Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Advertorial – Migration Match

Migration Match verzorgt grootschalige ICT-migraties en kostenbeheersing bij bedrijven met meer dan 2500 medewerkers. Persoonsgebonden middelen blijken bij veel bedrijven een verborgen kostenpost waarin pijnloos kan worden gesneden, terwijl het rendement enorm is. Alleen al met licenties zijn meestal aanzienlijke kosten te besparen.


Migration Match is in 2005 mede opgericht door Janneke van den Berg. “Ons bedrijf is voortgekomen uit de vraag van relaties om hen te ondersteunen in complexe, grootschalige projecten”, vertelt Van den Berg. “Dat verschafte ons inzicht in de do’s-and-don’ts inzake ICT-migraties en -transities. Bij ons staat niet de technologie centraal, maar de bedrijfsvoering. De onderneming in kwestie is nauw betrokken bij het migratieproces. Dankzij onze eigen migratiemanagementmethode M3© en onze hooggekwalificeerde medewerkers kunnen we migraties vlekkeloos en just in time laten verlopen, zonder dat dit ten koste gaat van de arbeidsproductiviteit. Dit onder het motto ‘Tijdens de verbouwing gaat de verkoop ongehinderd door’. Hierbij voeren we een strakke, pragmatische regie. Onze toegevoegde waarde is het grootste wanneer we de regie krijgen over het gehele migratie- en transitieproces. Dit zorgt voor een snelle en betrouwbare transitie.”

Behapbaar proces

“Onze eerste stap is om het proces beheersbaar te maken en ervoor te zorgen dat het blijft doorstromen”, vervolgt Van den Berg. “Het is essentieel dat alle betrokkenen op de planning kunnen vertrouwen en kunnen voorspellen wanneer wat plaatsvindt. Wil een proces voorspelbaar zijn, dan moet het vooral behapbaar zijn. Daarom clusteren we werkplekken die we als logische eenheid kunnen inplannen. Dit noemen we ‘chunken’, naar het Engelse woord voor brok. Elke chunk wordt binnen een vooraf vastgestelde tijd gemigreerd.”
“Om überhaupt te kunnen chunken, moeten we het ICT-landschap inventariseren”, vertelt Jeroen Wijnen, directeur Migration Match Vestiging West. “Vaak worden pas bij een grote transitie de draaiboeken uit de kast gehaald, maar je zou sowieso moeten weten hoe je mensen hun werk doen: wat je bijvoorbeeld aan applicaties en licenties hebt. Bij een succesvolle migratie is het belangrijk dat de administratie in de onderneming op orde is. Anders verhuis je de ruis mee. Deze analyse voeren we uit in samenwerking met de betrokken managers. In dit stadium stuiten we vaak op ‘rommel’: persoonsgebonden middelen als softwarelicenties, telefoonkaarten, laptops, toegangspasjes en randapparatuur. Een sourcingpartner als KPN ziet dat ook. Dit jaar is klanttevredenheid speerpunt voor KPN en kan hulp bij het verbeteren van het kosteninzicht leiden tot een hogere klanttevredenheid. De discrepanties die uit zo’n inventarisatie naar boven komen, worden gemeld bij de verantwoordelijke manager, die vervolgens mutaties aangeeft. Dit leidt tot opheffingen. Ons uitgangspunt is dat we van een besparingspotentieel van gemiddeld twee miljoen euro de helft kunnen realiseren, afhankelijk van het beleid van de organisatie.”

Cost Control

Onder het motto ‘Waarom zou je wachten met opruimen tot een migratie?’ is kostenoptimalisatie bij Migration Match uitgegroeid tot een zelfstandig bedrijfsonderdeel: Cost Control. Cost Control heeft ruime ervaring met grote opdrachtgevers als KPN, Universiteit Wageningen, Randstad HR Solutions en KLM, wat resulteert in een gemiddelde resultaatverbetering van 8 à 15%. Cost Control werkt in vier stappen toe naar een gezonde kostenstructuur, vertelt Wijnen. “Stap één is dat we aan de hand van bronsystemen als ontvangen facturen, personeelsadministratie en IT-administratie(s) in kaart brengen welke persoonsgebonden middelen er zijn en welke medewerker wat gebruikt. Daarbij komen ook middelen aan het licht die niet tot medewerkers kunnen worden herleid, en wordt duidelijk welke medewerkers middelen hebben die niet, of niet langer, bij hun functie passen.”
Wijnen vervolgt: “We richten ons op organisaties met meer dan 2500 medewerkers. Daar loopt dergelijke verrommeling al snel in de papieren. Vaak weet het management niet precies wat er wordt uitgegeven. Middelen als mobiele telefonie en licenties zijn niet tastbaar, maar wel kostbaar. Als het contract nog niet is afgelopen, maar het gebruik wel, moet je dit kunnen overzetten op een collega. Als een project is afgelopen, blijven er allerlei spullen over die moeten worden afgeboekt of opnieuw moeten worden ingezet. Vaak gebeurt dat echter niet. Bij bedrijven die kiezen voor een eenmalige kostenoptimalisatie bepalen de budgetverantwoordelijken welke kosten worden stopgezet. Dat is stap twee. Deze verwerking vindt online plaats met gebruik van ons systeem ‘CC Optimizer’. Stap drie is afsluiting van de optimalisatiefase met een evaluatie van het resultaat. Op basis hiervan doen we voorstellen om ook voor de toekomst kosten te blijven beheersen via onze portal Cost Control Online. Daarmee houdt een bedrijf niet alleen greep op de persoonsgebonden middelen, maar kan het ook het orderproces schoon houden. Stap vier behelst verdere optimalisatie door Cost Control Online te integreren in de processen van inkoop en factuurbeheer. We kunnen een maandelijkse analyse aanbieden van de mutaties in de bronsystemen. Met een maandelijkse toetsing kun je goed bijhouden wat er aan middelen wordt uitgegeven.”
Van den Berg besluit: “Het proces is geen vervanging van de bestaande gang van zaken, maar een dashboard met overzicht over alle kosten voor persoonsgebonden middelen. Daarvoor moeten we meestal wel door de nodige weerstand heen breken. Geen manager gaat graag met de billen bloot, maar de besparingen zijn zodanig dat we onszelf ruim terugverdienen.”

Migration Match

Postbus 206, 2250 AE Voorschoten
Rouboslaan 34, 2252 TR Voorschoten
Telefoon: (071) 560 12 70
Fax: (071) 560 12 80
E-mail: [email protected]
www.migrationmatch.nl
 

IT-schaarste? 7 redenen waarom remote teams een logische oplossing zijn

In samenwerking met Gapstars - Terwijl de vraag naar IT-talent stijgt, blijft het aanbod nog altijd schaars. Daarin wint het samenstellen van remote teams als oplossing steeds meer terrein. 'Je moet het zien als het inhuren van een team aan nieuwe IT-collega's die fulltime op afstand werken', zegt Hugo Hemmen, ceo en oprichter van Gapstars.

gapstars hugo hemmen ceo it schaarste remote werken
Hugo Hemmen is ceo van Gapstars. Foto: Getty Images / Gapstars

1. IT’ers zijn schaars

Het is bepaald geen breaking news, maar mocht je het toch hebben gemist: IT’ers zijn extreem schaars. Momenteel zijn er zo’n 580.000 Nederlanders werkzaam in IT-functies. Van deze groep heeft slechts 6,8 procent een actieve positie op de arbeidsmarkt, significant lager dan het landelijk gemiddelde van 11,5 procent voor de hele Nederlandse beroepsbevolking.

‘Die schaarste zal de komende jaren verder uitbreiden’, zegt Hugo Hemmen, oprichter en ceo van Gapstars, dat bedrijven helpt met het bouwen, onderhouden en ontwikkelen van remote IT-teams. ‘Je ziet dat het gebrek aan IT-talent nog steeds invloed heeft op de beslissingen van bedrijven én de businessplannen die eraan hangen. Ik heb in de acht jaar dat wij zelf bezig zijn de schaarste alleen maar nijpender zien worden.’

2. Groei van IT houdt aan

Terwijl het aantal IT’ers op de arbeidsmarkt dus bovenal schaar is, zit er geen rem op de groei van de techindustrie. Nederland heeft er recent met Mews en DataSnipper weer twee nieuwe tech-unicorns bijgekregen. ‘Je ziet steeds meer bedrijven, groot of klein, inzetten op automatisering, digitalisering en robotisering’, zegt Hemmen. ‘Dat zorgt alleen maar voor meer vraag naar talentvolle IT’ers.’

Arbeidsmarktdatabedrijf Intelligence Group verwacht dat het IT-vakgebied in 2030 zo’n 8,5 procent van de totale beroepsbevolking zal uitmaken. Op dit moment is dat nog 6 procent. ‘Trends als cloud computing, big data, cybersecurity, artificial intelligence (AI) en het Internet of Things (IoT) zijn de sleutelfactoren die deze groei ondersteunen. Het is een beetje wachten op de volgende techboom.’

3. Onvoldoende IT-personeel kost groei én omzet

En voor wie nog twijfelt aan de gevolgen van die schaarste: het beperkt uiteindelijk de omzetmarges én de groeimogelijkheden, zo stelt onderzoek van Linden-IT. In een onderzoek onder meer dan 1.000 hr-verantwoordelijken geeft 20 procent aan dat hun organisatie de afgelopen twee jaar een lagere winst heeft behaald vanwege een tekort aan IT-talent.

Dat treft voornamelijk grote organisaties, waar meer dan 35 procent van de ondervraagden aangeeft dat dit een negatieve impact heeft op de groei van hun bedrijf. In tegenstelling tot grote bedrijven ervaren kleine en middelgrote ondernemingen minder vaak dit probleem, met slechts 22 procent die dezelfde zorgen deelt. Bovendien missen grote organisaties door deze kwestie ook vaker winst, met een significant verschil van 35 procent tegenover 16 procent bij de kleinere bedrijven.

4. IT’ers werken liever remote

Terwijl IT’ers in de praktijk dus nog vaak een hide and seek-spelletje spelen met potentiële werkgevers, is het vrij duidelijk waar ze precies zijn: thuis. Bijna 68 procent van alle werknemers in de technologiesector wereldwijd werkt volledig remote. ‘Als je IT-talent zoekt, kun je niet van ze verlangen dat ze vijf dagen naar kantoor komen’, zegt Hemmen. ‘Je moet inspelen op hun wensen en behoeften.’

Thuiswerken is voor de IT’er al langer heel gewoon. Professionals in de IT-sector hebben al járen ervaring met het op afstand samenwerken en communiceren. Bovendien hebben IT-experts die samenwerken met teams verspreid over verschillende continenten, zich al vaker aangepast aan flexibele werkschema’s om rekening te houden met de tijdsverschillen.

5. Remote teams zijn productiever

Volledig of gedeeltelijk thuiswerken blijkt ook een positief effect te hebben op de productiviteit van medewerkers, zowel vanuit het perspectief van werknemers als werkgevers. Zo geeft 40 procent van werkend Nederland aan productiever te zijn vanuit huis. Onder IT-professionals ligt dit percentage zelfs nog iets hoger, op 45 procent.

6. Kostenbesparing

Door je IT te outsourcen, hoeven bedrijven geen kantoorruimte te huren, te investeren in dure apparatuur óf te voorzien in vergoedingen voor woon-werkverkeer. Maar dan heb je nog altijd twee opties, ziet Hemmen. Kies je voor een off-shore of een near-shore team? ‘Dat is voor ons letterlijk het verschil tussen Sri Lanka en Portugal.’

‘Off-shore is meer voor bedrijven die wat meer risico durven te nemen en overtuigd zijn van het idee dat de mensen écht niet om de hoek hoeven te zitten. Je krijgt daardoor een betere businesscase, omdat arbeid daar veel goedkoper is. De keerzijde is dat je te maken krijgt met grotere cultuurverschillen én tijdverschil.’

7. Een bredere talentpool

Door te werken met remote teams, gaat er letterlijk en figuurlijk een wervingswereld voor je open. Met een team op afstand zijn bedrijven niet langer beperkt tot de lokale talentenpool. Ze kunnen kandidaten uit de hele wereld aantrekken, waardoor de kans groter wordt dat ze de juiste vaardigheden en expertise vinden.

Dat betekent overigens niet dat je anders met talent moet omgaan, ziet Hemmen. ‘Als je ze eenmaal hebt, wil je ze behouden. Alle dingen die je normaliter voor je personeel in Nederland zou doen, blijven gelden. Je moet het zien als het inhuren van een team aan nieuwe IT-collega’s die fulltime op afstand werken. Dat is wat ons betreft ook de sleutel tot succes én een harde eis als we met nieuwe klanten gaan werken.’

Startup-founders worstelen met universiteit als aandeelhouder

De Nederlandse universiteiten leveren volop deeptech-startups af, maar de academische research zou vaker moeten leiden tot internationaal succesvolle scaleups. Hoe halen we meer eruit? Deel één van de serie Make Holland Great Again: hoe startups soms kunnen worstelen met de universiteit als aandeelhouder. 'Investeerders stappen niet in een startup met dead capital.'

startups universiteiten academische spin-outs

Het is een pijnpunt waar oprichters van academische startups mee zeggen te worstelen: hoe de universiteit zich opstelt als kraamkamer van de kennis en (vaak) aandeelhouder van hun onderneming.

Vooral bij deeptech-startups is vaak sprake van een gepatenteerde uitvinding of methode waar het allemaal mee begint. Dat heet in jargon IP (intellectual property), ofwel het geestelijk eigendom van de onderzoekers en hun werkgever. Die IP kan de startup uniek maken, een voorsprong geven op concurrenten of zelfs voor doorbraken laten zorgen.

De waarde van kennis

Dat idee, dat patent is geld waard, daar zijn ondernemers, investeerders het wel over eens met de universiteiten. Vandaar dat daar bij het opzetten van een academische startup iets over moet worden geregeld. Of het nou de onderzoekers of studenten zelf zijn die als founders optreden, of dat het een ondernemer van buiten is die business wil maken van de kennis. De volgende vraag is er een waarover altijd zal worden gesteggeld: hoeveel is die kennis waard?

Dat is altijd een kwestie geweest van onderhandelen. Een slimme ondernemer zal zeggen: leuk dat ideetje van jullie, maar als ik er mijn schouders niet onder zet, ligt het waardeloos te verstoffen op de plank. Elke universiteit heeft een Knowledge Transfer Office (KTO) en vaak ook een investeringstak die op zijn beurt natuurlijk volhoudt dat het IP onmisbaar is voor wereldwijd succes, hoogst uniek en daarom flink wat waard.

In ruil voor een aandelenbelang, een licentievergoeding of een combinatie daarvan wil de universiteit het patent dan wel overdragen. En zo krijgen de founders van begin af aan een bijzondere mede-aandeelhouder bij hun startup. Hun ervaringen met de universiteit als aandeelhouder variëren, net als de grootte van het belang dat de academia nemen in hun onderneming.

Niet zelden vroegen universiteiten in het verleden 25 procent of meer in ruil voor het in te brengen IP. Als je als foundersteam vervolgens investeerders aan boord haalt, ben je al snel je meerderheid kwijt – en daarmee de zeggenschap.

Te groot belang universiteiten

‘Investeerders, zeker de beste internationale durfinvesteerders in deeptech, snappen er helemaal niets van als een universiteit een aandelenbelang heeft van meer dan 10 procent in een spin-out’, zegt Stef van Grieken, die na een carrière in Silicon Valley bij onder meer Google Cradle heeft opgericht, een scaleup die AI inzet om eiwitten te ontwerpen. ‘Daar investeren ze niet in.’

Dead capital noemen ze die aandelen. Een ondernemer heeft aandelen nodig om medewerkers te belonen en in de toekomst kapitaal op te halen om het bedrijf te laten groeien. Dit soort dead capital zorgt ervoor dat het bedrijf beperkt wordt in hun groei en dat zorgt er dan weer voor dat goede investeerders afhaken.’

‘De overgrote meerderheid van veelbelovende academische spin-outs zijn al ten dode opgeschreven voordat ze goed en wel de voordeur van hun instelling uit zijn, doordat Nederlandse hogescholen en universiteiten veel te kortetermijngierig zijn’, aldus Van Grieken. Hij kent genoeg verhalen van ondernemers die worstelen om vervolginvesteringen op te halen doordat de universiteit een belang heeft, maar ze zullen niet snel de vuile was buiten hangen.

Sneller zakendoen

Een ander pijnpunt: het tempo waarin universiteiten zakendoen. Volgens de duidelijk Amerikaans denkende Van Grieken zou een instelling binnen vier weken een spin-out moeten kunnen opzetten om mee te kunnen in de race om de meest veelbelovende technologie. ‘Acht maanden onderhandelen over de IP, dat is heel erg lang in startupland.’

Effect Photonics had ooit ook zo’n moeizame start, herinnert medeoprichter Boudewijn Docter zich. Het succesvolle fotonicabedrijf haalde in maart 2024 nog 35 miljoen euro op, maar het had maar een haartje had gescheeld of de spin-out van de TU Eindhoven was nooit van de grond gekomen. Zo stevig moesten Docter en zijn medeoprichters onderhandelen over een patent waarop ze hun startup baseerden. ‘Het ging zelfs over de vraag of het überhaupt de moeite waard was om ons onderzoek te patenteren. Het duurde zó lang, dat ik een paar momenten had waarop door me heen ging: moet ik dit wel doen?’

De TU nam ook een belang in zijn startup en Docter – die inmiddels een rol heeft bij venture builder HighTechXL – heeft altijd prima zaken kunnen doen met de universiteit als aandeelhouder. ‘Ik zie bij andere deeptech-startups de belangen tegenwoordig richting 20 tot 25 procent gaan. Dan kun je inderdaad een discussie krijgen met nieuwe investeerders over de rol van de universiteit. Maar ik moet zeggen: meestal wil de universiteit in zo’n geval wel inschikken, bijvoorbeeld door een deel van zijn belang ter beschikking te stellen als pool voor werknemersaandelen.’

Afspraken over royalty’s

De universiteit wil en mag zijn kennis niet gratis weggeven aan elke willekeurige voorbijganger. In plaats van aandelen te eisen, is er ook de optie van royalty’s in ruil voor het gebruik van de IP. In de regel is dat een percentage van de omzet en is aan de licentievergoeding een belangrijke clausule verbonden: pas na zoveel omzet of royaltyvergoedingen wordt het patent overgedragen.

Dat is niet om zoveel mogelijk geld te verdienen aan onderzoek, maar bedoeld als stok achter de deur, om te voorkomen dat het patent bij de onderneming ongebruikt blijft liggen. Dergelijke zogeheten anti-shelving-bepalingen geven in theorie een volgende startupondernemer in zo’n geval een kans. En ook al is het logisch dat universiteiten de maatschappelijke toepassing van hun IP bewaken, het zit ondernemers soms ook in de weg.

‘Ik heb royaltyvergoedingen gezien van 30 procent van de omzet. Hoe kun je dan succesvol worden als je marges maar 20 procent zijn, als ze al positief zijn?’, zegt Van Grieken. ‘Als je zo’n afspraak afdwingt, pretendeer je informatie te hebben over een toekomstige business die je helemaal niet kunt hebben.’ En weer zijn het investeerders die liever boter bij de vis zien: waar investeren ze in, als de startup niet eens eigenaar is van het patent waarop het hele businessplan is gefundeerd?

Vast bedrag blijkt molensteen

We spraken ook een ondernemer die een wel heel beroerde licentiedeal had gesloten met de universiteit over het gebruik van belangrijke IP: naast dat percentage van de eventuele omzet al vanaf jaar één een vaste vergoeding. ‘Wij dachten heel naïef: laten we het maar doen, we halen straks geld op en dan is dat bedrag geen punt. Dat bleek een fout aan onze kant.’

Want de investeringen stroomden minder snel binnen dan gedacht, dat vaste bedrag bleek een molensteen en de universiteit was aanvankelijk niet heel toeschietelijk. ‘Investeerders begonnen te morren: waarom wordt de universiteit betaald van geld dat we in jullie bedrijf stoppen?’ Uiteindelijk werd het jaarlijkse bedrag – met rente – doorgeschoven naar de toekomst.

Dagelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Dagelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Dagelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Maar de zaak ligt nog steeds zo gevoelig, dat de oprichter strikt anoniem wil blijven. Want er komt een moment dat investeerders erop staan dat de universiteit het patent overdraagt aan zijn startup. ‘Tja, we moesten toch wat. De gesprekken met de universiteit over het oprichten van onze startup duurden al een jaar.’

Goede voorbeelden van universiteiten

Veel ondernemers zijn kritisch over hoe universiteiten omgaan met spin-outs. Terwijl het veel vaker goed gaat, met academici die zich ontpoppen tot succesvolle startupondernemers die kind aan huis blijven bij hun alma mater. De universiteiten zelf doen intussen aantoonbaar meer dan ooit hun best om de startups alles mee te geven voor hun potentiële succes. Zij krijgen de vloer in de volgende aflevering van deze serie over academische spin-outs, die maandag 13 mei verschijnt.