Rabobank's Piet Moerland voert een gestaag offensief om de perverse prikkels uit het systeem te weren. Zijn belangrijkste vraag als leider: "Zijn we nog bezig met waar we mee bezig moeten zijn?" Drie dilemma's van ceo Piet Moerland.
-
Dilemma 1:Theorie of praktijk
-
Dilemma 2:intern of extern
-
Dilemma 3:Regels of principes
NIEUW LEIDERSCHAP
Het leiderschap van de 21ste eeuw vraagt om nieuwe vaardigheden, een nieuwe mentaliteit. Hoe geven leiders van nu daar inhoud aan?
MT interviewt elke week een Nederlandse top-ceo en bespreekt de grootste dilemma's waar ze mee worstelen.
Deze editie: Piet Moerland van RabobankPiet Moerland is vergroeid met de Rabobank. Niet gek, na 32 dienstjaren, waarvan de laatste 2 als voorzitter van het bestuur. Ook meteen 2 heel turbulente jaren, al rolde zijn bank, de grootste van Nederland, bijna ongeschonden door de crisis heen. Sterker nog, na de kaalslag wint de bank zelfs marktaandeel, mede dankzij het stabiel en maatschappelijk verantwoord imago. Terwijl de rest van de bankwereld zich wentelde in klatergoud, bleef de Rabobank steeds ‘zo gewoon’. Niet voor niets rept Moerland van een “licht euforische stemming” bij de bank.
Op de burelen van het Utrechtse bestuurscentrum annex bouwput krioelt het van de bewakers. Alsof de rijkdommen van de 1,8 miljoen leden van de bank ook werkelijk hier zijn opgeslagen. De realiteit is prozaïscher. Vier brandstichtingen vertraagden de nieuwbouw van het kantoor. De laatste brand werd – valselijk – opgeëist door een niet bestaande anarchistische groepering. Het tekent het krachtenveld waarin de Rabobank opereert. Hoewel goed in de samenleving geworteld, is de bank ook integraal onderdeel van de fel bekritiseerde financiële sector.
Tot woede van de bestuursvoorzitter is het nog steeds zo dat zijn Rabobank mede opdraait voor de onverantwoorde risico’s en het wangedrag van de cowboy’s in de sector. Hij heeft net een miljard euro mogen voorschieten voor de gedupeerden van IceSave en Scheringa’s DSB.
Moerland voert een gestaag offensief om de perverse prikkels uit het systeem te weren en de wereld iets beter achter te laten dan hij die aantrof. Als ceo manoeuvreert hij omzichtig tussen de verschillende stakeholders. Zijn belangrijkste vraag als leider: “Zijn we nog bezig met waar we mee bezig moeten zijn?”
Dilemma 1: Theorie of praktijk
U heeft altijd gelaveerd tussen het zakenleven en de financiële wetenschap. Is die theoretische bagage noodzakelijk in uw huidige rol?
Leiderschap
“Leiderschap, zeker binnen een coöperatie, is dat je voorstellen presenteert waarvan je weet dat er draagvlak voor is. Dat is een wisselwerking, zeker als het vergaande voorstellen betreft. Als je als leider voorstellen presenteert zonder draagvlak, ben je klaar. Dus probeer ik mijn leiderschap van een grote organisatie in te vullen door die richting en duiding te geven. Maar die organisatie heeft ook ruimte nodig. Richting en ruimte zijn kernwoorden. Een organisatie moet weten waar ze naartoe gaat. En ruimte betekent dat als je de richting weet, de manier om daar te komen decentraal wordt ingevuld. Directief sturen past noch bij de bank, noch bij onze structuur, historie of uitgangspunten.”
Inspiratie
“Een beetje gezwollen misschien, maar het inspireert mij om de dingen waar wij voor staan iedere keer een stap verder te brengen. Niet alleen hier in Nederland, maar ook in het buitenland. Ook op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen.”“Nee, het is misschien zelfs geen aanbeveling. Ook als hoogleraar corporate governance hing ik echter al sterk aan de praktijk. Bij de colleges over fusies en overnames putte ik moeiteloos uit de media. Die academische achtergrond heeft ook een voordeel. Je kunt complexe vraagstukken in een context plaatsen. Maar een goede corporate governance-structuur is niet zaligmakend. Uiteindelijk gaat het om de mensen die de functies bekleden. Hebben ze voldoende kwaliteit? En gevoel voor verhoudingen? Zitten ze zuiver in de wedstrijd? Dat is belangrijker dan de vraag of er een one of two tier board is. Het gaat om integriteit.”
Die integriteit werd node gemist in de financiële crisis. Als de mensen de sleutel zijn, is de conclusie dan dat andere banken foute mensen aantrokken?
“Ik spreek liever niet over andere banken. Maar het is wel zo dat beursgenoteerde banken zich de laatste 5 tot 10 jaar allemaal hebben laten meezuigen in de maalstroom van de aandeelhouderswaardecreatie. Die strategie was niet in het belang van de klanten. Het dilemma tussen aandeelhouders- en klantwaarde kennen wij niet. We zijn een coöperatie. Onze 1,8 miljoen leden zijn de voorhoede van onze klanten. Zij zijn het geluid van de samenleving. Dat klinkt luid en duidelijk door in de Centrale Kring Vergadering. Daar worden we beoordeeld op wat we voor hen, voor de klanten en voor de samenleving, doen. Die mensen zijn gewoon van vlees en bloed, toetsen en kijken voortdurend. Dat is een groot voorrecht ten opzichte van andere banken.”
Toch kent ook de Rabobank, bijvoorbeeld met de OpMaat hypotheek, zwarte bladzijden. Hoe verhoudt zich dat tot jullie achtergrond en focus op de klant?
“In 1998 voelden we de druk om mee te gaan met de offensieve groeipaden van de andere banken. De vraag was actueel of we naar de beurs moesten of niet. We besloten een coöperatie te blijven – iets waar ik overigens een groot voorstander van was, en nog steeds ben. Wel zijn we naar Londen en New York gegaan en hebben ons daar gestort op complexe financiële producten. Een onfortuinlijk avontuur. De groep mensen die we daarvoor aantrokken, mengde niet met de coöperatieve bankcultuur. Dat gaf tweespalt. Onze cultuur is down to earth, geen kapsones en zeker niet gericht op persoonlijk gewin. Gelukkig hebben we al ver voor 2007, in 2002, afscheid genomen van die activiteiten. Natuurlijk zitten we nog wel in Engeland en de VS, maar doen dan vooral fusies en overnames. Dat past beter bij de gedachte dat een bank de reële economie moet dienen. Dat betekent overigens niet dat we geen fouten maken. De beleggingshypotheek bleek achteraf onvoldoende duidelijk uitgelegd. Maar daarvoor hebben we dan ook gecompenseerd. Nooit is de intentie geweest de klanten een poot uit te draaien. Het was een andere tijd. Op verjaardagen hadden mensen het erover hoeveel ze net op de beurs hadden verdiend. En dat je gek was als je afloste.”
Maar dan nog, zo moeilijk kan het toch niet zijn om uit te leggen dat beurskoersen ook kunnen dalen?
“Het is meer dan een communicatieprobleem. Zei je dat beurzen konden dalen, dan werd je gewoon niet serieus genomen. De beurzen gingen keer op keer over de kop. Het was een collectieve ervaring. Ik weet ook zeker dat over 5 jaar, als de beurzen weer een tijd stijgen, de markt opnieuw hierom vraagt. Voor mij is de les van de crisis dat we geen complexe producten moeten verkopen. Zeker niet aan mensen die het niet overzien.”
Dilemma 2: intern of extern
De Rabobank wordt vaak als voorbeeld genoemd. In de rest van de sector steken ondertussen oude bonusgewoonten de kop op. Wat vindt u daarvan?
“Mondiaal trekt de sector onvoldoende lessen uit de financiële crisis. Veel banken vergeten dat ze door massieve staatssteun zijn gered. Dat zou op voorhand nederig moeten stemmen, maar dat valt tegen. Vooral de Amerikaanse zakenbanken komen weer met idiote bonussen. Wat me erg tegenvalt is dat men in de lobby zo tekeergaat tegen Basel III, waar eisen worden gesteld aan het buffervermogen. Verdorie! Men had gewoon te weinig buffers om de schok te kunnen opvangen! Wij hebben intern altijd, heel prudent, de externe buffer-eis maal 1,5 aangehouden. Dat komt voort uit onze agrarische achtergrond, waar goede en slechte tijden elkaar afwisselen. Ons voorbeeld van de obligatie die als buffervermogen kan worden aangewend krijgt navolging, zie ik. Bij de hervorming van het depositogarantiestelsel lukt het ons niet. De andere banken hebben er baat bij als wij veel betalen. Als het risicoprofiel van de banken hun fondsbijdrage bepaalt, hadden DSB en IceSave veel meer moeten bijdragen. Dat spaarders een ton krijgen als hun bank omvalt, is nu een perverse prikkel. Dat bedrag moet eigenlijk omlaag en er moet een eigen risico terugkomen. Gelukkig werken DNB en het Ministerie van Financiën momenteel wel aan voorstellen voor premiedifferentiatie tussen banken, afhankelijk van hun risicoprofiel.”
De Rabobank is een optelsom van allerlei stakeholders; leden, lokale banken, toezichthouders en dochters. Hoe acteert u daarin als leider?
“In essentie is leiderschap binnen en buiten de bank hetzelfde. Het belangrijkste is met mensen te spreken, goed te luisteren en af en toe de juiste vraag te stellen. Als het moeilijk wordt, vraag je: waarom zijn we hier op aarde? Dan vind je altijd wat gemeenschappelijks om op terug te vallen.”
De coöperatie is uw baas. Wat kwalificeert u om dat grote collectief te leiden?
“Ik voel me zeker niet beperkt door de coöperatieve structuur. Als leider is het belangrijk te weten dat je het niet alleen doet. Het is nu mijn rol om goed oog te hebben voor wat op ons afkomt en daarbij steeds de vraag te stellen: wat betekent dat voor ons? Als ik de autonomie van de aangesloten banken zou beperken, word ik teruggefloten. En terecht, want hierin schuilt de kracht van onze organisatie. Toch is dat nu een vraagstuk door de toenemende regelgeving. Als gedelegeerd toezichthouder namens DNB moeten we soms regels stellen. Maar die worden dan door de Centrale Kring Vergadering goedgekeurd. Daar gaat ook een disciplinerend effect vanuit. Banken spreken elkaar onderling aan op de prestaties en de manier van werken.”
Dilemma 3: Regels of principes
Compliance wordt steeds belangrijker. Maar uw agrarische en lokale achterban heeft het van oudsher niet zo op regeltjes. Hoe gaat u daarmee om?
“Tot een paar jaar geleden konden we onze lokale medewerkers nog een beetje in bescherming nemen. Het is toch ook raar als een baliemedewerker in Dokkum haar eigen tante om haar paspoort moet vragen? Maar nu is dat moeilijker. De zero tolerance-regelgeving rondom witwassen komt voort uit Amerikaanse antiterreurwetgeving. Daaraan kunnen wij ons niet onttrekken. Het is jammer dat de samenleving zich zo ontwikkelt. En het wringt. Als bank, zeker als je diep geworteld bent in de lokale gemeenschap, heb je een vertrouwensrelatie met de klant. Die komt onder druk.”
Rabobank is, na veel interne fusies, bijna een centraal geleid bedrijf. Hoe vindt uw achterban dat?
“We hebben inderdaad veel fusies gehad, in twee golven. Van bijna 1.300 banken 10 jaar geleden zijn we nu naar 141 banken gegaan. Daar raken we wel een kritische grens. Worden het er nog minder, dan verlaat je de lokale bedding. Maar die kernwaarde mogen we niet kwijtraken. Daarom nu een pas op de plaats. De regelgeving dwingt tot een strakker model. Toch kijken we of we de lokale banken niet meer ruimte kunnen geven. Kijk, de strategie is nu om marktaandeel te winnen, ook in het grootbedrijf. Maar de uitvoering en acquisitie vindt lokaal plaats. Wij ondersteunen ze met specialistische diensten. Toch zeggen we, hoe je het ook organiseert, het primaat van het marktmeesterschap ligt bij jullie.”
Bent u idealist of het type laarzen in de modder?
“Een combinatie. Coöperatief bankieren bestaat bij de gratie van het begrippenpaar bevlogenheid en nuchterheid. Met alleen maar bevlogenheid kom je niet ver, maar er moet wel zingeving zijn. Het is een zwaar woord, maar wel essentieel. Ik denk niet dat ik een beursgenoteerde bank zou kunnen leiden. Ik ben direct na mijn promotie hier aangenomen. Het was 5 december. Ik heb mijn sollicitatie bij een andere bank afgezegd. Ik kan me nu geen leven meer zonder de bank voorstellen. Die bank betekent veel, heel veel voor me. Het is een mensenbank, een extended family die ook echt een bijdrage wil leveren. Het klinkt wat gezwollen, maar daar gaat het wel om. Als Rabobank, de grootste in financiering van agrifood, moeten we een visie hebben over hoe straks 9 miljard mensen te voeden. Zoiets geldt ook voor het water- en energievraagstuk. Dat zijn grote vragen. Daarin moet de Rabobank positie kiezen. Dat gaan we meer doen dan in het verleden. Die verantwoordelijkheid nemen is zowel een zakelijke als een diepgevoelde overtuiging. Dat is de combinatie van nuchterheid en verantwoordelijkheid. Ik identificeer me sterk met die onderliggende waarden. Vaak even een stap terug, samen iets gemeenschappelijks vinden, dan kun je weer verder.”
Het zijn bijna religieuze vragen…
“Ze raken eraan. Ze zijn het niet, maar het is wel het herbronnen. Ik ben religieus opgevoed, houd erg van Bach. Dat zegt ook iets. Die muziek, daar zit diezelfde bevlogenheid in."
Loopbaan van Piet Moerland (1949) |
|
1953 |
Moerland groeide op in een gezin met een eigen levensmiddelengroothandel in Zeeland. De watersnoodramp van 1953 maakte een diepe en blijvende indruk op hem. |
1978 |
Hij promoveerde in 1978 aan de Erasmus Universiteit en werd daarna stafmedewerker van de Rabobank. |
Moerland laveerde daarna lang tussen de bank en de wetenschap. Hij was hoogleraar bedrijfskunde in Groningen en hoogleraar economie en later hoogleraar corporate governance in Tilburg. |
|
2003 |
Onderwijl was hij lid van het coöperatiebestuur van de bank, en vanaf 2003 lid van de raad van bestuur. |
2009 | In 2009 volgde hij de onlangs overleden Bert Heemskerk op als voorzitter van dat bestuur. |
Moerland is daarnaast voorzitter van de European Association of Co-operative Banks, lid van de board of directors van de International Raiffeisen Union (IRU) en lid van het bestuur van de Nationale Coöperatieve Raad voor Land- en Tuinbouw (NCR). | |
Moerland is bestuursvoorzitter van een reus in rustig vaarwater. Zijn Rabobank is veruit de grootste bank in Nederland, met ruim 58.000 medewerkers en een balanstotaal van 652 miljard. |
|
De bank heeft niet alleen de meeste hypotheken en particuliere klanten, maar ook een groeiend marktaandeel in het mkb (43%) en het grootbedrijf (30%). |
|
De Rabobank is niet beursgenoteerd, maar een coöperatie. De 141 lokale banken en de leden hebben het laatste woord. |
Reageren op het interview? [email protected]