Vroeg of laat is het voorbij met de loopbaan van een topsporter. Tijdens de periode daarna blijken de lessen van de topsport wonderwel goed van pas te komen. Vier oud-topsporters over hun tweede carrière.
Tjark de Vries (1965)
Algemeen directeur Spitzke Spoorbouw
Nam als roeier in de vier-zonder-stuurman deel aan de Olympische Spelen van 1988 in Seoul en was actief op 5 wereldkampioenschappen.
“Na afronding van mijn studie civiele techniek in Delft, ben ik in 1990 bij een aannemer in de spoorbouw terecht gekomen. Ik heb altijd affiniteit met treinen gehad, vandaar. Met roeien op topniveau ben ik toen direct gestopt, ik heb zelfs het WK aan me voorbij laten gaan. Terwijl ik pas 25 jaar was. Maar in mijn ogen gaan sporten op topniveau en carrière maken nu eenmaal niet samen. Een sporter moet elke dag weer voldoende rust inbouwen om bij te komen van de fysieke inspanningen. Spijt van mijn beslissing om op jonge leeftijd te stoppen met roeien heb ik nooit gehad. Het heeft mij onder andere gebracht waar ik nu ben. Als ik op mijn 35ste was komen aanfietsen, was ik te laat geweest. En uit mijn werk heb ik altijd veel voldoening gehaald, hoewel ik mijn zakelijke successen anders beleef. Sportieve prestaties zijn direct meetbaar. Nu kom ik vaak pas tijdens vakanties tot de conclusie dat we het met ons bedrijf best wel goed hebben gedaan.
Vanuit huis heb ik in 1999 een Nederlandse vestiging opgezet voor het Duitse spoorbouwbedrijf Spitzke. Met succes, inmiddels hebben we meer dan honderd man in dienst. We draaien een jaaromzet van 60 miljoen euro. Onze grootste klant is ProRail, waarvoor wij op bestaande trajecten het spoor en andere delen van de infrastructuur vernieuwen. Dit gebeurt ’s nachts en in de weekeinden. Elke opdracht is weer spannend, te meer omdat onze branche hoge boetes kent. Als wij het spoor té laat vrijgeven, kost ons dat 1500 euro per minuut. Onze werknemers moeten dus een enorme drive hebben om een klus op tijd te klaren. Wij doen niet aan bezigheidstherapie.
Het toproeien heeft mij zakelijk weinig opgeleverd. Daar is deze branche te specifiek voor. Maar indirect heb ik zeker voordeel gehad van mijn sportverleden, tot op de dag van vandaag. Het feit dat ik iets beter heb gekund dan veel anderen, heeft mij een basale positieve houding bezorgd. Ik weet dat de aanhouder altijd wint, hoe onprettig de omstandigheden ook zijn. Dóórgaan is het devies. Dat is niet voor iedereen even logisch. Als leidinggevende komen de lessen van de topsport mij ook van pas. Een bekende uitspraak in de roeiwereld is ‘nice guys don’t win races’. Met die woorden in het achterhoofd is het minder moeilijk om harde beslissingen te nemen.”
Robert Havekotte (1967)
Algemeen directeur Van Luin Assurantie Groep
Was als speler van het Nederlands waterpoloteam actief tijdens de Olympische Spelen van 1992 in Barcelona, één WK en vijf EK´s.
“Mijn carrière in verzekeringen heb ik te danken aan de sport. Na de zomerspelen van Barcelona stond ik met een interview in het Utrechts Nieuwsblad. Ik vertelde op zoek te zijn naar een baan. Mijn studie bedrijfskunde had ik afgerond, maar ik wist niet wat ik wilde. Bert van Luin, de oprichter van ons kantoor, las dat verhaal en vroeg of ik voor hem wilde werken. Hij kende mij al, want ik had ooit een lijfrentepolis bij hem afgesloten. Vanaf het begin klikte het goed met Bert. Hoewel ik het woord assurantiën bij wijze van spreken niet eens kon spellen, betrok hij me vanaf het begin overal bij. Zo heb ik het vak geleerd. Sinds mei ben ik zelfs deels eigenaar.
Mijn huidige maatschappelijke positie verbaast mij niet echt. Ik had in het waterpolo ook een rol op de voorgrond. Als aanvoerder en midvoor was ik bij mijn club de blikvanger die altijd zijn woordje klaar had voor de pers. Wel heb ik me in de loop der jaren leren aanpassen. Mijn primaire driften zijn flink beteugeld. In de sport scheld je elkaar in de hitte van de strijd verrot, geeft elkaar na afloop een hand en drinkt een biertje. In het bedrijfsleven werkt dat toch anders. Daar had ik in de eerste jaren wel eens moeite mee. Maar ik nam ook positieve eigenschappen mee. Waterpolo heeft mij geleerd ‘teamplayer’ te zijn. Op school of tijdens je opleiding kom je vaak in aanraking met mensen van hetzelfde slag. In een sportploeg heb je te maken met veel verschillende karakters. Om te presteren moet je daar wel mee leren omgaan. En dat is mij altijd goed afgegaan. Ik ben altijd een van de bindende factoren geweest.
Ik vind het belangrijk dat mensen serieus sporten of hebben gesport. Ik ben namelijk van mening dat topsporters meer kans hebben om succesvol te worden in het bedrijfsleven. Sporters gaan planmatig te werk. Door de vele voorbereidingen op toernooien of competities zijn ze gewend geduldig toe te werken naar een doel. Vooral dat laatste is belangrijk. Dat probeer ik als manager ook over te brengen. Je moet als bedrijf of werknemer een duidelijk, meetbaar doel voor ogen hebben voordat je ergens aan begint. En dan bedoel ik niet dat iedereen aan het eind van de dag toch vooral met een fijn gevoel naar huis moet gaan. Dat vind ik zo’n onzin.”
Roberto Lanckohr (1969)
Senior financieel adviseur particulieren bij ING Bank
Speelde als profvoetballer 358 wedstrijden voor PSV, Haarlem, MVV, Fortuna Sittard, RKC Waalwijk en het Oostenrijkse Grazer AK.
“Op mijn 32ste ben ik gestopt met betaald voetbal. Ik kwam terug uit Oostenrijk en wilde best nog een paar jaartjes doorgaan. Maar alleen bij een club in de eredivisie. Toen die zich niet meldde, besloot ik dat het tijd werd voor een maatschappelijke carrière. Tijdens mijn loopbaan had ik aan de heao in deeltijd mijn diploma commerciële economie gehaald. Ik wist dus welke richting ik op wilde. En ik had het grote voordeel dat ik bij de meeste van mijn werkgevers lid was geweest van de spelersraad. Je voert dan regelmatig overleg met bestuursleden en je komt op voor de spelersbelangen. Bovendien kwam ik na wedstrijden als een van de weinige spelers in sponsorruimtes. Daardoor kende ik veel mensen uit het bedrijfsleven. Ik kreeg dan ook al gauw een aantal aanbiedingen, onder meer van ING Bank. Je kunt dus wel stellen dat het voetbal mij maatschappelijk in het zadel heeft geholpen.
Ik ben natuurlijk op relatief late leeftijd begonnen aan mijn nieuwe loopbaan. Maar het gebrek aan werkervaring heb ik tot nu toe goed kunnen compenseren door wat ik heb geleerd in mijn leven als topsporter. Ik was in het veld gewend om snel te handelen en te presteren op belangrijke momenten. Targets halen levert mij dan ook totaal geen stress op. Bovendien moest ik als voetballer initiatiefrijk en creatief zijn. Dat helpt me in mijn werk. Ik zoek altijd naar oplossingen en ik zit dus niet snel bij de pakken neer. Desondanks is het een feit dat ik een achterstand heb. Ik was zeker verder geweest in mijn carrière bij de bank als ik niet had gevoetbald. Maar ik had het voetbal nooit willen missen. Ik heb niet alleen vijftien jaar mijn brood verdiend met mijn hobby maar ook veel vrijheid gehad en was altijd in de buitenlucht.
Sinds kort ben ik senior adviseur. Mijn volgende doel is een managementfunctie. Ik zou me ook kunnen gaan specialiseren binnen mijn vakgebied, maar leiding geven spreekt mij meer aan. Ik ben een echte teamspeler, ik kan goed overweg met mijn klanten en collega’s én ik vind het leuk om mensen aan te sturen. Momenteel werk ik in een team samen met één accountmanager en twee assistenten. Na vier en een half jaar ING Bank heb ik in ieder geval voldoende ambitie.”
Carina Benninga (1962)
Vestigingsdirecteur en MT-lid bij outplacementbureau Van Ede & Partners
Won als speelster van het Nederlands
hockeyteam onder meer een gouden medaille tijdens de Olympische Spelen van 1984 in Los Angeles en de wereldkampioenschappen van 1983 en 1990.
“Op jonge leeftijd had ik als hockeyster alles al gewonnen. Daardoor kon ik mijn focus verleggen. Ik begon me steeds meer te interesseren voor de mensen om me heen. Communicatief was ik niet zo sterk, ik schold regelmatig op mijn medespeelsters. Dat kwam voort uit mijn enorme gedrevenheid, Omdat ik mijn gedrag wilde veranderen, ben ik me gaan verdiepen in teamprocessen. Zo ben ik stap voor stap gegroeid in mijn coachende rol. Al had ik toen niet het flauwste vermoeden dat ik ooit buiten de sport terecht zou komen. Ik ben ook tot mijn 40ste in het hockey gebleven. Nadat ik op mijn 30ste was gestopt, heb ik verschillende teams gecoacht. Ook in die rol was ik vrij succesvol. Naast het coachen trad ik regelmatig op als spreker voor het bedrijfsleven. Ik heb toen een eigen bedrijf opgericht en op gevoel een trainingsprogramma in elkaar gezet. Tien jaar lang heb ik me over de kop gewerkt: overdag was ik bedrijfs-coach, ‘s avonds stond ik op het veld training te geven en in de weekeinden was ik hockeycoach. Op een gegeven moment was de maat vol, ik kreeg zelfs fysieke klachten. In 2002 heb ik dan ook besloten te stoppen als hockeycoach. Niet veel later kwam ik in contact met een partner van Van Ede. Met mijn bedrijfje heb ik me bij de maatschap in Amsterdam aangesloten en sinds januari 2005 ben ik directeur. Daarnaast ben ik voorzitter van het landelijke managementteam.
Hoewel deze baan ver buiten de sportwereld ligt, heb ik elke dag profijt van mijn hockeyjaren. Topsport is in mijn ogen een hele grote levenservaring. Ik heb niet alleen op jonge leeftijd al geleerd met teleurstellingen om te gaan, ik heb ook leren inzien dat het niet bedreigend is om je eigen zwaktes te accepteren. Ik ben bijvoorbeeld slecht in financiën, daar bemoei ik me zo min mogelijk mee. Maar dat maakt me geen mindere directeur. Weet je, als ik het nu zo analyseer, voelt het hockey als een vorig leven. Ik wil nog steeds goed presteren en werk daar ook hard voor. Maar ik weet nu dat het om meer dan winnen alleen gaat. En dat geeft rust.” «