Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Topsporters in het bedrijfsleven: Ben van der Burg

Op topsport zit een houdbaarheidsdatum. Veel Nederlandse topsporters hebben na hun sportcarrière daarom nog een loopbaan in het bedrijfsleven. Welke lessen hebben deze oud-topsporters geleerd in hun dubbele carrière? In aflevering 1: Ben van der Burg.

ben van der burg schaatser triple
Foto: Vera de Kok (CC BY-SA 3.0)

Ben van der Burg (1968) was langebaanschaatser en pakte ooit zilver op het WK allround. Toen hij 22 was, raakte hij geblesseerd en moest hij stoppen met topsport. Nu is hij commercieel directeur bij Triple.

Hoe ging dat, die overgang van schaatsen naar het bedrijfsleven?

Ben van der Burg: ‘NOC*NSF stelde toen ik stopte 300 gulden beschikbaar voor een maatschappelijke carrière voor mij. Ik heb dat aangenomen en er een paar rondjes in het café van gegeven. We werden allemaal dronken – dat kon toen nog voor 300 gulden – en toen had ik echt niks meer. Da’s ook mooi hè, als je niks meer hebt en vanaf nul kunt beginnen.

Ik heb veel goeie tips gekregen in mijn leven. Eentje was gewoon: ga je verdiepen in iets, als je veel van iets weet, is het vanzelf interessant. En als je blijft doorgroeien, word je expert. Ik had mazzel dat er een plek kwam bij Vodafone waar ik geknipt voor was.

Met de opkomst van 3G zou er video op mobiel komen en ze zochten mensen uit de media, waar ik toen al een beetje in zat, vooral op de radio. Zo ben ik me gaan verdiepen in technologie. Ik ben heel erg nieuwsgierig, wil alles weten. Dat helpt in technologie, altijd kunnen doordenken.’

Was het moeilijk om na de topsport de corporate wereld in te gaan?

‘Op een verjaardagsfeestje in die tijd sprak ik Jan van der Meulen, de voormalig directeur van Randstad NL. Hij hielp ex-sporters te integreren in de maatschappij en vertelde: “Als ik binnenkom op kantoor en ik zie een 29-jarige Olympische medaillewinnaar, dan denk ik, wat zal dat moeilijk zijn voor die jongen.”

Topsport heeft als nadeel dat je persoonlijkheidsontwikkeling uit het lood raakt. Je hebt de koning ontmoet, bent overal geweest, hebt mensen verslagen, je weet hoe je iets moet bereiken. Maar je snapt niet hoe je een radertje moet zijn in een systeem, hoe de maatschappij en economie in elkaar zitten.’

Hoe ervoer je dat zelf?

‘Ik had geluk dat ik 22 was toen ik stopte. Ik was tien jaar schaatser geweest; nog tien jaar en ik was kansloos geweest, denk ik. Als sporter ben je de held en ga je dat zelf ook geloven. Iedereen kijkt tegen je op, je verdient veel geld en dat is niet voor iedereen gunstig. Narcisme ligt op de loer. Ik had daar ook last van, nog steeds, maar toen meer. Toen mijn sportcarrière ten einde kwam, zei mijn vrouw: “Ga eens gewoon ergens van negen tot zes werken, een schakel zijn in een groot mechanisme. Hoe voel jij je dan?”’

En, hoe voelde je je?

‘Zes jaar bij een corporate, Vodafone, was een heel nuttige, strakke leerschool. Ik had veel minder vrijheid dan in de sport. Ik kreeg ineens een personeelsnummer en pop-gesprekken. Je bent niet meer uniek. Er kwam veel meer regelmaat in mijn leven, met die baan van negen tot zes.

De eerste tijd had ik daar echt moeite mee, omdat ik altijd zoek naar wat echt belangrijk is, terwijl negen van de tien vergaderingen nergens over gaan. Gaandeweg leerde ik beter die kleine stapjes zien als een weg naar iets groters.

Mijn team bij Vodafone was ook wel een bijzonder team, met aparte mensen van wie sommige nog steeds vrienden zijn. Ik kon bij hen wel terecht met existentiële vragen die ik als radertje in zo’n corporate kreeg: waar doen we het voor, wat heeft dit voor zin?

Je moet ook blijven werken. Voldoening is niet aan het zwembad liggen kijken hoe het water kabbelt, maar iets doen waar je gepassioneerd over bent, iets wat je later kunt navertellen, mensen bewegen. Nu ben ik in mijn werk net zo fanatiek als destijds met schaatsen. Dit is bovendien veel multidimensionaler dan sport. Sport is toch je in een klein gebiedje perfectioneren, je wereld vernauwen om dat te kunnen doen. Ik wil verbreden, verdiepen.’

Sport je nog?

‘Nee, niet meer, ik ben van nature eigenlijk niet zo’n sporter. Ironisch genoeg word ik dik van sporten; ik krijg er honger van, en dan ga ik te veel eten. Ik mis het sporten niet maar wel dat naar een absoluut iets toewerken. Topsport is lekker concreet; je doel is een gouden medaille, een WK. Dat is in de echte wereld moeilijker.

Waar ik in mijn werk voldoening uit haal is innovatie en groei zien. Een collega mag bijvoorbeeld naar de Parijse business universiteit Insead. Ik word er blij van dat hij dat doet en verder kan leren. Klanten blij maken, het iedere dag wat beter doen. De wetenschap dat ik een héél klein beetje bijdraag aan de digitale wereld.’

Impact maken in de digitale wereld is mijn doel in dit werk; ik kijk de hele tijd terug en vraag me af: zit daar groei in?

Wat doe je zelf om te groeien en te innoveren?

‘Ik lijk misschien snel verveeld maar ik kan prima zes uur aan een stuk een dik boek lezen. Innovatie gaat om het belang van ontwikkelen, ook mezelf. Ik ga veel naar musea en dans, iedere week wel. Ik wandel elke dag een uur met de hond in het bos; mijn meditatiemoment.

Ik lees en kijk veel op mijn vakgebied, ik lees de krant goed. En de laatste tijd doe ik expres dingen die ik niet fijn vind; omrijden, naar een slecht restaurant of hotel gaan om te kijken: wie ben je dán? De hele tijd bevestigd worden in je mening is ook niet goed, dan leer je niks.

Mijn vrouw zegt altijd: de ergste mensen zijn die mensen – dat zijn vooral mannen tussen 40-50 – die zo zeker zijn, die niet meer met vraagtekens zitten. Juist in technologie is onzekerheid nodig, daar moet je tegen kunnen. Je bent niet alleen topsporter of directeur, je bent ook vader, broer, echtgenoot; de compleetheid van de mens moet je niet vergeten.’