Hoe bepaalt u de waarde van uw bedrijf? In het mkb worden multiples vaak toegepast. Het gaat daarbij om formules als vijf maal de nettowinst, eenmaal de jaaromzet, drie maal de EBITDA of bijvoorbeeld een vast bedrag per abonnee.
Binnen een branche ontstaat vaak consensus over welke vuistregel op die markt van toepassing is. Zo is een accountantskantoor bij een omzet van 1 miljoen euro tussen de 750.000 en 1,25 miljoen waard, terwijl een schoonmaakbedrijf met eenzelfde omzet maar 250.000 tot 4 ton waard is. De verschillen tussen branches zijn dus groot, maar ook de bandbreedtes binnen branches zijn fors. Een waarde van 4 ton is maar liefst 60 procent hoger dan een waarde van 2,5 ton.
Nadelen
Het grote voordeel van vuistregels is dat ze eenvoudig zijn, maar ze hebben ook nadelen. Allereerst is daar de betrouwbaarheid van de cijfers waarmee wordt gerekend. De verkopende partij heeft er belang bij om de winstcijfers op te poetsen en zij laat de formule daarom los op soms wel erg rooskleurige cijfers.
Meestal wordt een gewogen gemiddelde genomen van de nettowinst van de afgelopen drie jaar en soms wordt ook een prognosejaar in de berekening meegenomen. Omdat die prognose er altijd fraai uitziet, wordt de nettowinst, en daarmee de ‘waarde’ van de onderneming, nog verder opgedreven. De EBITDA (winst voor rente, belasting, afschrijvingen op materiële vaste activa en afschrijving op goodwill) is in die zin een betere variabele dan de nettowinst, omdat de EBITDA de winst is op het ‘hoogste niveau’ en veel minder kan worden gemanipuleerd.
In het verleden behaalde resultaten…
Een ander, elementair nadeel is dat vuistregels zijn gebaseerd op historische cijfers. De winst in de toekomst wordt geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde van de afgelopen jaren. Snelgroeiende bedrijven worden door deze methode te laag gewaardeerd. In het verleden waren de winsten laag, omdat het bedrijf in de opstartfase verkeerde. Maar de komende jaren, als het bedrijf op stoom komt, is de winst naar verwachting veel hoger. Een vuistregel houdt met dit toekomstscenario geen of weinig rekening.
Andersom kan ook. Als de verkoper zeer bepalend is geweest voor het succes van de onderneming is het nog maar de vraag of dezelfde winst ook in de toekomst wordt gerealiseerd. Daarnaast is het perspectief van koper en verkoper anders. Wat voor de verkoper vijf maal de winst is, kan in de praktijk voor de koper neerkomen op 6,7 maal de winst.
Kortom, een objectieve waarde levert een vuistregel niet op, maar de uitkomst kan wel de ruimte bepalen waarbinnen de prijsonderhandelingen plaatsvinden.
Waarom verschilt de waarde voor koper en verkoper?
Bedrijven worden vaak gekocht in de veronderstelling dat de koopsom in vijf of zes jaar moet worden terugverdiend. Voor een verkoper kan vijf keer de nettowinst echter heel anders uitpakken dan voor een koper.
We nemen een oudere ondernemer die zijn bedrijf vanaf nul heeft opgebouwd zonder noemenswaardige financiering. Stel, zijn bedrijf maakt 2 ton winst en hij wil zijn bedrijf verkopen voor 1 miljoen euro, ofwel vijf maal de nettowinst. Er meldt zich een koper. Deze heeft een financiering nodig om het bedrijf te kunnen betalen. Hij leent 800.000 euro tegen 6,25 procent. Dat kost hem 50.000 euro aan rente (althans, in het eerste jaar). Bij gelijkblijvende omstandigheden zakt zijn winst daardoor naar 150.000 euro. Hierdoor staat een vraagprijs van 1 miljoen voor de koper gelijk aan 6,7 maal de winst!
De vuistregel pakt dus voor beide partijen anders uit. Voor de koper is het bedrijf daarom alleen interessant als hij verwacht te groeien en een hogere winst te maken, waardoor hij de aankoopsom alsnog in vijf of zes jaar terugverdient.