De Nederlandse infrastructuur beschikt over voldoende capaciteit en potentieel, deze wordt alleen onvoldoende benut. Dit blijkt uit onderzoek uitgevoerd door Capgemini Nederland B.V. in samenwerking met TNS NIPO. Thuis- en telewerken moet meer aandacht krijgen, zo pleit Capgemini.
Het onderzoek Trends in Mobiliteit gaat in op de verkeersbehoefte in de komende 10 tot 20 jaar en het overheidsbeleid op dit gebied. Doel is de maatregelen en mogelijkheden die Nederland op het gebied van mobiliteit ter beschikking staan, en de effecten daarvan, vanuit een meer bedrijfskundig perspectief te beoordelen. Op basis van de berekening van de Bruto Nationale Vervoerscapaciteit (BNV), het totaal van de vervoerscapaciteiten van de Nederlandse vervoersinfrastructuren, en de benutting daarvan blijkt dat Nederland slechts 1,2% van deze capaciteit gebruikt.
“Hoewel het BNV een theoretisch getal is, roept dit uiteraard vragen op betreffende het nut van bepaalde oplossingen die momenteel in de politiek ter discussie staan”, aldus Zsolt Szabo, Vice President bij Capgemini Nederland B.V. “We moeten ons bewust zijn van de benodigde hoeveel geld en energie die moet worden gestoken in traditionele oplossingen als extra wegen. Bedrijfskundig gezien zijn hiervoor zeer hoge investeringen nodig die een laag gemiddeld rendement opleveren. Het gaat er
immers om een oplossing voor een probleem dat zich alleen in de piekuren voordoet.”
Ook bij andere oplossingen, zoals het rekeningrijden, worden in het onderzoeksrapport kritische noten geplaatst. De vraag is immers hoe de relatie tussen financiële prikkels en gedrag is. Bovendien wijst het rapport uit dat de meeste verkeersopstoppingen worden veroorzaakt door zakelijke rijders (60 tot 70%) die de kilometerheffing niet in de eigen portemonnee voelen. Voor deze rijder is de kilometerheffing vaak een kostenpost die uiteindelijk wordt doorberekend aan de klant.
Capgemini pleit in het rapport voor meer dynamische oplossingen en meer aandacht voor het beter en/of evenwichtiger benutten van de bestaande capaciteit, zoals thuis- en telewerken, en gesubsidieerd verhuizen naar plekken dichterbij het werk.