Wavin maakt buizen en fittingen van kunststof en is daarmee marktleider in Europa. Toen venture capitalist CVC mede-eigenaar werd, verwachtte iedereen een snelle beursgang. Maar directeur Philip Houben laat zich niet opjagen.
De Ultra-3 buis van grijs pvc, het ontstoppingsstuk met schroefdeksel of de bekersifon uit polypropyleen zijn geen producten die direct tot de verbeelding spreken. Maar daar gaat het ook niet om: wat telt is dat er in West-Europa geen binnenriolering wordt gelegd, of ze komen er aan te pas. Tot groot genoegen en profijt van het Overijsselse Wavin, een van de grootste producenten van kunststofleidingsystemen in Europa met 4400 medewerkers in 24 landen.
De trots van het bedrijf is de nieuwe fabriek in Hardenberg. Op doordeweekse dagen fietst er nog wel eens een operator door de immense hal. Die is dan op weg naar een van de zevenendertig spuitgietmachines, die hij door het vervangen van een matrijs ombouwt voor het maken van een ander product. In het weekend draait de fabriek onbemand door. De machines spuwen om de zoveel seconden een product in de daarvoor gereed staande container. Als die vol is, komt een van de vier lasergestuurde robots aanrijden. Die zet een lege container bij de machine en brengt de volle naar de ingang van het magazijn. Daar neemt een al even automatische kraan het vrachtje over om het met een snelheid van anderhalve meter per seconde naar een van de elfhonderd palletplaatsen te schieten. De computer houdt bij wat waar staat. Tachtig medewerkers volstaan zo voor een jaarlijkse productie van 4700 ton.
Wavin komt voort uit de Waterleiding Maatschappij Overijssel (WMO). Vijftig jaar geleden begon het bedrijf als eerste ter wereld te experimenteren met het gebruik van polyvinylchloride als materiaal voor waterleidingbuizen. In 1962 verkocht WMO de helft van de aandelen-Wavin aan Shell. Die eigendomsverhoudingen bleven in stand tot 1998. Toen besloot de oliemaatschappij dat de productie van leidingen niet langer in de strategie paste. Al gauw verscheen het Nederlandse CVC op het toneel. Deze venture capitalists hebben zich er op toegelegd bedrijfsonderdelen over te nemen waar grote conglomeraten van af willen. Begin 1999 was de zaak beklonken. CVC en WMO namen ieder iets minder dan de helft van de aandelen-Wavin voor hun rekening, de rest was voor het management.
Klaarstomen
CVC kennende, gingen de analisten en de financiële pers ervan uit dat Wavin snel zou worden klaargestoomd voor de beurs. Durfkapitalisten staan er immers om bekend dat zij graag zo snel mogelijk met zo veel mogelijk profijt weer van hun belangen af willen. De weg daarvoor zou moeten worden geplaveid door drs. Philip P.F.C. Houben. Deze oud-bestuurder van KNP-BT en Tenneco Packaging nam in april 2000 de directeursfunctie over van Fons Driessen, die op zijn zevenenvijftigste liever nog een keer een nieuwe uitdaging zocht dan tot zijn pensioen te blijven zitten waar hij zat. De Wavin-watchers die radicale ingrepen van de nieuwe topman hadden verwacht, kwamen echter bedrogen uit. Houben beperkte zich ertoe een paar accenten anders te leggen – en zelfs die presenteerde hij nog alsof er eigenlijk niets veranderde. De boodschap was duidelijk: hier zit iemand die zich niet gek laat maken. De cijfers geven hem geen ongelijk. Ondanks lastige marktomstandigheden wist hij het eerste halfjaar van 2001 af te sluiten met een 6 procent hogere nettowinst van 15,1 miljoen euro.
Het verbaast Houben dat meteen zo werd gespeculeerd over wat hij allemaal anders zou gaan doen dan Driessen. “De commissarissen van Wavin hebben in de eerste plaats iemand gezocht die bij het bedrijf past,” zegt hij. “Verschillen met mijn voorganger zijn er natuurlijk wel, maar die liggen meer in de persoonlijke invulling.” Toch is er op ten minste één punt wel degelijk sprake van een koerswijziging. Driessen had bij de presentatie van zijn laatste jaarcijfers – toen de winstcijfers waren verdubbeld ten opzichte van het jaar ervoor – nog aangekondigd dat Wavin zijn verdere expansie buiten Europa zou gaan zoeken. Daar zal onder Houben geen sprake van zijn. Die meent dat er in Europa nog zoveel staat te gebeuren dat het voor Wavin helemaal niet nodig is om globale ambities te hebben en naar Amerika of Azië te gaan. “We kunnen het beter dicht bij huis houden. Hier in Europa valt de meeste synergie te behalen.” Houben weet bovendien uit ervaring hoeveel managementtijd het kost om delen van je bedrijf in andere werelddelen te hebben. “Dat is niet gering. Het betekent om te beginnen al dat op het hoofdkantoor de werkdag met zes uur wordt verlengd. In mijn vorige baan bij Tenneco begonnen ze om drie uur ‘s middags te bellen uit Amerika. En terecht, want voor hen was het negen uur ‘s ochtends.”
Beursgang
Houben is zich er terdege van bewust dat de participatie van CVC voor Wavin niet zonder gevolgen kan blijven. “Ieder bedrijf heeft van tijd tot tijd een soort catharsis nodig, zodat er nieuwe dingen gebeuren. Een verandering in de eigendomsverhouding leidt tot zo’n catharsis,” filosofeert hij. “Bovendien heeft het besluit van Shell om zijn belang van de hand te doen een zeventigtal managers de kans geboden om zelf te investeren in het bedrijf. Het maakt cultureel een groot verschil als een flinke groep mensen binnen Wavin niet alleen manager is, maar ook ondernemer. Die kijken anders naar het bedrijf, naar de uitgaven, naar de investeringen. Dat is heel goed geweest.” Het belangrijkste effect is echter dat de komst van een venture capitalist een nieuwe oriëntatie creëert. “Iedereen is er nu van doordrongen dat we over een paar jaar ofwel naar de beurs moeten, of een alliantie moeten aangaan, of onszelf moeten verkopen aan een andere partij.”
Voor Shell was Wavin een van de vele investeringen, nauwelijks aanwezig op de landkaart. “CVC zit er een stuk dichterbij,” zegt Houben, al ervaart hij het niet zo dat de nieuwe eigenaren dagelijks aan de telefoon hangen. “Ze hebben net de handelspoot van Amstelland overgenomen, daar hebben ze het al druk genoeg mee!” Hij realiseert zich dat CVC met Wavin een kortere tijdshorizon heeft dan Shell destijds had. Wavin was een interessante afzetmarkt voor het chemicaliënbedrijf van Shell, en mede om die reden bleef de oliemaatschappij meer dan dertig jaar bij de leidingproducent betrokken. “Voor CVC is het veel meer een kwestie van winst genereren, van cash maken,” weet Houben. “CVC heeft net als iedere venture capitalist een tijdshorizon van drie tot vijf jaar. Daarna willen ze in principe weer van zo’n investering af. Dat hebben ze ook van meet af aan duidelijk gemaakt aan het management van Wavin. Maar ze zijn natuurlijk niet dom, ze evalueren van tijd tot tijd die horizon.”
Die evaluatie leidt tot de conclusie dat het vooralsnog noch voor CVC, noch voor waterleidingmaatschappij WMO, noch voor het management aantrekkelijk is om met Wavin naar de beurs te gaan. Niet zozeer vanwege het huidige beursklimaat, als wel vanuit de overweging dat Wavin ondanks al zijn succes toch maar een relatief bescheiden operatie is. “Wavin zou een smallcap– of hooguit een midkapfonds zijn. Bij de toenemende omvang en de mondialisering van de beurzen is dat te veel een randgebeuren. Daar hoort een vrij lage multiple bij. Dan krijg je niet eens zo geweldig veel makkelijker toegang tot kapitaal, terwijl je wel onderworpen bent aan de scrutiny van de markt.” Houbens conclusie is dan ook dat hij op dit moment buiten de beurs in een betere positie verkeert om Wavin verder te ontwikkelen.
Rouwig is Houben daar niet om. “Het voordeel van niet aan de beurs genoteerd zijn, is dat ik me niet elke drie maanden zorgen hoef te maken om de nieuwe kwartaalcijfers en het verhaal daarbij. Ik zou de rust die we nu in huis hebben niet zomaar willen ruilen voor de onrust die je per definitie hebt in een beursgenoteerde onderneming. Plus: als ik kijk naar waar beursgenoteerde collega’s van mij hun tijd aan spenderen, dan is dat toch voor 50 tot 75 procent aan de banken en aan de analisten, aan de City. Al die tijd kan ik in mijn bedrijf steken, in de vernieuwing, in de verbetering van de service, in acquisities…”
Een snelle beursgang is daarmee als exit-mogelijkheid voor CVC – voorlopig althans – afgesneden. Zo lang het gewoon goed blijft gaan met Wavin, zullen de bestuurders van CVC er geen probleem mee hebben wat langer te moeten wachten, denkt Houben. “In de tussentijd helpen ze ons gewoon om groter te worden en wel het perspectief van een beursgang te creëren.” CVC beschikt over een groot netwerk en dat komt Wavin – dat zich regelmatig op het overnamepad begeeft – goed van pas. Houben is aan de andere kant realist genoeg om te beseffen dat de relatie met CVC snel kan bekoelen als het onverhoopt eens minder zou gaan met zijn bedrijf. “Maar gelukkig is Wavin nog steeds een goede degelijke investering waarmee de aandeelhouders tevreden zijn. Ik hoor niet veel van ze, en dat beschouw ik maar als een goed teken.”
Vernieuwing
Vanuit de wetenschap dat zijn huidige aandeelhouders niet voor eeuwig in Wavin zitten en dat het aan hem is om een toekomstperspectief op langere termijn te vinden, legt Houben zich erop toe de waarde van zijn bedrijf te vergroten. “Die waarde wordt bepaald door het vermogen van Wavin om consistent de winst te verbeteren en te groeien. Dat is dus wat wij moeten doen om de kansen op een mooie exit zo groot mogelijk te maken.”
De strategie die Houben daarbij volgt, rust op twee pijlers. Aan de ene kant moet Wavin groeien door acquisities binnen Europa, aan de andere kant moet er autonome groei worden gerealiseerd door aanscherping van de service en door productvernieuwing. “In de dotcom-economie kun je niet meer tegen een klant zeggen dat je het volgende week wel even komt brengen,” weet Houben nog uit de verpakkingsindustrie. “Dat moet honderd procent betrouwbaar maandag om tien uur zijn.” Zulke just-in-time logistiek is ook voor Wavin een kritische succesfactor geworden. De andere is blijvende productvernieuwing. “De spullen die Wavin maakt, hebben weliswaar een lange levenscyclus, maar desalniettemin is een voortdurende vernieuwing gewenst. De substitutie van materialen – plastic verving eerst staal, toen lood, toen ijzer, toen klei of gres, en nu zitten we in toenemende mate aan beton te frunniken – is zo ver voortgeschreden dat je niet meer vanzelf groeit door het innemen van die posities.”
Als bijdrage aan die autonome vernieuwing kwamen de productontwikkelaars van Wavin onlangs met kunststofleidingen voor heet en koud water. Buizen voor centrale verwarming zijn traditioneel van metaal. In Duitsland begint de branche al schoorvoetend over te gaan op alternatieve materialen, maar de Nederlandse installateurs reageren behoudender. Houben hoopt hen er binnen afzienbare tijd van te overtuigen dat kunststof beter is: “Het voordeel zit in de tijdwinst. Buizen en fittingen van polybutyleen hoef je niet meer te solderen of te lassen of te plakken en te lijmen. Een bochtje in een buis kun je zelf trekken, zonder speciaal gereedschap. Dat maakt dat je 30 procent minder tijd kwijt bent dan met koper.” Wavin blijft een bedrijf van techneuten én handelaren.