Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Waarom ik beter ben dan jij, behalve als leider

We vinden onszelf al snel beter dan de ander. Arrogant? Ja, maar ook heel nuttig.

Dat zelfkennis onontbeerlijk is om leiding te geven, zullen weinigen bestrijden. Helaas hebben we doorgaans opvallend weinig (juiste) kennis over onszelf. Sterker nog, we hebben als mens allemaal de neiging onszelf structureel te overschatten. Leidinggevenden zijn daar zeker geen uitzondering op, integendeel zelfs. Als je ze het zou vragen, dan veronderstellen ook zij bovengemiddeld te presteren op IQ-tests, rijvaardigheid, altruïsme, of bijvoorbeeld leiderschapskwaliteiten.

Steevast bovengemiddeld

De vraag is natuurlijk: is dat erg, dat vertekende zelfbeeld? Het antwoord is dat er positieve, maar zeker ook negatieve effecten door kunnen optreden. Als ik met kandidaten de resultaten bespreek van een geschiktheidsonderzoek, zijn ze steevast verbaasd als zij ondergemiddeld scoren op bijvoorbeeld cognitieve kwaliteiten. Eigenlijk veronderstellen álle kandidaten dat ze bovengemiddeld zullen scoren. Iets was statistisch natuurlijk onmogelijk is.

Gelogenstraft

Vraag mensen rechtstreeks naar hun sociale gedragingen, en ze zullen van zichzelf vinden dat ze medelevend en zorgzaam zijn. Vraag het echter niet rechtstreeks en onderzoek het door het met een betrouwbare en gevalideerde test in kaart te brengen, dan worden zelfoordelen regelmatig gelogenstraft. Dat is op zichzelf niet zo ernstig, want de meeste mensen proberen zich te gedragen naar hun zelfbeeld. Dus als je blijkbaar waarde hecht aan 'zorgzaam zijn', door dat over jezelf zo uit te spreken, dan zul je je eerder ook zo proberen te gedragen in je sociale contacten.

Kent uzelve

Foto via Flickr.com

Neurowetenschap

Wij mensen zijn bij uitstek sociale wezens. Ons leven is intensief verbonden met dat van anderen. Zowel onze gezondheid als ons gevoel van welzijn hangt sterk samen met het contact dat we met anderen hebben. Neurowetenschap helpt om te begrijpen hoe het contact met anderen ons beïnvloedt. Welke hersenprocessen beïnvloeden de complexe patronen van de interactie met anderen?

Mentale snelkoppelingen

Hoewel nog veel sociaal gedrag lastig te duiden is, zijn veel gedragingen wel inzichtelijker geworden door de neurowetenschap. Zo bezitten we het vermogen om met mentale snelkoppelingen anderen te beoordelen. We classificeren anderen op basis van algemene kenmerken die passen bij een groep, waarvan we vinden dat de ander deel uitmaakt. Deze handelswijze heeft voordelen. We hoeven niet elk detail van gedrag te analyseren, voordat we (denken) weten hoe met de ander om te gaan.

Stereotypen

Helaas heeft deze mentale snelkoppeling ook nadelen. Veel stereotypen – gedragingen die we associëren met specifieke groepen – zijn negatief. Benutten we onze sociale stereotypering, dan leidt dat regelmatig tot negatieve veronderstellingen over anderen. De Marokkanen, de PVV’er, de Grachtengordeldemocraat, de kakker, noem maar op. De typering blijft niet beperkt tot ‘grote' maatschappelijke thema’s. Ook in de dagelijkse werkomgeving worden we erdoor gehinderd. Van de carrièrejager verwacht je niets anders dan dat hij zijn eigenbelang najaagt; de ambtenaar kan alleen maar regeltjes volgen en boekhouders zijn allemaal kommaneukers.

Foto via Flickr.com

Oordeel is snel geveld

De invloed die stereotypering heeft op ons gedrag maakt het zinvol om te onderzoeken hoe het mechanisme werkt en vervolgens om te kijken of de nadelen van dit gedrag in positieve zin te beïnvloeden zijn. Neurologische studies laten zien dat sociale categorisering in hoge mate een automatische proces is, zonder al te veel bewuste controle. Als we een foto van iemand zien, is in de hersen binnen 0,2 sec een specifieke reactie waarneembaar. Een reactiepatroon dat direct verandert zodra we een foto te zien krijgen van iemand uit weer een andere sociale groep.

Vlees in de kuip

Kortom, we weten razendsnel wat voor vlees we in de kuip hebben. Dat die oordelen uitermate onbetrouwbaar kunnen zijn, ervaren we ook regelmatig. Dan hoor je mensen iets zeggen in de trant van: 'Het is een echte corpsbal. Alleen als je hem alleen meemaakt is het een goeie vent'. Onze oordelen over anderen worden sterk gekleurd door ons (gewenste) zelfbeeld. En juist hier schuilt het nadeel van de beperkt betrouwbare zelfkennis. Wíj rijden geen deuken in auto’s, wíj snappen altijd alles direct en wíj zijn niet spanningsgevoelig.

Mededogen

Om goed leiding te kunnen geven is het essentieel je te kunnen verplaatsen in anderen. Alleen dan zul je in staat zijn anderen – in plaats van lekker snel ‘af te serveren’ – werkelijk te ondersteunen in het beter leren uitvoeren van hun taakopdracht. Een zeker mededogen vraagt zelfkennis, waardoor je gaat beseffen zelf ook niet overal bovengemiddeld in te zijn. Betere zelfkennis verkleint het risico dat we met onze mentale snelkoppelingen snel labelen en louter negatieve oordelen vellen over alles dat ons niet direct bevalt.

Meer brein in bedrijf?