Liever de Engelse versie? Lees de oorspronkelijke versie van dit artikel op LinkedIn.
Onvoldoende financiering, gebrek aan duidelijk beleid en zorgen over scaleups die Nederland verlaten. Vorige maand werd het rapport State of Dutch Tech 2025 gelanceerd met een evenement in Den Haag. En dat leidde tot uitgebreide discussies, zowel online als offline.
Rond dezelfde tijd publiceerde onderzoeker Jip Leendertse een interessant paper over regionale ecosystemen, dat een extra dimensie toevoegde aan het debat. Over zijn onderzoek raakte ik met hem in gesprek.
Je kent misschien wel de uitspraak: ‘It takes an ecosystem to raise a successful founder.’ Maar wat is dat dan precies? Met het ecosysteem bedoelen we netwerken die startups helpen innoveren en groeien en die de lokale economie versterken. Deze netwerken bestaan uit ondernemers, coaches, universiteiten, overheden, investeerders en regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s).
Het ecosysteem speelt een belangrijke rol bij de groei van een startup, maar kan ook nadelig werken. Het regionale karakter kan barrières opwerpen, financiering moeilijker bereikbaar maken en samenwerken op landelijk niveau in de weg zitten.
Belang van de regio versus dat van de startup
Dat is de conclusie van Leendertse, onderzoeker Sustainable Entrepreneurship aan de TU Delft. Hij laat in zijn studie zien dat de manier waarop ecosystemen werken, sterk wordt bepaald door twee verschillende denkwijzen: één gericht op regionale ontwikkeling en één gericht op de groei van startups zelf.
De regionale visie richt zich op het versterken van de lokale economie, het scheppen van banen en het houden van talent in de eigen regio. Overheden en regionale instanties denken vaak zo en willen vooral investeren in hun eigen gebied.
Het startup-perspectief kijkt vooral naar wat het beste is voor de startup zelf – zoals toegang tot goede investeerders, talent, klanten en kansen, ook als dat betekent dat de startup naar een andere regio moet verhuizen.
‘De regionale aanpak geeft prioriteit aan lokale impact, wat vaak leidt tot rigide voorwaarden voor startups’, legt Leendertse uit. ‘De startup-aanpak geeft expliciet prioriteit aan wat het beste is voor individuele startups, ongeacht geografische beperkingen.’
Fragmentatie in het kleine Nederland
Maar wacht eens even, is Nederland niet te klein voor regionale ecosystemen? Nee, ontdekte Leendertse. Ondernemersnetwerken zijn in Nederland sterk verdeeld per regio, ondanks dat Nederland een klein en goed verbonden land is. Deze fragmentatie zorgt ervoor dat startups vaak minder makkelijk toegang krijgen tot de best mogelijke middelen, wat hun groeipotentieel beperkt.
‘Ik dacht eerst dat er meer samenwerking tussen regio’s zou zijn, omdat Nederland te klein lijkt voor meerdere aparte ondernemersnetwerken’, zegt Leendertse. ‘Maar ons onderzoek laat duidelijk zien dat er een sterke scheiding is tussen regio’s. Mensen werken vooral samen binnen hun eigen gebied, waardoor er weinig hulpmiddelen worden gedeeld tussen verschillende regio’s.’
Dat kan natuurlijk ook komen doordat regio’s zich specialiseren en hun eigen expertise ontwikkelen in een bepaalde sector. Dan kunnen barrières startups juist helpen.
Leendertse beaamt dat specialisatie an sich niet slecht is, ‘maar het wordt een probleem als startups hierdoor niet kunnen samenwerken met andere regio’s. Als een startup eigenlijk moet werken met experts elders, maar door geldvoorwaarden of gewoontes in zijn netwerk gedwongen wordt om in zijn eigen gebied te blijven, ontstaan er inefficiënties.’
Wanneer financiering een barrière wordt
Een van de belangrijkste kwesties is hoe publieke financiering is gestructureerd. ROM’s geven soms geld aan startups, maar eisen dan dat deze bedrijven in hun regio blijven. Dit zorgt ervoor dat het geld in de lokale economie blijft, maar het kan startups tegenhouden om kansen buiten hun regio te benutten, stelt Leendertse.
Zo kent Leendertse een startup uit Delft die geld kreeg van een regionale ontwikkelingsmaatschappij – op voorwaarde dat hij naar de regio zou verhuizen. Hierdoor verloor de startup belangrijke contacten in Delft, wat slecht was voor het bedrijf. Dit laat zien hoe regels die goed zijn voor de lokale economie op korte termijn startups juist kunnen beperken in hun groei op lange termijn.
Is dit niet simpelweg de realiteit van economische ontwikkeling? Geeft niet elke lokale instantie prioriteit aan het behoud van talent en kapitaal in eigen regio? Natuurlijk, zegt Leendertse. Maar hij wijst op een belangrijk punt: helpen of hinderen ze daarmee startups? ‘Goed beleid zorgt ervoor dat regio’s juist meer samenwerken in plaats van elkaar tegenwerken.’
Klant versus durfkapitaal
Dan de zoektocht naar kapitaal zelf. Nederlandse investeerders zijn te voorzichtig vergeleken met Amerikaanse, zo klinkt het vaak. Maar veel Nederlandse ondernemers zijn ook te veel bezig met het zoeken naar funding in plaats van te focussen op klanten.
Tijdens een panel vorig jaar vroeg iemand mij wanneer een oprichter kapitaal zou moeten ophalen. ‘Zo laat mogelijk’, gaf ik als antwoord. Veel startups besteden veel tijd aan het zoeken naar financiering, maar testen hun producten niet goed bij echte klanten.
Dat ziet Leendertse ook. ‘Ondernemers zoeken vaak snel geld, omdat dat een duidelijk teken van succes lijkt. Maar ze ontdekken vaak te laat dat investeringsgeld binnenhalen niet automatisch leidt tot succes op de lange termijn, als ze niet ook testen of klanten hun product echt willen.’
Die focus op investeerders ziet Leendertse ook bij startups in andere landen. Maar in Nederland speelt het extra door de manier waarop overheidsgeld wordt verdeeld. ‘Het probleem zit niet alleen in onze cultuur, het zit in het systeem’, aldus de TU Delft-onderzoeker. ‘Publieke financiers beoordelen startups vaak op hun vermogen om investeringsgeld op te halen, niet op het boeken van omzet. Dat moet veranderen.’
De rol van publieke fondsen
Die publieke fondsen spelen juist een cruciale rol in het Nederlandse ecosysteem voor startups. Denk aan partijen als InnovationQuarter, Oost NL, Invest-NL en de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij. Sinds 2015 staan ze elk jaar in de top vijf van investeerders die het vaakst meedoen aan financieringsrondes.

Dit laat zien dat publieke financiering het goed doet, maar ook dat founders wellicht te gretig een beroep doen op ROM’s en andere publieke middelen.
Leendertse noemt ook een ander belangrijk probleem in hoe overheidspartijen met startups omgaan. ‘Ze geven vaak geld aan startups, vooral in duurzame sectoren, maar worden zelf geen klant’, zegt hij. ‘Startups krijgen eerst geld, maar komen later in de problemen als de verwachte klanten uit de publieke sector niet komen opdagen.’
In Estland is dat anders. ‘Daar geeft de overheid niet alleen geld aan startups, maar koopt ook hun producten’, aldus Leendertse. ‘Zo zouden wij het ook moeten doen.’
Rol van de overheid
Er zijn twee visies op financiering vanuit de overheid: de een vindt dat markten zich grotendeels op eigen houtje moeten ontwikkelen, met zo min mogelijk publiek geld – een Amerikaanse aanpak. De ander ziet een belangrijke rol weggelegd voor de overheid – als klant, maar ook als investeerder. Dit zie je vooral in landen zoals Nederland waar de risicobereidheid lager is.
Voor beide valt iets te zeggen. Het is afhankelijk van de context. In Europa – vooral in Nederland – is overheidsgeld nodig om ondernemers in nieuwe sectoren te helpen. De vraag is: tot waar moet de overheid gaan?
Hierop is geen makkelijk antwoord te geven. Wel blijkt uit de data dat de overheid vaak de eerste investeerder is in dit soort innovatieve bedrijven. Dit vind ik zorgelijk, omdat ondernemers hierdoor te veel gaan focussen op het verkrijgen van investeringen, terwijl ze eerst aan klanten en een goed businessmodel zouden moeten denken.
Drie oplossingen
Er spelen dus genoeg problemen rond regionale financiering. Hoe kan het anders? Leendertse heeft enkele oplossingen.
1. Gemengde financieringsmodellen
Overheidsgeld moet privaat geld aanvullen, niet vervangen. Door beide te combineren, kunnen startups geld krijgen zonder vast te zitten aan één regio. ‘Overheidsgeld moet flexibel zijn zodat startups kunnen kiezen waar ze zich vestigen op basis van wat goed is voor hun bedrijf, niet vanwege regionale regels’, aldus Leendertse.
2. Netwerken tussen regio’s
Projecten zoals Incubator United en ROM Nederland hebben vooruitgang geboekt in het verbinden van regionale spelers. ‘De huidige samenwerking is een goed begin’, zegt Leendertse. ‘Maar we moeten niet alleen praten – we moeten netwerken bouwen die startups actief helpen de beste ondersteuning te vinden, waar die ook is.’
3. Andere maatstaven voor succes
Leendertse vindt dat we succes anders moeten meten. ‘Startups moeten niet worden beoordeeld op hoeveel geld ze krijgen, maar op de echte waarde die ze creëren in de markt.’ Daarvoor moeten we verder kijken dan lijstjes met investeringen. We hebben betere data nodig over klantengroei en marktprestaties. Zo kent Leendertse een onderzoeker in Duitsland die elk jaar systematisch gegevens verzamelt van ondernemers zelf. ‘Dat biedt waardevolle inzichten in de staat van het ecosysteem, wat helpt bij het maken van beter beleid.’
Betere balans tussen regio’s en startups
Kortom: we moeten anders gaan nadenken over hoe we met ondernemerschap omgaan. De bevindingen van Leendertse maken duidelijk dat Nederland meer ondernemers kan laten slagen door succes anders te definiëren, beleid te verbeteren en regio’s beter te laten samenwerken.
Door een goede balans te vinden tussen regionale doelen en de groei van startups, en door over grenzen heen te kijken, kunnen we echt duurzaam en succesvol ondernemerschap stimuleren.
‘Regionale ontwikkeling is belangrijk voor het verzamelen van middelen en het oplossen van lokale problemen, maar te veel nadruk op de eigen regio kan leiden tot ongezonde concurrentie’, zegt Leendertse. ‘Betere samenwerking en flexibiliteit zijn nodig zodat zowel startups als regio’s kunnen groeien.’
Lees ook deze artikelen van Mustafa Torun:
- Deze co-investeerders hebben de meeste invloed en connecties in Nederland
- Datagedreven werken vanaf dag één: een beknopte gids voor startup-founders
- Zo bouw je een datacultuur bij een investeringsfonds (zonder steun van de top)