tekst Bert Nijmeijer
Op 20 juli viel het doek voor Spetgens Holding in Liessel, Meer Uitzendbureau in Poeldijk, Brion Schoonmaak in Utrecht en Bomaro Materieel in Schiedam. Het gaat hard met de faillissementen; zelden gingen in Nederland zoveel bedrijven failliet als nu. In de eerste zes maanden van dit jaar waren het er 5.018, circa 27 per dag, 10 procent meer dan in dezelfde periode vorig jaar.
Elk jaar worden 40.000 tot 50.000 bedrijven opgericht, in de wetenschap dat 80 procent na vijf jaar niet meer bestaat. Ondernemen in Nederland: de bus nemen in Bagdad lijkt veiliger. Het optimisme van de jaren negentig bracht mensen op ideeën: goh, misschien kan ik ook wel ondernemen. Voor zover niet gesneuveld in de crisisjaren na 2000 doen ze dat nu, vier, vijf, zes jaar na oprichting, voor ondernemers traditioneel de jaren dat er wordt afgerekend. Achter de namen en de inschrijfnummers van de Kamer van Koophandel schuilen allemaal persoonlijke verhalen, mooie plannen bij de oprichting, hoop en tegenslagen die allemaal zijn uitgemond in hetzelfde, een bedrijf dat omvalt.
Het leven is een bokswedstrijd, meent Steinn Magnusson (44), en wel eentje waarin hij tot nu toe elke ronde onderuit ging. “Maar ik sta altijd weer op,” zegt de veteraan in de harde wereld van de parket- en laminaathandel. Zijn portemonnee puilt uit van de visitekaartjes. Magnusson is een man die altijd mogelijkheden ziet. Die zag hij ook toen hij in 1998 het bedrijf Nordic Flooring begon, met een partner die net zo optimistisch naar het leven kijkt als hij en daar bijzonder vlot over kan vertellen. “Het slechtste idee van mijn hele leven,” zegt hij nu. In 2000 stond Magnusson voor de rechter, zonder partner, tot over zijn oren in de schulden.
Toen hij 19 jaar oud was begon hij zijn eerste bedrijf, in zonwering en de reiniging van voorgevels. Hij speelde een blauwe maandag semi-profvoetbal in Zweden voordat hij in 1988 naar Nederland kwam om er een laminaatfabriek op te zetten. In 1991 was de fabriek technisch failliet. Koud uit het faillissement begon hij een eenmanszaak, Nesca, in dezelfde branche. De man die hem in 1998 overhaalde met hem in zee te gaan in Nordic Flooring had grote plannen. Hij had geld, Magnusson kennis van de markt, en samen zouden ze heel groot worden. De bank wilde wel dat Magnusson persoonlijk aansprakelijk zou worden voor de resultaten, want met vloeren wist je het nooit. Doen, zei de partner. Dit kan niet misgaan. Magnusson kocht op aanraden van zijn partner groot in. Via Nesca leverde hij Nordic partijen tegen inkoopsprijs. Overal haalde hij parket en laminaat vandaan, duur, goedkoop, van iets mindere kwaliteit soms, het maakte niet uit.
Het eerste jaar maakte Nordic flink verlies, zoveel dat het niet meer was goed te maken toen het later wat beter ging. Met zijn partner had Magnusson mondelinge afspraken dat die geld in het bedrijf zou steken. Die werden niet nagekomen. Magnusson kon zijn schulden niet meer voldoen. De partner was intussen met andere dingen bezig en meestal onbereikbaar, terwijl de problemen voor Magnusson zich opstapelden. Nesca had ook al schulden, mede doordat Magnusson via zijn eigen bedrijf geld in Nordic Flooring had gestoken. Bij de bank had hij het maximum van zijn krediet bereikt, en de bank vond het tijd dat hij ging terugbetalen.
Open kaart
Als hij Jan Scholten er toen niet had bijgehaald, had Magnusson hier nu misschien niet gezeten. Scholten, van Waagmeesters Bedrijfs Advies, begeleidt ondernemers bij een dreigend bankroet. “Ik kijk of we de problemen kunnen oplossen,” zegt hij. Soms is hij er op tijd bij, maar meestal wordt Scholten te laat ingeschakeld. Dan kan hij niets anders doen dan de schade beperken. “Hoe later ik erbij kom, hoe groter de schade.” In het meest trieste geval kan hij alleen nog met de nabestaanden praten. Voor sommigen is met het einde van hun levenswerk ook hun leven afgelopen. Tot het laatst hebben ze geknokt, en verloren. Met de openbare verkoop en de advertentie in de krant komt het gezichtsverlies. Scholten heeft het regelmatig meegemaakt. Het zijn er tientallen per jaar.
Magnusson koos er voor open kaart te spelen, met leveranciers, met crediteuren. Met Scholten zat hij bij de bank: als jullie niet willen helpen, was de boodschap, dan zit er niks anders op dan bij de rechter een faillissement aan te vragen. Volgens Scholten kon je dat nog altijd beter zelf doen dan dat anderen het voor je deden. Een “superschoon faillissement” was het: het bedrijf werd netjes afgewikkeld, de producten gingen terug naar de leveranciers, de inventaris werd verkocht, de hal geveegd, de curator kreeg een kopje vers gezette koffie. Er was zelfs nog een beetje geld in kas.
Magnusson stond op straat, dat wel, met nog altijd enorme schulden. Terwijl de curator bezig was, mocht hij het land niet uit, moest hij zich melden als daarom gevraagd werd. Hij kon geen huur meer betalen en moest zijn huis uit, kwam weken door zonder een cent op zak. Hij vertrok naar Portugal en eind 2001 kwam hij terug naar Nederland en de schulden die daar wachtten. Met van vrienden geleend geld (hij had nog wat vrienden over) kocht hij de bank en de Belastingdienst af met de beproefde methode: dit kun je krijgen, en anders niks. Daar gingen ze dan maar mee akkoord.
De Wet schuldsanering natuurlijke personen (de Wsnp) wilde hij niet in: dan moet je drie jaar lang alles wat je verdient afstaan, ben je met handen en voeten gebonden. Magnusson wilde vrij zijn. Tegenspoed kan van goede mensen slechte maken: je hoort het vaak genoeg dat mensen die failliet gaan rare dingen gaan doen, gaan sjoemelen. Magnusson wil dat niet. “Ik kan iedereen, leveranciers, klanten, recht in de ogen kijken,” zegt hij.
Magnusson is, hoe kan het anders, weer voor zichzelf bezig. Deels noodgedwongen ook. Als je meer dan tien jaar zelfstandig bent geweest, merkte hij, staan bedrijven niet in de rij om je in dienst te nemen. Hij heeft Nesca nog en staat op het punt om mede-eigenaar te worden van een parketvloerproducent uit Oldenzaal. Inkoop van hout uit Duitsland, verkoop naar Engeland, die dingen. Hij heeft weer zelfvertrouwen, heeft een appartement gekocht in Hengelo, is verloofd met een Amerikaanse. Hij is ‘weer in het leven gekomen,’ zoals hij dat omschrijft.
Dit kost je vijf jaar van je leven, zegt hij. Ook in de periode dat het moeilijk ging, stond Magnusson vroeg op, met een gezond ontbijt, en ging bezig met nuttige dingen: lezen, denken, bellen. Er zijn mensen die dan gaan uitslapen, thuis blijven. Die slapen in. Maar Magnusson is er sterker van geworden, minder naïef geworden en zakelijker. En hij kan erover praten, over zijn faillissement. Dat is in Nederland moeilijk. Als het goed gaat met je als ondernemer, de mensen zien je in een grote auto rijden, dan kijken ze tegen je op. Maar een faillissement is als een besmettelijke ziekte, je wordt gemeden en er wordt gepraat over die ‘loser’. In Amerika hoort een faillissement bij het spel; een goede ondernemer hóórt bijna een keer failliet te gaan. Als je je weer opricht, ben je de held.
Nat pak
Het einde van een bedrijf wordt meestal ingeleid op twee manieren: de bank zegt het krediet op of de Belastingdienst laat beslag op de spullen leggen. Als de bank het krediet opzegt, ligt alles stil: de uitbetaling van lonen, betalingen aan leveranciers, inkoop, afdrachten van premies. Dan kun je niet meer ondernemen. Hetzelfde verhaal na beslaglegging door de belasting: zonder stoelen om op te zitten en goederen om te verkopen is er van je bedrijf eigenlijk alleen nog de naam over. Bij de bank is het ondernemerskrediet gekoppeld aan een rekening-courant; er werken mensen die de rekeningen goed in de gaten houden. Vallen de inkomsten al een tijdje tegen of staat een ondernemer constant tegen zijn maximumkrediet aan, dan krijgt hij of zij telefoon en een afspraak. De bank ziet alles, ook de privé-opname voor een nieuwe auto die gezien de verdiensten misschien niet zo verstandig was.
Met de Belastingdienst viel meestal nog wel een betalingsregeling overeen te komen, tot de dienst per 1 januari van dit jaar nieuw beleid invoerde: geen regelingen meer, betalen is betalen. Een groot probleem, zegt adviseur Jan Scholten, waar veel entrepreneurs aan onderdoor gaan. Ondernemers in de problemen nemen niet altijd de verstandigste beslissingen, beslissingen die nodig waren toen het nog kon, vóór bank en belasting zich ermee gingen bemoeien, voor die schuldeiser hun faillissement aanvroeg. Ze staan onder druk, functioneren niet meer goed, krijgen problemen thuis. Ondertussen loopt de rente door en komen er nieuwe verliezen bij. Elke maand wordt het gat dieper.
Surseance, uitstel van betaling, draait in Nederland bijna altijd uit op een faillissement, omdat bank en belasting gewoon verder kunnen gaan met hun kredietopzegging en beslaglegging. En dan is het afgelopen. De rechter wijst een curator aan, een advocaat, die de boedel komt verdelen onder bank, belasting en andere schuldeisers en die zichzelf daarbij niet vergeet. BV’s gaan failliet, natuurlijke personen kunnen onder voorwaarden in de schuldsanering. Dat is drie jaar bloeden, daarna ben je overal vanaf. De maatschappelijke schade door faillissement en schuldsanering is groot. Die bedraagt dit jaar naar verwachting 3,8 miljard euro en 100.000 arbeidsplaatsen.
Een faillissement wordt opgeheven als er geen baten meer zijn, gemiddeld na twee tot vier jaar. Maar ondernemers hadden eerder kunnen saneren: kosten omlaag, winsten omhoog. Misschien hadden ze hun zaak moeten opheffen toen die beslissing nog aan henzelf was, toen er nog genoeg opbrengsten waren om de schulden te voldoen. “Dan kom je er nog met een nat pak vanaf,” zegt Scholten. Er zijn regelingen: een nieuw bankkrediet met een staatsgarantie, een soort hypotheek, en er is de ‘bijstand voor ondernemers’ (bbz), een lening bij de gemeente van maximaal 170.000 euro tegen een lage rente, met de verplichting winst te gaan maken. “Daar wordt veel te weinig gebruik van gemaakt,” zegt Scholten. “Zo’n 80 tot 90 procent van de aanvragen wordt goedgekeurd. Veel ondernemers kennen het niet.”
Kantje boord
Achteraf hadden ze het beter niet kunnen doen, maar achteraf heb je makkelijk praten. Kees en (50) Hennie de Gooijer (53) uit Helmond hadden een mooie winkel in computers en kantoorbenodigdheden, postkantoortje erbij, wat personeel, het ging prima. Ze groeiden flink, kregen er een groot pand bij, richtten zich op automatiseringsklussen in scholen en bedrijven. Wéér groeiden ze uit hun jas, toen op een dag een makelaar belde. Hij had een bedrijf te koop, zei hij, een grote automatiseerder op het industrieterrein. Het was het jaar 2000. De familie De Gooijer ging om de tafel met de accountant van de verkoper, de makelaar en iemand van hun eigen bank ABN AMRO. Met de investering in de automatiseerder zaten ze aan hun financiële top. Hun huis moest erbij als onderpand; het was getaxeerd op 990.000 gulden, ofwel 449.000 euro. ABN AMRO waardeerde het op tot 650.000 euro. Dat leek billijk, de huizenprijzen stegen, en de automatisering zat nog in de lift. Het kon allemaal nét, leek het.
Op 30 oktober 2000, de dag dat ze zouden tekenen, kwam er een fax van de notaris: of ze meteen telefonisch 1,1 miljoen euro wilden overmaken. Die prijs hadden ze niet afgesproken. “Normaal als je een bedrijf koopt, is dat vrij op naam,” zegt Hennie. Nu kwamen er ineens kosten koper bij. Kees en Hennie waren overdonderd. Ze hadden te weinig, maar de bank ging nog eens kijken naar hun winkel, hun voorraad, en bepaalde dat de hypotheek nog eens 90.000 euro hoger zou uitvallen. Dat hebben Kees en Hennie toen maar gedaan. Er kwamen tegenslagen: varkenspest en gekke koeien. De klanten van het overgenomen bedrijf waren vooral boeren, die hun aankopen nu uitstelden. 11 september 2001 was geweest, en overal begonnen internetzeepbellen uiteen te spatten. Het was elke maand kantje boord of de familie aan haar verplichtingen kond voldoen: de salarissen van nu 32 man, belastingen, premies, de huur van de panden. Als je een bedrijf koopt, ben je nog geen eigenaar van het pand.
De bank was de 90.000 euro financiering vergeten. Voor zover Kees en Hennie wisten, zat er 227.000 euro krediet op het overgenomen bedrijf. De bank hield het op 136.000 euro. Al op 30 november 2000 konden ze de salarissen niet meer betalen. Vanaf de eerste maand zat het fout, zegt Kees. Er kwam een man van ABN AMRO praten over kostenreductie. Ze moesten eerst de automatiseringsafdeling van hun oude winkel van de hand doen, toen hun oude, geliefde winkel zelf, inclusief personeel. Op 1 mei 2002 hadden de De Gooijers alleen hun automatiseringsbedrijf nog. Ze zetten alles op alles, waren bij met al hun verplichtingen toen er krap een maand later opnieuw bericht van de bank kwam. ABN AMRO zegde per direct het ondernemerskrediet op. “Waarom, dat snappen we nog steeds niet,” zegt Hennie. Er viel niet over te praten.
Op 24 mei ging de deur op slot. Op 3 juni waren de De Gooijers in Den Bosch om hun faillissement aan te vragen, met adviseur Jan Scholten inmiddels aan hun zijde. Buiten, voor de rechtbank, ging Kees’ telefoon. De deurwaarder: hij stond voor het bedrijf in Helmond en kwam beslag leggen op de inventaris. ABN AMRO had een versnelde procedure aangevraagd, om de Belastingdienst voor te zijn. Hoe of het alarm uit moest, vroeg de man nog. Het was geen vrolijke dag. Terug in Helmond trof Kees zijn bedrijf leeggehaald aan, administratie en papierwerk uit de kasten verspreid over de grond. Een ravage was het. De curator, die ze een paar dagen later nog een van huis meegebrachte tuinstoel konden aanbieden, was not amused. Bij Kees en Hennie was niets meer te halen. Ja, ze hadden hun huis nog.
Ondertussen hadden ze Wsnp aangevraagd. Sommige mensen gaan failliet, andere komen in de schuldsanering. De familie De Gooijer heeft beide: faillissementen voor drie bv’s en schuldsanering voor hen persoonlijk. De bank vond het bij zo’n grote overname verstandig dat ze hoofdelijk aansprakelijk werden. “We hadden er vertrouwen in,” zegt Hennie, “dus we deden het.”
Hun huis, getaxeerd op 650.000 euro, werd op de veiling voor 120.000 euro verkocht. Ze betrokken een huurwoning in een buurt met krappe straten. Kees en Hennie zitten in de woonkamer, op meubels die aan vervanging toe zijn. Aan de muur hangt een foto van de familie in gelukkiger tijden: Kees en Hennie met hun zoons, op vakantie in Frankrijk, naast een riviertje en een luxe Mercedes-terreinwagen. Nu, maar een paar jaar later, zitten ze soms op vrijdag rond de tafel en vragen aan hun kinderen: “Jongens, hebben jullie nog wat? We moeten boodschappen doen.” Kees de Gooijer zucht. “We zijn er allebei van overtuigd: als we door hadden mogen gaan, dan hadden we het gered.” Ze werken allebei, Hennie bij de Stichting Welzijn Deurne en Kees bij een bedrijf dat interactieve infozuilen maakt. Over drie maanden loopt de schuldsanering af. Dan mogen ze hun salaris houden. Tja. Kees de Gooijer steekt nog een sigaret op. “Er zijn nog wat rekeningen blijven liggen”.
Bijna failliet. Wat doe je?
- Betaal kleine crediteuren. Die trekken anders sneller aan de bel.
- Vraag uitstel van betaling bij uw belangrijkste crediteuren. Stel een betalingsregeling op.
- Laat een factoringmaatschappij uw debiteuren overnemen.
- Wees zuinig met uw persoonlijke uitgaven.
- Verkoop uw activa en huur/lease ze terug.
- Regel bijstand voor ondernemers (bbz), een lening bij de gemeente van maximaal 170.000 euro tegen een lage rente, met de verplichting winst te maken.