Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Managers vinden zichzelf in Gambia

Wat zoeken Nederlandse leidinggevenden in Afrika? Vooral zichzelf. Maar wel door anderen te helpen. Vier managers gingen twee weken naar Gambia voor een development experience. “Leuk om te zien hoe een manager hier mens wordt.”

Wij praten vaak over ontwikkelingslanden alsof Nederland zelf geen ontwikkelingsland is. Er heerst bij ons ook armoede. Maar dan vooral op geestelijk en emotioneel gebied. We lopen toch allemaal wat zurig rond.” Aan het woord is Paul van Son, directeur duurzame energie bij Essent. De 49-jarige directeur zit uiterst goed gehumeurd aan het ontbijt in Bijilo, een klein dorpje in het West-Afrikaanse Gambia, het een na kleinste land van Afrika. Hij begint vandaag samen met drie andere Nederlandse managers en Afrikaanse projectleiders van ontwikkelingsprojecten aan een spannend avontuur. Twee weken lang zal hij niet alleen werken aan zijn eigen persoonlijke ontwikkeling, maar hopelijk ook een bijdrage leveren aan de duurzame ontwikkeling in Gambia. Anderen helpen zichzelf te helpen is daarbij het belang-rijkste motto van deze development experience, die wordt georganiseerd door het Nederlandse bedrijf Better Future. Maar wat er precies de komende dagen gaat gebeuren, is voor de deelnemers nog niet duidelijk.

Better Future is een nieuw initiatief van Dave Jongeneelen (30) en Marije Adriaansens (24). Drie jaar geleden waren ze op vakantie in Gambia en werden ze verliefd op het land. Omdat ze kleding vanuit Nederland voor Gambiaanse kinderen hadden meegenomen, kwamen ze in contact met Christian Children's Fund (CCF), een wereldwijd opererende ontwikkelingsorganisatie. De honger naar kennis bij de lokale projectleiders en de vele problemen zoals armoede die het land kent, schreeuwden om ondersteuning en expertise. Een aantal bezoeken volgde en inmiddels is de samenwerking tussen het in januari dit jaar gestarte Better Future en CCF een feit. Jongeneelen, die vijf jaar als consultant bij Hay Group werkte, zegde zijn baan op en werkt nu samen met zijn partner Adriaansens aan een betere toekomst voor Gambia. Hay Group zorgt voor huisvesting van Better Future en levert inhoudelijk een bijdrage aan de nieuwe onderneming. Bij elke reis gaat een senior consultant van Hay mee om de persoonlijke ontwikkeling van de deelnemende managers te ondersteunen. Voor 7500 euro kan een groep van maximaal acht Nederlandse managers of professionals samen met Afrikaanse projectleiders werken aan hun persoonlijke, zakelijke en hopelijk ook duurzame ontwikkeling. “Maatschappelijke winst is voor ons belangrijker dan commerciële winst. We willen met Better Future aantonen dat idealen en business prima samen kunnen gaan,” vertellen de initiatiefnemers enthousiast.

Horizon
Paul van Son heeft geen enkele twijfel over het nut van deze onderneming. Hij heeft het volste vertrouwen dat deze reis hem veel zal opleveren. Nadat hij meer dan twintig jaar heeft gewerkt, is het de laatste twee jaar steeds vaker gaan knagen. Het 'is dit alles?'-gevoel bekroop hem en toen hij het aanbod van Better Future onder ogen kreeg, was de keuze snel gemaakt. “Ik wil even tot mezelf komen en mijn horizon verbreden. In eerste instantie had ik zelf een retraite in een klooster in gedachten, maar dit dient hetzelfde doel. Je wordt uit de gewone samenleving geplukt en in een totaal andere omgeving gedropt. Net als in het leger. Dat zorgt voor nieuwe impulsen,” zegt hij. Voor de goedlachse directeur is de reis geslaagd als hij wat dieper in zichzelf heeft kunnen kijken. Ook de 33-jarige Eric Verduyn, programmamanager bij Hay Group, wil zichzelf de komende twee weken meer onder de loep nemen.

Hij begint genoeg te krijgen van het kantoorleven en vraagt zich af of hij niet wat anders moet gaan doen. “Het is belangrijk dat je op de goede plek zit in je werk. Anders heeft jouw omgeving daar ook last van. Er zijn een hoop mensen ongelukkig met wat ze doen.” Is coaching dan niet een makkelijkere optie om erachter te komen wat je werkelijk wil en wat je drijft? Verduyn vindt van niet omdat hij dan te veel met zichzelf bezig is. “Het is deze combinatie van jezelf en anderen helpen die mij aanspreekt.” Mieke Steenveld (40) is eveneens benieuwd naar wat Afrika met haar doet en is hier aanwezig om te kijken of deze ervaring geschikt is als leerervaring voor het management bij de Rijksoverheid. Zij is facility-manager bij IMEC, een bedrijf dat managementdevelopment-programma's ontwikkelt en begeleidt, onder andere voor de Algemene Bestuursdienst, de ambtelijke top van de Rijksoverheid. “Mijn baas was erg gecharmeerd van dit project op papier. Maar je moet toch precies weten wat het inhoudt. Voor mij is dit een buitenkans. Ik ben nieuwsgierig wat ik kan bijdragen,” zegt Steenveld.

Masochisme
Na het ontbijt volgt een drukke eerste dag. De deelnemers bezoeken een vijftal lokale projecten, waarbij elke keer hetzelfde ritueel volgt. De groep arriveert bij een basisschool, ontmoet tientallen Afrikaanse kinderen en de schoolleiding. Onder een boom of in een klaslokaal wordt uitgebreid kennis met elkaar gemaakt en af en toe gebeden. Als de kinderen geen les hebben, komen ze massaal op de blanke bezoekers afgestormd en proberen deze zoveel mogelijk aan te raken. Elk project heeft naast een school met primitieve lokalen en materialen een eigen income generating activity.
Om in de toekomst minder afhankelijk van sponsorgelden te zijn, probeert elke school zoveel mogelijk een eigen inkomen te genereren. Zo hebben de scholen bijvoorbeeld een naaiatelier, een kippenfarm of een groentetuin op hun terrein. De projectbezoeken gaan sommige deelnemers niet in de koude kleren zitten. Vooral Eric Verduyn is onder de indruk: “Het is als een boek dat je bij de strot grijpt. Een verleidelijk, ontroerend boek waar je meteen aan wilt beginnen. Het is emotioneel masochisme en ik vind het nog lekker ook.” Hij wordt enorm geraakt door alle kinderen die hem aanraken. “Ik schoot meteen vol. Dat heb ik niet zo vaak. Ze doen hier zoveel met zo weinig. Ongelooflijk hoeveel wij in Nederland hebben. Van mijn maandsalaris kun je hier een vierjarige opleiding aan de universiteit bekostigen.”

Opvallend is het enthousiasme, de ongekende vrolijkheid en de energie waarmee het merendeel van de Gambiaanse bevolking door het leven gaat. Op welke plekken de groep ook komt, de begroeting is overal vriendelijk. Een warme glimlach van oor tot oor. De Gambianen laten zich niet makkelijk afschudden. In groten getale komen ze op de Nederlandse deelnemers af. Om hen aan te raken, contact te leggen en uiteraard vaak met het verzoek om geld of andere materiele dingen te geven. Zelfs als je roept dat ze je met rust moeten laten, wordt weer die Afrikaanse brede glimlach tevoor-schijn getoverd. Mopperende westerlingen, daar hebben ze meteen een goed advies voor: “It's nice to be important, but it's more important to be nice.” Niet elke Nederlander raakt geëmotioneerd door de aanblik van armoede of het intensieve lichamelijke contact. De 41-jarige deelneemster Beatrice Tulleken, hrm-manager, heeft 'ongelooflijk genoten'. Dat had ze zelf niet verwacht: “Ik was eigenlijk als de dood om hier te komen. Bij eerdere reizen voelde ik vooral onvermogen om iets te doen aan de armoede.” Zij geniet vandaag vooral van de kracht en energie van de lokale bevolking en heeft weliswaar geen gevoel van gelijkheid, maar wel van gelijkwaardigheid. Paul van Son bekijkt het allemaal vrij nuchter en afstandelijk.
Hij zegt niet met hart en ziel geïnteresseerd te zijn in het lot van de bevolking. “Ik ben primair bezig met een analyse van de situatie. Ik zie bij het werk van de gastorganisatie vooral drie elementen: purpose, process en people. Ik ben lange tijd consultant geweest. Dat kan je wel merken. Daar voel ik geen emoties of betrokkenheid bij.” Voor hem is het allemaal zo klaar als een klontje. De projecten lopen volgens hem goed en eigenlijk kunnen ze nu wel weer met z'n allen naar huis.

Pindasaus
Maar het echte werk moet nog beginnen. De tweede dag begint de samenwerking tussen de Nederlanders en Afrikanen officieel. Een beetje surrealistisch is het wel, met een flip-over werken onder een enorme baobab-boom. Of in een aftands klaslokaal van een basisschool. Geen airconditioning of andere moderne apparatuur. Alleen het vrolijke gekrijs van de kinderen op de achtergrond en wat gehamer van een jongen die in de tuin pindasaus maakt. De Afrikaanse projectleiders, gekleed in kleurrijke lange broeken of jurken, zitten in plastic stoelen en bladeren door hun mappen. Geïnte-resseerd kijken ze naar projectanalyses of lijsten met competenties voor duurzame ontwikkeling. Het enige wat tijdens de eerste sessies met de Afrikaanse projectleiders plotseling erg aan Nederland herinnert is het afgaan van de mobiele telefoon. De projectleiders, die verantwoordelijk zijn voor verschillende lokale ontwikkelingsprojecten, hebben er allemaal eentje en maken er uitgebreid en vooral ongegeneerd gebruik van. Na een aantal dagen luidt dan ook een van de eerste regels voor de omgang met elkaar: het gebruik van mobiele telefoons is tijdens de meetings niet toegestaan. De projectleiders zijn in dienst bij ontwikkelingsorganisatie CCF, die in slechts 25 gemeenschappen (ongeveer een zesde van Gambia) actief is.

CCF heeft een kleine, maar wel belangrijke rol in het land. Zo richten zij bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen op. Maar de initiatieven zijn onvoldoende omdat de armoede alsmaar groter wordt. Een van de belangrijkste prioriteiten van CCF is daarom het opzetten van duurzame en vooral effectieve initiatieven. Door microfinanciering van kleine bedrijven wordt bijvoorbeeld getracht om de lokale bevolking zelfstandig te laten worden. Ook de samenwerking met Better Future behoort tot de nieuwe koers van het ontwikkelingswerk. De Afrikaanse projecten worden door zowel de Afrikaanse als de Nederlandse deelnemers kritisch bekeken. Er wordt zoveel mogelijk geprobeerd ondernemersgeest te kweken en de bevolking 'eigenaar' te laten worden van het ontwikkelingswerk. Hoe verschillend Nederlanders en Afrikanen zijn en denken, wordt duidelijk als na twee dagen oefeningen met elkaar worden gedaan.
De Nederlandse deelnemers moeten bijvoorbeeld opschrijven hoe zij denken dat de Gambianen hun waarnemen en omgekeerd. Behalve nieuwsgierig zijn er geen overeenkomsten in de eigenschappen die de Nederlanders zichzelf toedichten en welke van toepassing worden geacht door de Gambianen. Waar de Nederlanders zichzelf omschrijven als direct, kritisch, rijk, ignorant, oppervlakkig en bang, worden ze door de Gambianen beschreven als betrouwbaar, vriendelijk, intelligent, eerlijk en uitdagend. De Nederlanders zijn verbaasd dat de eigen cultuur zo bepalend is voor de manier waarop je naar anderen kijkt. “We bekijken dingen negatief die zij positief bekijken. We kunnen veel van diversiteit en culturele verschillen leren. Het verruimt je blik,” is de overtuiging van Beatrice Tulleken.

Een van de activiteiten die gedurende de eerste week het meeste indruk maken op de deelnemers is het verblijf bij een Gambiaanse familie. Nadat zij een hele dag een op een met een projectleider op stap zijn geweest om projecten en knelpunten te analyseren, brengen ze de nacht door bij een gastfamilie. Paul van Son is enthousiast: “Ik kreeg een Afrikaanse naam en voelde me meteen Adama. Ik werd Afrikaan en wandelde samen met de projectleider door zijn dorp. De rituelen zijn geweldig en heel puur. Het duurt ontzettend lang omdat iedereen uitgebreid wordt begroet. Ik heb zelf geen goed ontwikkeld sociaal gevoel en dat is jammer. Gambia begint me te grijpen. Ik moet wel oppassen dat ik niet steeds terugval in macro-economische analyses.”
Tijdens het weekend verblijven de deelnemers in een paradijselijke luxe lodge in het dorpje Kanilai. Tijd voor ontspanning en bovenal reflectie op de afgelopen week. Van Son zit relaxed onder een boom op een bankje bij een vijver. Hij heeft een goed gevoel over de eerste dagen. Volgens hem zou je eigenlijk net zo makkelijk Gambiaanse managers naar Nederland kunnen halen om ontwikkelingswerk te laten verrichten. Hoe Nederlanders met ouderen omgaan of met emoties, dat is toch eigenlijk een schande.

Schaamte
En dat is niet het enige dat de directeur deze week heeft geleerd. “Wij als bedrijf (Essent) zien klanten te veel als huisnummers en niet als personen. Ik schaam me er eigenlijk voor hoe laat en hoe weinig we iets doen met duurzame energie.
We verspillen met z'n allen enorm veel energie en waar moet het in de toekomst allemaal vandaan komen? Op dit moment is slechts 1 à 2 procent van de energieproductie in Nederland duurzaam. Als we er niet in slagen de consumenten te betrekken, hebben we ons werk gewoon niet goed gedaan. We moeten duidelijke vraagtekens zetten bij onze consumptiepatronen. Hoeveel energie heb je nodig om gelukkig te zijn? Hier in Gambia erg weinig.” Volgens hem los je het energievraagstuk alleen op door je te richten op emotie en niet door markt-onderzoeken en strategische analyses. “Je moet mensen goed kunnen begrijpen om ze op een ander spoor te brengen. Het gaat uiteindelijk altijd over gevoelens en relaties. Daar wordt in het Nederlandse bedrijfsleven een beetje lacherig over gedaan en dat is eigenlijk heel vreemd. Ik heb me er ook schuldig aan gemaakt als robot tegenover anderen te zitten. Zo kun je geen zakendoen.” Moest hij voor dit inzicht speciaal naar Afrika reizen? Van Son had naar eigen zeggen ook in IJsland gedropt kunnen worden. Het gaat toch vooral om de cultuurschok en het leren omgaan met onzekerheden. Hij zou zeker niet elke manager aanraden om zo maar naar Afrika te reizen. “Je moet goed kijken waar je zelf of als bedrijf naar op zoek bent. Als je geen behoefte hebt aan het verbreden van je horizon, voegt deze ervaring niets toe. Maar als een manager een trap onder zijn kont kan gebruiken, is dit een goed idee.”

Trap
Volgens Eric Verduyn zou de trap nog wel wat harder mogen. Hij vindt dat de deelnemers onvoldoende met zichzelf worden geconfronteerd. “Het blijft allemaal een beetje oppervlakkig en sociaal wenselijk. Ik vind het ook niet goed dat we de hele tijd in oplossingen zitten te praten. Er wordt onvoldoende doorgevraagd.” Volgens Verduyn lijkt het programma daarin te veel op het Nederlandse bedrijfsleven waar ook weinig vragen worden gesteld. “Er wordt niet goed met elkaar gecommuniceerd. Als een klant (van Hay Group, red.) bijvoorbeeld een bepaald beloningssysteem wil hebben, vragen we ook niet waarom. Managers zijn wat dat betreft net verwende kinderen. Die rennen elke trend en hype achterna.” Hij vindt het programma nog onvoldoende uitgewerkt, maar gelooft wel heilig in het concept van Better Future.
De groep verblijft de tweede week in een meer primitieve lodge, maar wel met elektriciteit hetgeen in Gambia vrij bijzonder is. Nog mooier is dat de Nederlanders de eerste gasten zijn in de lodge, die voor meer inkomsten uit het toerisme moet zorgen. De Afrikaanse projectleiders werkten de afgelopen dagen dag en nacht om het verblijf voor de Nederlanders op tijd af te krijgen. Vol trots en met een traditionele openingsceremonie met muziek, dans en zang presenteren zij hun nieuwste project aan de bezoekers. De naam: Better Future.

Gedurende deze week werken de Nederlandse en Afrikaanse deelnemers samen aan concrete businesscases zoals het rendabel exploiteren van de Better Future Lodge.
De deelnemende managers hebben vooral deze week het gevoel daadwerkelijk van toegevoegde waarde te kunnen zijn. Het gebrek aan zakelijk instinct bij de Gambiaanse projectleiders verbaast hen meer dan eens. “Ze bouwen bijvoorbeeld deze lodge en denken helemaal niet na over hoe hier de klanten moeten komen.
Ze hebben ook geen idee welke prijs ze kunnen vragen,” zegt Beatrice Tulleken verbaasd. Daar kunnen de Nederlanders wel een handje bij helpen. Door bijvoorbeeld bij de concurrent langs te gaan en te vragen hoeveel deze voor een nacht in hun lodge vragen, konden de Better Future Lodge-medewerkers makkelijk een eigen prijs bepalen, die daar net boven ligt. Zij hebben tenslotte ook de betere voorzieningen zoals elektriciteit. Waar Nederlandse managers volgens Paul van Son wat meer in het hier en nu en vanuit hun gevoel kunnen leven, zou het geen kwaad kunnen als de Afrikaanse managers wat meer toekomstgericht en zakelijker zouden denken.
“Ze kunnen wel goed geld uitgeven, maar hebben geen benul hoe ze geld op een markt moeten verdienen.”

Cynisch
Terug in Nederland kijken de deelnemers vol tevredenheid terug op Gambia. Beatrice Tulleken is ervan overtuigd dat je pas wat voor een ander kan betekenen als je wat van jezelf laat zien. “Ik vond het bijvoorbeeld ontzettend leuk om te zien hoe Paul helemaal mens werd in Afrika.” En Mieke Steenveld gaat deze belevenis zeker aanbevelen aan het Bureau Algemene Bestuursdienst. “We zijn zo cynisch in Nederland. Altijd ja maar of dat hebben we al geprobeerd en het werkt niet. We moeten meer leren denken in termen van mogelijkheden. En zeker voor managers is dat belangrijk. Die moeten mensen trekken en in beweging krijgen. Je hebt moed nodig om je nek te durven uitsteken. Niet alleen in Afrika, maar vooral als je weer terug bent in Nederland.” Voor Eric Verduyn was Afrika eveneens verhelderend.
Hij doet niet het goede werk en wil in de toekomst meer ruimte krijgen voor zijn eigen ideeën om de dingen te kunnen doen die hem daadwerkelijk energie geven zoals trainingen geven. Of het programma ook positieve langetermijneffecten heeft voor de Gambiaanse bevolking, is volgens hem maar zeer de vraag. Hij is niet al te optimistisch of zij het geleerde in de praktijk brengen. “We gaan er vanuit dat iedereen hard wil werken. Maar dat is daar gewoon niet zo.

Ik stond een put te graven met twee vrouwen, waarvan eentje zwanger was en de andere een kind op haar rug droeg. Verderop stonden vier jonge mannen gewoon uit hun neus te eten.” Paul van Son klinkt licht verbaasd als hij constateert dat het toch veel leuker is om met vrouw en kinderen uitgebreid te praten dan meteen achter de krant of voor de tv te duiken. Hij is een tevreden man. Zijn missie is geslaagd: hij keek dieper in zichzelf en is er achtergekomen wat daadwerkelijk belangrijk voor hem is. “Mijn normen en waarden waren dringend aan herziening toe. Belangrijker dan status en geld zijn voor mij puurheid, integriteit en duurzaamheid. Het gaat vooral om passie, je moet ergens voor gaan. Dan komen de prestaties vanzelf.” Zijn toch wat autoritaire leiderschapsstijl moet maar eens plaatsmaken voor wat meer coaching. Zowel de relaties op het werk en thuis kunnen meer kwalitatieve aandacht gebruiken. “Ik was niet tevreden over mijn zakelijke sociale contacten. Die waren door tijdgebrek vaak te vluchtig. Maar voordat je effectief kunt functioneren, moet je toch eerst je eigen emoties kennen. Die waren er wel, maar daar kwam ik niet goed bij.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Gambia


Republic of The Gambia ligt op de uiterste westpunt van Afrika. Het aantal inwoners wordt geschat op 1,4 miljoen. Ruim 60 procent van de bevolking leeft volgens de Wereldbank onder de armoedegrens en 40 procent onder de voedselarmoedegrens. De gemiddelde levensverwachting is 53 jaar. De zuigelingensterfte is hoog: 76 van de 1000 kinderen sterft in het eerste levensjaar (in Nederland is dit 4 op de 1000). Ook het analfabetisme is hoog: 50 procent van de bevolking. De economie (voornamelijk agrarisch) van Gambia behoort tot de zwakste in de wereld. Het bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking: 320 US dollar (in Nederland is dit 31.000 US dollar).