Het OM en de politie zet tegenspraak in om tunnelvisie te voorkomen. Leerzaam voor bedrijven, zegt officier van justitie Chris van Dam.
In 2000 werd een 10-jarig meisje vermoord en haar 11-jarig vriendje mishandeld in een park in Schiedam: de Schiedammer parkmoord. Toen de jongen hevig bloedend het park uitrende, klampte hij de eerste de beste persoon aan om de politie te laten bellen. Het toeval wilde dat deze man bij de politie bekend stond als pedofiel. Dat bizarre toeval was aanleiding tot een van de hardnekkigste gevallen van tunnelvisie uit de geschiedenis.
Moeilijk te verteren
Voor de rechercheurs die de misdaad onderzochten was het toeval moeilijk te verteren, en zij begonnen de man (Cees B.) aan te merken als verdachte. Hij werd aangehouden en legde na een zware ondervraging een bekentenis af, die hij de volgende dag herriep. Uiteindelijk werd hij wel veroordeeld. De rechercheurs negeerden dat zijn bekentenis niet klopte met hoe de moord was gepleegd. Ook het gebrek aan DNA-sporen en welk ander bewijsmateriaal dan ook, vonden zij niet belangrijk genoeg. Tips over andere mogelijke verdachten namen ze nauwelijks serieus. Een van deze tips betrof Wik H., die de moord 4 jaar later uiteindelijk bekende. In de periode tussen 2000 en 2004, toen hij onterecht vrij rondliep, pleegde H. nog twee andere zware zedenmisdaden.
Tunnelvisie
Tunnelvisie is een bekend probleem van besluitvorming. Van tunnelvisie is sprake als te snel wordt gekozen voor één favoriete oplossing en alternatieve informatie wordt weggemoffeld. ‘Men kauwt net zolang door totdat het lijkt alsof de verdachte het gedaan heeft’, zoals een hoogleraar het omschreef die de parkmoord onderzocht.
Informatie aanpassen
De behoefte de informatie ‘aan te passen’ aan de gekozen lezing van de werkelijkheid kan ver gaan. Uiteindelijk haalden de rechercheurs van de moordzaak de 11-jarige jongen opnieuw naar de verhoorkamer, om hem onder druk te zetten zijn getuigenis te veranderen, zodat deze in overeenstemming zou komen met de verklaring van Cees H. (iets wat de jongen overigens weigerde).
Zwarte dag
Toen de vele fouten uit de zaak later bekend raakten, was het een zwarte dag voor het ministerie van Justitie. De zaak stond immers niet op zichzelf: eerder waren er ook al justitiële blunders gebleken in de zaak Lucia de B. en de Puttense moordzaak. Nederland was verontwaardigd, de Tweede Kamer eiste maatregelen en de minister reageerde met het instellen van een verbeterprogramma voor het werk van de politie en het openbaar ministerie, het programma Versterking Opsporing en Vervolging, dat van start ging in 2005.
Op enige afstand
Een van de hoofdonderdelen van dat programma was de organisatie van tegenspraak. Bij het justitiële apparaat houdt dat onder meer in dat nu bij grotere strafzaken een aparte officier van justitie wordt aangesteld, die de zaak op enige afstand volgt. Deze tegenspreker heeft inzage in alle informatie, kan vraagtekens plaatsen bij de richting waarin het onderzoek zich ontwikkelt en alternatieven aandragen. Als een onderzoek vastloopt, kan een herbeoordeling worden gedaan.
Chris van Dam
‘Het uitgangspunt’, zegt Chris van Dam, ‘is dat een collega-officier van justitie meeleest, meekijkt en de keuzes en scenario’s zo nodig ter discussie stelt.’ Van Dam is plaatsvervangend hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam, en voert het programma ‘Versterking Opsporing en Vervolging’ in de praktijk uit. Ook managers in het bedrijfsleven kunnen daarvan leren, zegt hij. ‘Zij kunnen er ook veel baat bij hebben als er soms iemand tegen ze inpraat of hun keuzes tegen het licht houdt.’
10 vragen aan Chris van Dam:
MT: Wie bepaalt bij het OM welke zaak voor tegenspraak in aanmerking komt?
Van Dam: ‘In formele zin wordt dat bepaald door de hoofdofficier van justitie, die aan het hoofd staat van het arrondissementsparket. Het gaat in de regel om zware zaken, zoals moordzaken, maar bijvoorbeeld ook om publicitair gevoelige zaken. De hoofdofficier kan de verplichting opleggen tegenspraak te organiseren, maar in de praktijk heb ik meermalen meegemaakt dat de behandelend officier van justitie zelf erom vraagt: “Ik wil getoetst worden op wat ik doe.” Die wens is begrijpelijk, omdat iedereen weet dat er uiteindelijk altijd een moment komt dat je wordt getoetst op wat je doet. Zoals tijdens de zitting, of in de media. Eventuele vergissingen die dan duidelijk worden, wil je vóór zijn.’
Kun je van tevoren bepalen wanneer het nuttig is? Of gebeurt het bij zaken met een bepaalde omvang of gevoeligheid?
‘In de eerste jaren – niet lang na de Schiedammer parkmoord – hadden we de neiging het middel ruim te gebruiken. Toen werd ook bij de héle zaak tegenspraak gevraagd. We dachten: laten we dit nieuwe middel van a tot z inzetten. In de loop der jaren heeft het gebruik zich ontwikkeld. Nu zie je dat mensen voor een bepaald item in een zaak tegenspraak vragen. “Is in deze zaak van verkrachting sprake of niet?” “Kun je voorbedachte rade bewijzen zodat een doodslag een moord wordt?” Het verschil tussen de twee maakt bij de strafmaat veel verschil, en kan dat ook doen in de beleving van de nabestaanden. Bij lastige juridische vragen kan het erg nuttig te zijn je keuzes te toetsen met een tegenspreker. We gebruiken nu ook steeds vaker een dubbele bezetting van twee officieren van justitie, met aanvullende vaardigheden. Zo zie je dat het middel tegenspraak in enkele jaren al een evolutie doormaakt.’
Hoe is de acceptatie als iemand met een andere mening komt?
‘Het is vooral de toon die de muziek maakt. Bedenk in de eerste plaats dat het zeer ervaren collega’s zijn die als tegenspreker worden aangesteld. Je wordt niet even op maandagochtend aangewezen. De tegensprekers gaan ook op cursus, vooral om hun manier van communiceren te ondersteunen.’
Toch pijnlijk, iemand naast je die je beslissingen in twijfel trekt.
‘Er moet een groot element van vertrouwdheid in zitten. Of beter gezegd: vertrouwen. Het moet ook niet zo zijn dat we met zijn allen onder een grote warme deken zitten. Iemand moet kunnen zeggen dat hij vindt dat een onderzoek de verkeerde kant op gaat, in een gesprek op basis van vertrouwen over en weer. De communicatie moet makkelijk verlopen en low profile zijn, en de onderzoeker moet niet het idee krijgen dat hij ter verantwoording wordt geroepen. Nog slechter: als de kritiek loopt via de leidinggevende van de officier van justitie. Dan is het snel voorbij met de tegenspraak.’
Zit er geen gevaar in als ‘zwaargewichten’ als tegenspreker gaan optreden? Het gevaar dat zij met hun eigen oplossingen komen en te veel gaan sturen?
‘Dat is niet de bedoeling. Zeker als de rest van het team het idee krijgt dat de zaak wordt overgenomen. Een van de onderdelen van de cursus is dat je leert je eigen rol te beperken. De tegenspraak moet gericht zijn op de officier van justitie, de centrale persoon in het geheel, en niet op de mensen eromheen. Verder is de vertrouwensband van groot belang.’
Hoe veel en vaak kan het middel worden gebruikt? Er is ook een kostenaspect…
‘Uiteraard. Iemand die tegenspraak geeft, moet er veel tijd in investeren. Dat is ook een reden waarom we selectiever zijn geworden en ons vooral op de juridische discussiepunten richten. Ik moet er overigens bij zeggen dat de rol van tegenspreker een gewilde positie is. Je mag als een vlieg op de muur zitten, je wordt overal in betrokken en mag kritisch zijn, maar tegelijk heb je niet de lasten die het onderzoek met zich meebrengt. Daarnaast: we vragen natuurlijk niet aan de jongste bediende om tegenspreker te spelen. Het is een eer.’
Is het denk je voor bedrijven ook zinvol om tegenspraak te institutionaliseren, zoals jullie doen?
‘Ik zal eerlijk zijn. Bij het product dat we afleveren, de inhoud van wat wij doen, is tegenspraak ruim ontwikkeld. Maar daarnaast zijn we ook gewoon een organisatie die gemanaged moet worden, en daarbij doen we het niet beter dan andere grote organisaties waar tegenspraak nog in een pril stadium is. Eigenlijk kunnen we van onszelf leren. Eerder dit jaar was ik namens het OM projectleider bij de Nuclear Security Summit in Den Haag. Een veeleisende klus, en ik heb toen iemand bij het team gehaald die uitsluitend als taak had tegen te spreken. Dat was de eerste keer dat ik zoiets deed.’
En, was dat lastig?
‘Soms. Ik had iemand uitgekozen die gespecialiseerd was in crisisbeheersing. Hij vroeg: “Wat moet ik doen?” Ik zei: “Tegenspreken.” “Hoef ik dan niets anders te doen?” “Nee, je hoeft niks anders te doen.” Aan het eind van elke vergadering gaf hij aan of we, in zijn ogen, goed bezig waren op zowel het proces als de inhoud. Hij corrigeerde me bijvoorbeeld als iemand iets had willen zeggen, maar de kans niet had gekregen. Soms was het irritant, dan wilde je gewoon dóór. Maar uiteindelijk was het heel waardevol. Het is als rijden met een veiligheidsriem.’
Is tegenspraak bij het OM ‘af’? Het programma Versterking Opsporing en Vervolging werd in 2010 afgerond en gepresenteerd in de Tweede Kamer.
‘Voor ons is tegenspraak nooit af. Als je tegenspraak op je nachtkastje zet om ernaar te kijken, heeft het geen betekenis. Ik ben tevreden dat wat we aanvankelijk bedacht hebben, zich ontwikkeld heeft. Want opsporing en vervolging ontwikkelen zich ook. Het centrale punt is dat je jezelf ter discussie laat stellen, in een vorm die past bij dat moment. Een van de dingen die inmiddels zijn ontwikkeld, is de zogeheten ‘reflectiekamer’. Dat is een landelijk initiatief. Je kunt je zaak bij zo’n kamer aanmelden en dan worden er mensen bijgezocht met relevante deskundigheid om tegenspraak te geven. Dat kunnen andere officieren zijn, maar ook wetenschappers en journalisten. Het kan lastig zijn als iedereen mag schieten op je zaak, maar er is werkelijk niemand die het als inmenging voelt. Omdat officieren van justitie zich bewust zijn dat die kritiek anders op een dag toch komt.’
Hoe kijkt u op het programma terug?
‘Het programma is min of meer uit nood geboren, in een tijd waarin het OM veel kritiek kreeg. Als reactie hadden wij een enorm systeem kunnen dichttimmeren dat vooral veel tijd en energie vraagt. Ik ben blij dat we dat niet hebben gedaan. We hebben tegenspraak georganiseerd op een manier waarop de organisatie er actief mee aan de gang is gegaan. Waarbij ook ruimte was voor nieuwe initiatieven en vormen. Het leukste vind ik nu als ik officieren er zelf om hoor vragen. “Zeg, kan ik een tegenspreker krijgen?”’
Meer lezen over tegenspraak?
-
'Verantwoording motiveert', de organisatie als holocracy
-
Tegenspraak is nog een pril vakgebied
-
Hoe hoger, hoe dommer