“Het onderwijs staat aan de vooravond van een echte innovatiegolf”, stelt Roel Smabers van Parantion. De in Deventer gevestigde ict-ondernemer werkt al sinds 1999 samen met verschillende grote onderwijsinstellingen, waaronder de Rijksuniversiteit Groningen en de Technische Universiteit Delft. De online vragenlijsten en enquêtes waarmee hij destijds begon zijn inmiddels uitgegroeid tot geavanceerde meettools waarmee de ontwikkeling van studenten, docenten en onderwijsinstellingen nauwkeurig in kaart kan worden gebracht. In nauwe samenwerking met de TU Delft ontwikkelde Parantion bijvoorbeeld Scorion. Deze ‘online peer review’ maakt de onderlinge beoordeling door groepjes studenten eenvoudig en overzichtelijk. Via een dashboard kan de docent continu zicht houden op de vorderingen en ontwikkeling van honderden studenten.
“Wij verwachten komende jaar een omzetgroei van dertig procent”, aldus Smabers. “En dat terwijl wij feitelijk geen verkopers in dienst hebben. Het product genereert zijn eigen vraag.” Smabers ziet de oorzaak daarvoor in de samenkomst van een aantal belangrijke ontwikkelingen. Zo neemt de behoefte aan kostenbeheersing en resourcemanagement sterk toe in het onderwijs, en gaan steeds meer oudgedienden met pensioen. Dat zijn veelal mensen die innovatieve trajecten in het onderwijs begeleiden met jarenlange vergadertrajecten over de mogelijke ‘pedagogische effecten’. Hun opvolgers zien de mogelijkheden veel scherper, aangezien ze zelf privé vaak al dagelijks werken met zaken als apps, social media en clouddiensten.
Hoe groot de Nederlandse online educatiemarkt precies is, is niet bekend, maar in de VS is goed te zien hoe booming de markt is. Waar tien jaar geleden nog iets meer dan 100 miljoen dollar venture capital werd geïnvesteerd in bedrijven die zich richten op technologie in educatie, was dat anno 2011 al 429 miljoen dollar, aldus cijfers van de National Venture Capital Association. Een andere Amerikaanse onderzoekspartij, GSV Advisors, kwam met nog grotere cijfers door te stellen dat de investeringen in edtech-bedrijven in 2012 zijn gestegen naar 1,1 miljard dollar. Volgens The Economist zijn investeringen in de sector bijna even hoog als in de dotcombubbel. Niet gek dus dat edtech-ondernemingen in de VS tegen megabedragen worden overgenomen. Zo werd Wireless Generation gekocht voor 340 miljoen dollar en EmbanetCompass voor 650 miljoen dollar.
Cloud computing
Nieuwkomers profiteren daarvan op verschillende toepassingsgebieden. Allereerst is er een enorme groei van zogenaamde middle ware companies, bedrijven die scholen bijstaan bij het implementeren van bestaande technologie. Een van die firma’s is het Utrechtse g-company. “Het onderwijs is een omgeving waar men niet echt ict-vaardig is”, stelt accountmanager Huig Ouwehand, die zich sinds 2008 in deze branche heeft gespecialiseerd. In eerste instantie werd hij vooral ingeschakeld om bestaande functionaliteiten te integreren met de mogelijkheden van de cloud, zoals het synchroniseren van complexe (les)roosters met de mobiele telefoons van docenten en studenten. Inmiddels gaat het steeds vaker om totaaloplossingen en de implementatie van Google Apps. “In hoger onderwijs stuiten we nog vaak op ict-omgevingen uit het tijdperk van voor cloud computing, waarop docenten hun curriculum en leerstof delen met studenten. Die draait dan nog op de servers van de instellingen, wat duur is en ten koste gaat van de focus op functionaliteit. Door dat hele proces online te brengen besparen we de Universiteit van Utrecht nu enkele tonnen per jaar. Als je dat kunt voorrekenen aan onderwijsinstellingen gaan de handen uiteraard wel op elkaar.”
Massive open online courses
Een andere veelbelovende groeimarkt is de productie en het aanbod van online lesmateriaal. Bekende trendsetter hierin is de Kahn Academy, het in 2004 door de Indiase acteur en filantroop Salman Kahn opgerichte leerplatform. Dat plaatst duizenden videolessen op YouTube over onder meer wiskunde, geschiedenis, financiën, astronomie en economie. Deze zogenaamde massive open online courses (mooc) worden steeds populairder, onlangs maakte bijvoorbeeld ook de TU Delft bekend deze markt te betreden. Nog een stapje verder is het online zetten van volledige lesstof, inclusief lesboeken en ander voorheen papieren leermateriaal. Uiteraard maken producenten daarbij volop gebruik van de nieuwe multimediale en online mogelijkheden om de student of cursist een meer relevante en effectieve leerervaring te kunnen bieden.
Een van de meest succesvolste Nederlandse startups op dit gebied is Squla, dat niet voor niets eerder dit jaar in de Sprout Challenger 50-lijst terecht kwam. “Schoolboeken zijn vaak saai, terwijl je op het internet talrijke mogelijkheden hebt om de lesstof aantrekkelijker te maken”, vertelt initiatiefnemer Andre Haardt. “Als creatieve nieuwkomer kun je je daar echt mee onderscheiden.”
Met name voor jongeren is online lesstof vrijwel altijd voorzien van beeld en geluid bij Squla. Interactie is een andere vaste waarde: als een kind een vraag stelt of antwoord geeft, krijgt hij direct antwoord of andere feedback. Door deze elementen te combineren kun je van leren een spannend spel maken, meent Haardt. “Met ons spel ‘Zinnen Raden’ oefenen kinderen niet alleen rekenen, maar zijn ze direct ook bezig met Nederlandse uitdrukkingen en gezegdes. De sommetjes worden steeds moeilijker en met elk goed antwoord krijgen ze punten en letters.”
Eigen cursus produceren
Een andere populaire manier om lesstof aantrekkelijker te maken is het introduceren van een ‘social’ element. Sociale media als Facebook zijn populair, en deze nieuwe vormen van massacontact kunnen uitstekend worden ingezet door nieuwkomers op de educatieve markt. Verschillende leerwebsites bieden bijvoorbeeld een forum waarop leerlingen elkaar kunnen helpen met vragen en tips, of het aanbieden van relevante lesstof. Startup Gibbon schakelt haar gebruikers zelfs in om online cursussen te produceren. “Ons uitgangspunt is dat mensen vooral heel veel van elkaar kunnen leren”, vertelt Petar Radosevic van Gibbon. “Grote vraag is echter: hoe verspreid je die kennis? Met ons platform presenteren we een toegankelijk antwoord op die vraag.” Op de Gibbon website (‘the easiest way to get ridiculously smart’) kunnen gebruikers hun eigen cursus presenteren door allerlei op internet geplaatste informatie samen te voegen tot een leerpad. Inmiddels telt de private-betaversie zo’n drieduizend cursisten en bijna driehonderd leerpaden.
“Dat zijn vooral nog veel mensen uit ons netwerk, zoals designers en programmeurs”, aldus Radosevic. “Er zijn echter ook al leerpaden voor advocaten, geschiedkundigen en kunst. Wij houden de inschrijving doelbewust vrij voor iedereen die denkt dat hij of zij iets interessants te vertellen heeft. Dat kan dus ook een leraar zijn of juist een leerling die zo een innovatieve spreekbeurt in elkaar zet. De website is zo ontworpen dat de beste en populairste leerpaden automatisch boven komen drijven.” Makers van leerpaden krijgen niet betaald voor hun moeite; Gibbon gaat ervan uit dat zij zich op deze wijze kunnen onderscheiden dan wel profileren op hun vakgebied. Tegelijk hoeven particuliere gebruikers ook niets te betalen. Het verdienmodel is gebaseerd op bedrijven die een gesloten leeromgeving inrichten om bijvoorbeeld de laatste vakliteratuur of jurisprudentie toegankelijk te maken voor medewerkers. Radosevic: “Daarbij kunnen ze nauwkeurig de vorderingen van specifieke medewerkers volgen. Voor veel bedrijven is dat een absoluut voordeel.”
Adaptief leren
Dat geldt mogelijk nog meer voor scholen, universiteiten en andere leerinstellingen. Waar veel leraren nauwelijks nog tijd hebben voor persoonlijke aandacht, kan de computer letterlijk elke toetsaanslag van de leerling volgen. Door deze informatie te vergelijken met een database vol andere (geanonimiseerde) verrichtingen van cursisten, studenten of leerlingen, is de computer in staat de aangeboden lesstof nauwkeurig aan te passen aan het niveau van de individuele leerling. “Dat proces heet adaptief leren”, vertelt Radosevic. “Op die manier ontstaat een verdiept inzicht in de wijze waarop cursisten omgaan met de lesstof. Die kennis kun je onder meer gebruiken om ze aan te moedigen aan hun minder sterke kanten te werken. Bijvoorbeeld door het geven van tips en extra punten of badges als je die tips opvolgt. Wij zijn hard aan het werk om dat soort mogelijkheden toe te voegen aan ons leerplatform.”
Traditionele uitgevers
Bij Squla is dat element inmiddels al verder uitgewerkt. Naast de directe feedback aan leerlingen wordt de verkregen kennis ook gebruikt om ouders in te schakelen. “Iedereen weet hoe lastig het is om bij je kind uit te vissen hoe het nou precies gaat op school”, vertelt Andre Haardt. “Wij sturen de ouders een wekelijkse update, en daarbij kunnen ze dagelijks op de site kijken. In een oogopslag zie je dan of het kind veel of weinig heeft gespeeld, welke resultaten zijn behaald en waar de knelpunten zitten. Bovendien kunnen ze hun kinderen aanmoedigen met leuke berichtjes en een plaatje. Zoals wij vroeger stickertjes kregen, zeg maar. De betrokkenheid van de ouders bij de opleiding van hun kinderen wordt daarmee aanzienlijk vergroot. Wij willen ook echt aanmoedigen dat dit een zaak wordt van leraren, kinderen én ouders gezamenlijk.”
Om die reden koppelde Squla in een vroeg stadium al een aantal onderwijsdeskundigen aan het project. Inmiddels is daar een samenwerking met toetsinstituut CITO bijgekomen. “Ons aanbod sluit daardoor direct aan op de lesstof van de scholen”, aldus Haardt. “ Dat was een belangrijke voorwaarde om ook de leraren mee te krijgen. Onderwijs is inderdaad niet de meest progressieve branche in Nederland. Als je een échte bijdrage wilt leveren, moet je product daarom staan als een huis.”
Dat is ook de ervaring van internetondernemer Rutger Peters. Nadat hij en compagnons Erik Goossens en Jean-Pierre Deckers vijf jaar geleden hun succesvolle casual gamesplatform Zylom verkochten, viel hun oog op het digitale schoolbord dat sinds 2008 in steeds meer klaslokalen hangt. Kwalitatief hoogstaande en eenvoudig toegankelijke content was echter nog moeilijk te vinden, een lacune waar de ondernemers graag wilden inspringen met hun nieuwe bedrijf Gynzy. Dat bleek echter minder eenvoudig dan gedacht. “De toelevering van onderwijsmiddelen wordt al sinds jaar en dag gedomineerd door een handvol grote, traditionele uitgevers”, aldus Peters. “Hoewel die wel veel praten over innovaties in het onderwijs, zijn ze volgens mij toch vooral bezig met behoud van hun marktaandeel.”
Grote efficiëntieslag
Belangrijke les is daarom om dat nieuwkomers op deze markt goed moeten nadenken over hoe ze hun product of dienst in de handen van de eindgebruiker kunnen krijgen. Om dat te bewerkstelligen betrok Gynzy leraren en scholen bij elke stap in het ontwikkelingsproces. “Met een soort grass roots marketing hebben we ons vooral op de leerkrachten gericht. Die leren ons vaak kennen via Google, tijdens hun online zoektocht naar geschikt lesmateriaal voor hun digitale schoolbord. Vervolgens geven ze bij hun ict-coördinator en schoolhoofd aan dat ze gebruik willen maken van onze diensten.”
Dat geldt nu voor ruim 50.000 leerkrachten van 3.500 basisscholen. Bovendien heeft Gynzy de overstap naar Amerika gemaakt, waar de belangstelling voor educatieve software de laatste jaren enorm is gegroeid. “Wij hebben ons het afgelopen jaar vooral bezig gehouden met het valideren van de behoefte en ons sales- en marketingmodel”, vertelt Rutger Peters. “Bovendien hebben we een eerste pilot project gedraaid met vijfhonderd leerkrachten van vijftig basisscholen in New York en New Jersey. Inmiddels is Gynzy in heel Amerika actief, dat in totaal zo’n 1,5 miljoen digitale schoolborden telt. In onze visie blijven leraren een belangrijke spil in het leerproces. Daarom moeten zij het gebruik van innovatieve nieuwe oplossingen als eerste omarmen.”
Volgens Roel Smabers van Parantion kunnen nieuwe toetreders tot de markt geen beter moment treffen dan nu. “Enerzijds is het onderwijs rijp voor een grote efficiëntieslag. Anderzijds zie je dat wereldwijd vele miljoenen mensen een beroep gaan doen op goedkoop online onderwijs. Ondernemingen die daar op in kunnen spelen zijn spekkoper”, stelt hij. Hij heeft wel tips voor nieuwkomers: “Vanuit onze ervaring raad ik aanbieders van complexe oplossingen aan niet te ver voor de muziek uit te lopen. Deel niet te veel complexe details, presenteer je product in hapklare brokken en spiegel concrete resultaten voor. Zelf hebben wij daar geen verkopers voor in dienst. Al onze cases staan online, en voor gedetailleerde uitleg kunnen potentiële klanten op YouTube terecht. Wij krijgen inmiddels regelmatig belletjes van enthousiaste nieuwe klanten die eindelijk een oplossing zien voor problemen waar ze al jaren mee worstelen.”