoedegrens, van wie vijf miljoen in sloppenwijken in groot Manilla.
<nextpage>
“Ondernemen is hier geen keuze,” stelt entrepreneur Jager. “Er is niemand die je een baan geeft zonder opleiding. Je móet wel iets doen”. Jager herkent veel ondernemingsgeest in de talloze straatventers: “Handelaren kopen aan de ene kant van de markt een product in bulk, brengen het naar de andere kant van de markt en presenteren het daar in losse eenheden, keurig schoongemaakt en onder mooi licht. Het is de economie in het klein.”
Maar velen kunnen helemaal geen werk vinden. Volgens taxichauffeur Roel komt dat omdat ze daadkracht missen. Hij spaarde als bouwvakker de aanbetaling voor een eigen taxi bij elkaar en werd eigen baas: “Ik wil het patroon doorbreken. Ik wil niet dat mijn kinderen ook taxichauffeur worden.” Wat kost de rit? “200 pesos, sir”. Maar er staat 140 op de meter! “Yes. Tip, sir”.
“Voor ondernemers zijn er mogelijkheden zat hier,” vindt entrepreneur Frans Kleine Koerkamp. Hij kwam veertig jaar geleden als missionaris naar de Filippijnen, maar werd bevangen door ondernemersgeest en begon er een bamboeverwerkingsfabriek. “Het klimaat is ideaal om bloemen te kweken, maar de kennis ontbreekt om een grondanalyse te maken. Verder is er behoefte aan vakmensen als timmerlieden, metselaars en slagers. Maar je moet hier niet komen omdat de lonen laag zijn, je moet de lonen hoger willen maken. Dan kun je nog een goede boterham verdienen”.
Dat kan zelfs met hulp van buitenaf. Zo biedt het project PSOM van de Nederlandse ministeries van Economische en Buitenlandse Zaken een financiële injectie van maximaal 750.000 euro voor joint ventures van innovatieve Filippijnse en Nederlandse bedrijfjes. Een ambassademedewerker benadrukt op een netwerkbijeenkomst dat de samenwerking aan talrijke criteria moet voldoen, waaronder op lange termijn bijdragen aan de werkgelegenheid en sociale ontwikkeling.
Fair Trade
Ondernemer Jager, een logistiek specialist, een strategieconsultant en een marketingwetenschapper buigen zich tijdens deze reis over de bedrijfsvoering van Filipinas Fair Trade Ventures (FFTV). De gesubsidieerde marketingorganisatie met vier man personeel verkoopt in binnen- en buitenland interieurdecoraties en cadeauartikelen van kleine Fair Tradeproducenten, maar al twee jaar met kleine verliezen. Om erachter te komen hoe FFTV het komende jaar break-even kan draaien en het huidige businessplan commercieel kan maken, interviewt het team dagen achtereen producenten, werknemers, bestuursleden en afnemers. Daaruit blijkt onder meer dat de Nederlandse Cordaidsubsidie over tien maanden stopt, dat driekwart van de ontwikkelde producten de verkoop niet haalt en dat salariskosten niet in de verkoopprijs zijn doorberekend, maar wel de kosten om de douanepapierenverwerking te versnellen. Ook is de organisatie meer producent- dan klantgedreven. “Subsidies kunnen helpen om organisaties te professionaliseren, maar zorgen ook voor afhankelijkheid en beperking van het eigen ondernemerschap”, concludeert Jager.
De teamleden werken koortsachtig aan de eindpresentatie voor de Raad van Bestuur. Zelfs onderweg in de auto maken ze powerpointpresentaties en de gesprekken gaan door tijdens een karaokeavond met de medewerkers. Als ‘s avonds in het hotel de elektriciteit uitvalt, vergaderen ze bij het schijnsel van twee laptops onvermoeibaar door. “We moeten ons gezien de beperkte tijd concentreren op zaken die de grootste impact hebben: sales vergroten en continuïteit waarborgen,” structureert Jager. Het team krijgt steeds meer inzicht in de mogelijkheden en valkuilen voor FFTV.
Tijdens de eindpresentatie luidt een van de conclusies dat, als de subsidie stopt, de verkoop met 73 procent moet stijgen om de kosten te dekken. “Is het een optie om de zaak te sluiten?” vraagt een bezorgd bestuurslid. Jager: “Dat is altijd een optie, maar ik zou vechten om deze onderneming te behouden, omdat FFTV een duurzaam bedrijf kan worden. Als je nu sluit, gooi je de investering weg. Als ik een commerciële investeerder was, zou ik geld in FFTV stoppen, maar alleen met kostenreductie, intelligente marketing en personeel dat niet wacht tot er iets gebeurt, maar iets láát gebeuren.”
“Het bestuur vermoedde een boel van deze conclusies, maar nu staan ze in perfecte focus,” reageert FFTV-bestuursvoorzitter Vicente Roaring, die overtuigd lijkt van de hernieuwde vitaliteit van zijn onderneming.
“Wat er met het advies gebeurt, zie je pas als je terug bent in Nederland,” nuanceert Jager later. “Ik blijf vanuit Nederland de algemeen directeur coachen. Het is in elk geval goed om te zien dat commerciële principes ook toepasbaar zijn op een organisatie met sociale doelstellingen.”
Jager vindt het Share Peopleconcept uitstekend passen in een actief management developmentbeleid, waarbij je tegelijk maatschappelijk verantwoord onderneemt. “Aan het einde van de uitwisseling zijn de lokale organisaties en zelfs de sceptici overtuigd van de meerwaarde van de reis. Onze adviezen hebben grote impact op de deelnemende Filippijnse bedrijven en ook op de eigen ontwikkeling. De soms extreme omstandigheden halen je uit je comfortzone en versnellen je leerproces. Verder leverde het een enorme berg energie op. Maar we zijn ook blij dat we klaar zijn, want nu kunnen we wat slaap inhalen”. (JR)