Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Krasse knarren

Vorig jaar stond het Museumplein nog vol met tegenstanders van de kabinetsplannen voor VUT en prepensioen. Maar inmiddels beginnen we te wennen aan langer doorwerken, en een groeiende groep mensen wil zelfs bij 65 niet van ophouden weten. Vijf krasse knarren over stoppen of doorwerken.

Hoe lang moet jij nog?” Jarenlang speelden heel wat 50-plussers een sinister gezelschapsspel waarmee ze leeftijdsgenoten de stuipen op het lijf joegen. Door de dagen tot VUT of prepensioen af te tellen, deden ze alsof hun werkende leven een gevangenis was die ze niet snel genoeg konden ontvluchten. Een weinig verheffende vertoning met als voorlopige finale dat ze – eindelijk een vrij mens – weinig méér om handen hadden dan de fundamentele vraag: vandaag de Aldi of de Albert Heijn met een bezoek vereren?

Maar ook wie niet openlijk snakt naar de VUT, vindt het doorgaans ruim voor zijn 65ste verjaardag wel mooi geweest en besluit daarom gebruik te maken van een regeling waarvoor hij al meer dan twintig jaar premie betaalt. Werken tot je 65ste verjaardag is tegenwoordig uitzonderlijk. Het is bijna niet voor te stellen dat het ministerie van Sociale Zaken voordat de VUT werd geïntroduceerd, onderzoek heeft laten doen naar mogelijke psychische problemen bij oudere werknemers die plotseling op hun zestigste moeten stoppen met werken. Die problemen bleken verwaarloosbaar klein.

Nederland heeft zich, net als alle andere Europese landen, soepel aangepast aan een verlaging van de uittredingsleeftijd. Nu we ons erop moeten instellen dat we tot op hogere leeftijd moeten doorwerken, kost dat heel wat meer moeite. Het is een mentaal probleem. Te vergelijken met een marathonloper die zijn vermoeidheid pas na 35 kilometer voelt. Maar wanneer dezelfde hardloper een halve marathon loopt, wordt hij al na vijftien kilometer moe. Het is maar waar hij zich bij de start op heeft ingesteld.

Achteraf gezien kunnen premier Balkenende en minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blij zijn met de maatschappelijke onrust die hun plannen vorig najaar hebben veroorzaakt. Pas toen het Museumplein volstroomde met tweehonderdduizend demonstranten, werd Nederland wakker. Het kabinet moest weliswaar bakzeil halen waar het ging om het afschaffen van fiscaal aantrekkelijke vervroegde uittreding voor iedereen; werknemers van 55 jaar en ouder bleven buiten schot. Maar mensen die in 1949 of later zijn geboren, weten sindsdien dat ze zich erop moeten instellen dat ze zeker tot hun 65ste moeten blijven werken.

Zo bezien was de onrust een heilzaam kwaad: er is zich een mentale omwenteling aan het voltrekken. En er is meer goed nieuws over de vergrijzing. Internationaal gezien doet Nederland het zo slecht nog niet met zijn bedrijfspensioenen die – anders dan in de meeste landen – niet via een omslagstelsel, maar via kapitaaldekking worden gefinancierd. Bovendien stijgt de gemiddelde uittredingsleeftijd van mannen geleidelijk: van 60,4 jaar in 1992 tot 61,4 jaar in 2003.

Ook een andere maatstaf toont goed nieuws. Er staat bijvoorbeeld op de agenda van de Europese Commissie dat in 2010 vijftig procent van 55-plussers in Europa moet werken. Zover is het weliswaar nog niet, maar Nederland scoort met 45 procent boven het Europese gemiddelde van 42 procent. Dit cijfer is bovendien enorm verbeterd ten opzichte van tien jaar geleden, toen nog geen 29 procent van de Nederlandse beroepsbevolking tussen de 55 een 65 jaar betaald werk had. De snelle toename van het aantal werkende 55-plussers in Nederland is mede het gevolg van modernisering van uittredingsregelingen.

In korte tijd hebben de sociale partners flexibele arrangementen gecreëerd waarbij werknemers kunnen kiezen op welke leeftijd ze stoppen of in deeltijd gaan werken. Daardoor is de uittredingsleeftijd geleidelijk verhoogd, behalve voor mensen die genoegen nemen met een lagere uitkering. Om te peilen hoe het is om boven je zestigste te blijven werken zocht Management Team in een aantal bedrijven de oudste werknemer op. De meeste van deze krasse knarren blijken hun werk met plezier te doen, zeker wanneer ze een kantoorbaan hebben. Veel zwaarder is het om in de productie tot op oudere leeftijd door te werken. Een schets in vijf portretten van de veranderingen die Nederland te wachten staan.

Het kabinet laat geen gelegenheid onbenut om te waarschuwen dat Nederlanders in de toekomst langer moeten blijven werken. Maar wanneer een individuele ambtenaar daar een voorschot op wil nemen, kan dat niet. De overheid dwingt zijn eigen werknemers om met 65 jaar te stoppen. Omdat ze het predikaat ‘onmisbaar’ kreeg, mocht

Hanneke Burger-Bronkhorst (65)

Hanneke Burger-Bronkhorst na haar 65ste verjaardag nog een half jaar bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijven werken. Maar zij is een grote uitzondering. Als statistisch analist heeft ze leuk werk en daarom had Burger na haar 65ste nog best twee jaar willen doorgaan. Toen zij dat opperde, luidde het oordeel: ‘Geen sprake van.’ Maar toen er zich naast het lopende werk een grote klus aandiende en er bovendien een collega ziek werd, was het op haar afdeling zo’n gekkenhuis dat er nog geen opvolger voor haar was op het moment dat zij 65 werd.

Nu heeft Burger een halfjaarcontract voor twee dagen in de week om haar inmiddels gevonden opvolger in te werken. “Mijn man werkt al tien jaar niet meer. Hij kookt graag. Ik hoef dus weinig in het huishouden te doen. Dat scheelt enorm. Anders was het me niet gelukt om fulltime te werken, zeker niet op het laatst. Dan had ik waarschijnlijk wel gebruikgemaakt van een regeling om eerder te stoppen,” zegt Burger. Doorwerken tot 65 is bij het CBS eerder uitzondering dan regel. Vooral het afgelopen jaar zijn er veel oudere ambtenaren vervroegd uitgetreden. Dit was extra aantrekkelijk dankzij de zogenaamde Remkes-regeling. Deze houdt in dat 55-plussers een aanvulling op hun VUT krijgen tot tenminste zeventig procent en dat ook hun pensioenopbouw gedeeltelijk doorgaat. Bij het CBS hebben in het afgelopen jaar 150 van de ruim 2500 medewerkers aangegeven dat ze van deze regeling gebruik willen maken.

Omdat Burger pas op haar 42ste als herintreedster bij het CBS is begonnen en de eerste jaren in deeltijd heeft gewerkt, had ze onvoldoende pensioen opgebouwd om voor een riante regeling in aanmerking te komen. Maar ze is bovenal blijven werken vanwege het contact met de collega’s en omdat ze het prettig vindt productief te zijn, te werken aan iets dat nuttig is. Zij en haar man hebben niets met het Zwitserleven-gevoel, het heerlijk nietsdoen. “Na een paar weken vakantie vindt mijn man het mooi geweest en wil hij thuis achter zijn bureau zitten. Hij heeft een boek geschreven en is actief in het vrijwilligerswerk. Hij heeft nooit druk op mij uitgeoefend om ook te stoppen,” zegt Burger.

Nu Burger nog maar twee dagen per week werkt, is ze anders gaan denken over doorwerken na haar 65ste. Het hoeft van haar niet meer. “Wanneer je weet dat je afscheid gaat nemen, verandert er iets. Mijn tijd thuis is de afgelopen maanden belangrijker geworden dan mijn tijd hier.”

Evert van der Linden (60)

Evert van der Linden (60) is voorman bij Pirreli en werkt door tot 61 Zijn buren zijn allemaal oud-collega’s. Evert van der Linden (60) woont in een wijk in Delft die NKF destijds liet bouwen voor zijn werknemers. Van der Linden ziet ze elke dag: mannen die al lang waren gestopt met werken toen zij even oud waren als hij. “Die konden ophouden toen ze 53, 55, 58 waren. Niemand is doorgegaan tot zijn zestigste.” Maar Van der Linden moet nog een jaar.

NKF bestaat niet meer. De Nederlandse Kabel Fabriek werd vijf jaar geleden overgenomen door het Italiaanse Pirelli. Na de overname werd het mes flink in het personeelsbestand gezet; 25 procent vloeide af. Vervolgens nam het bedrijf een fileermesje ter hand en liet in het kader van bijvoorbeeld procesoptimalisatie elk jaar tien tot vijftien man afvloeien. Voor een belangrijk deel mannen van 58 jaar. Via de flexibele VUT-regeling van de Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro konden zij op die leeftijd stoppen met 45 procent van hun salaris. Pirelli vulde dat aan tot tachtig procent.

Inmiddels is dit verleden tijd. Het pensioenfonds heeft dit jaar de leeftijd waarop de flexibele vut kan ingaan verhoogd tot zestig jaar. Bovendien valt er na de anorexiajaren niets meer te snijden en stelt Pirelli geen budget meer ter beschikking voor aanvullende uitkeringen. Nu is het uitzonderlijk dat Van der Linden met zijn zestig jaar nog in de fabriek staat, maar het is wel het voorland van alle 240 Pirelli-werknemers. Met uiteenlopende maatregelen laat de kabelfabrikant zijn mensen (waarvan bijna de helft 50-plus is) wennen aan het idee dat ze zullen moeten blijven werken tot 61 of 62 jaar.

Zo is bijvoorbeeld het opleidingsbudget voor 50-plus verhoogd en krijgen ook 55-plussers weer een functioneringsgesprek. Ook worden er scans gemaakt om vroegtijdig eventuele belastbaarheidproblemen vast te stellen en de werkplek aan te passen. “Ze gunnen het je of ze gunnen het je niet. Stoppen met 58 was geen recht. Soms denk ik dat ik de pineut ben omdat ik mijn werk goed deed. Ik had beter vervelend kunnen zijn. Wie niet functioneert, stuurden ze wél weg. Maar mij konden ze nog goed gebruiken,” zegt Van der Linden.

Begrijp hem goed. Hij houdt van zijn werk. Dat is het probleem niet. Hij heeft recent zelfs nog een promotie tot voorman gehad. Het is vooral zijn gezondheid. Hij moet er niet aan denken dat hij dit laatste jaar ziek wordt. “Dan krijg je de geeuwhonger, zo’n lage uitkering als je dan hebt.” Helemaal zorgeloos is zijn gezondheid niet. In 2000 heeft hij een openhartoperatie gehad. Maar hij werkt weer in een drieploegendienst, inclusief nachtdiensten van ’s avonds tien tot ’s ochtends zes uur. Dat gaat hem niet in de koude kleren zitten. Zeker nu hij zestig is. Want hoe ouder je wordt, des te minder is je herstelvermogen. “Minister Brinkhorst, die kampioen doorwerker, heeft makkelijk praten met zijn kantoorbaan,” zegt Van der Linden. “Ik zou hem wel eens willen horen na een week nachtdienst.”

John Hensen (64)

John Hensen is manager bij Siemens en werkt door tot 65. De meeste mensen bij Siemens stoppen als ze 62 of 63 jaar zijn. Ook aan John Hensen (64) vroeg het bedrijf tot hoe lang hij dacht door te gaan. “Natuurlijk heb ik even gedacht aan alle VUT en prepensioenpremies die ik heb afgedragen en dat ik ‘dus’ zou moeten meeprofiteren. Maar dat kan natuurlijk nooit het motief zijn.” Dus wil hij tot zijn 65ste doorgaan.

In zekere zin heeft Hensen makkelijk praten, vindt hij. Hij komt uit een gezond geslacht. Zijn grootvader was tot zijn 73ste vormer in een gieterij. Dat was echt hard werken, veel zwaarder dan wat Hensen nu doet of wat zijn vader deed. Zijn vader werd op latere leeftijd van een montageafdeling overgeplaatst naar een rustige plek op het magazijn, waar hij tot ver na zijn 65ste bleef werken. “De omstandigheden binnen de onderneming moeten goed zijn. Anders vertrek je natuurlijk ook als de gelegenheid zich voordoet. Maar ik hoef hier niet bang te zijn dat iemand me een mes in de rug wil planten. De werksfeer is prettig. Ten eerste bij Siemens en binnen deze afdeling helemaal.”

Hensen doelt op Home Services (de afdeling die bij consumenten en instellingen huishoudelijke apparatuur installeert en onderhoudt) waaraan hij al vijftien jaar leiding geeft. Daarvoor had hij bij Siemens functies bij de automatisering en personeelszaken. Deze afwisseling heeft hem scherp gehouden.“Natuurlijk hebben we hier onze taken en targets. Af en toe moet de beuk er flink in.” Hij zegt het maar even, anders zou je bijna vergeten dat het om serieuze zaken gaat wanneer je luistert naar zijn lofzang op zijn werk als hem wordt gevraagd naar zijn Zwitserlevengevoel. “Dat heb ik nu al,” is de korte versie van zijn antwoord. “Bezig zijn is voor mij van het leven genieten.” Hensen is een actief mens: hij was de eerste gekozen voorzitter van de OR bij Siemens en zit in menig bestuur. Vroeger vergaderde hij twee à drie avonden in de week, nu is dat veel minder, doordat hij uit een aantal besturen is teruggetreden. Maar hij tennist meer. De vijf extra vakantiedagen die hij als 64-jarige krijgt gaat hij besteden bij ‘De sociëteit van het gevoelige snaartje’, een club binnen de tennisvereniging, waarvan Hensen voorzitter is. “Oude kerels die een bal kunnen slaan, bier lusten en ervan houden een boom op te zetten,” zo portretteert Hensen deze vriendenclub. Vanuit die club wordt hem nogal eens gevraagd: “Wanneer stop je zodat je meer met ons kunt tennissen?” Hensen vindt dat hij voorlopig voldoende (drie tot vier keer in de week) met hen kan tennissen. Bovendien: “Je merkt dat ze los zijn van dingen waar ik nog niet van los wil zijn. Gesprekken zijn me te vrijblijvend, de toon te badinerend.”

Natuurlijk komt ook voor Hensen het pensioen, dat is onvermijdelijk. Maar hij stelt het graag nog een jaar uit.“Misschien ben ik dom bezig door meer van hetzelfde te doen, wie weet welke fantastische dingen ik misloop door te blijven werken. Mijn keuze is ook maar een gok.”

Jan Karel Bout (61)

Jan Karel Bout is permanent vertegenwoorderigerin Brussel bij VNO-NCW en werkt door tot 65 Bij Jan Karel Bout, permanent vertegenwoordiger van werkgeversorganisatie VNO-NCW in Brussel, schemert even een lichte twijfel door. Maar die twijfel is er pas wanneer hij hardop fantaseert over wat hij na zijn pensioen zou willen doen. Hij vertelt over de reis die hij een aantal jaren geleden heeft gemaakt langs verschillende spirituele centra in India en die hij misschien zou willen overdoen. Maar ook noemt hij ontwikkelingswerk, counseling en commissariaten als bezigheden die hij na zijn pensioen zou kunnen oppakken.

Het is duidelijk dat het gepensioneerde leven niet in het minst een issue voor Bout is. Opmerkelijk, want bijna iedereen bij VNO-NCW maakt gebruik van de prepensioenleeftijd van 62. Bout niet. Hij wordt deze zomer 62, maar hij heeft een afspraak die hem in staat stelt tot zijn 65ste door te gaan. Overigens staat ook bij de werkgeversorganisatie deze prepensioenleeftijd ter discussie sinds het kabinet vorig jaar de fiscale faciliteiten voor vervroegde uittreding schrapte voor werknemers jonger dan 55 jaar. Maar vooralsnog blijft de 62 – tot 1 januari 2006 – gehandhaafd en is Bout een van de drie uitzonderingen die langer blijft doorwerken.

Waarom hij blijft werken? “Ik vind het jammer om geen gebruik te maken van de kennis en ervaring die ik in de loop van mijn arbeidzame leven (ministerie van Financiën, OESO en werkgeversorganisatie AWVN) heb opgebouwd,” antwoordt hij. “Daarnaast leer ik een boel, wat belangrijk is voor een nieuwsgierig en leergierig iemand als ik. Ik zit nu 3,5 jaar in Brussel en naarmate je daar langer zit, neemt het rendement van je activiteiten toe.” Eerlijk gezegd voelt Bout zich nog niet oud. Hij had er nooit bij stilgestaan dat hij de oudste bij VNO-NCW was. “Ik heb mijn leven lang gesport en loop nog steeds hard. Dan blijf je fit en gezond. Hoe anders was dat bij mijn vader. Ik zie hem nog op zaterdagmiddag uit de auto stappen op het grintpad naast ons huis, met zijn hoed op. Ofschoon hij toen jonger was dan ik nu ben, zag hij er al uit als een oude man. Maar ook hij heeft tot na zijn 65ste gewerkt.”

Toch komen de pensionado’s dichterbij. Zo is Bout in zijn hockeyteam een van de ouderen, maar inmiddels zijn er veel al met werken gestopt. “Niemand gaat er prat op, niemand vindt het gênant. Ik zie ook niemand hijgend en met versleten knieën naar de eindstreep strompelen.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Nan Morren (63)

Nan Morren is pr-functionaris bij ziekenhuis Medisch Spectrum Twente en werkt door tot deze zomer. Ze heeft het niet eens goed bestudeerd, het VUT-voorstel dat ze voor haar zestigste verjaardag van pensioenfonds PGGM kreeg. Ze had prettig werk met voldoende tijd om er dingen naast te doen en dacht er niet over om te stoppen. “Het scheelt natuurlijk dat ik een baan van drie dagen heb,” zegt Nan Morren (63).

Ze ging al midden jaren tachtig in deeltijd werken, toen ze nog op het laboratorium van het Enschede ziekenhuis Medisch Spectrum Twente werkte. “Dat was toen tamelijk uniek. Er waren slechts vijf uitverkorenen.” In die tijd al was zij een van de drijvende krachten achter het personeelsblad. Op zeker moment dreigde de klad in het blad te komen en bovendien rukte bij het laboratorium de automatisering steeds verder op, bepaald niet de grote liefde van ‘mensenmens’ Morren.

Het ziekenhuis sloeg twee vliegen in één klap toen het haar de functie van pr-functionaris aanbood. Voor drie dagen per week. Zij vond het een prachtig aanbod, ondanks die drie dagen. “Geld vind ik niet zo belangrijk. Ik ben niet getrouwd en heb geen kinderen. Dan is het leven net zo duur als je het zelf maakt.” Het is inmiddels vijftien jaar geleden dat ze als pr-functionaris ging pionieren. Een baan die haar op het lijf was geschreven, zeker in een ziekenhuis waar ze al sinds haar 21ste werkt. Ze bouwde het personeelsblad uit en als er vragen van de media kwamen, wist zij altijd te achterhalen wat er in het ziekenhuis speelde. Ze voelde zich als een spin in het web en besteedde nog steeds geen aandacht aan de PGGM-voorstellen die ze voor haar 61ste en 62ste verjaardag kreeg. Ze was tevreden met de balans tussen werk en privé.

Dat veranderde toen er een nieuwe voorzitter van de raad van bestuur kwam. Met zijn komst diende er zich een nieuwe reorganisatie aan, de zoveelste die Morren in veertig jaar ziekenhuis had meegemaakt. Deze reorganisatie voelde ze aan den lijve. De pr-afdeling moest het centraal gelegen kantoor verlaten en werd verbannen naar een noodlokaal buiten het eigenlijke ziekenhuis. “Daar zitten we met een aantal ‘papieren tijgers’: mensen met administratieve functies die nog weinig zien van zieken, dokters en zorgen,” vertelt Morren. Bovendien heeft ze het idee dat het ziekenhuis nauwelijks nog in de pr-afdeling wil investeren. ‘Wil ik dit wel?’ was de vraag die haar in het noodlokaal overviel. Het antwoord was nee. Toen pas bestudeerde ze de PGGM-brief en besloot ze alsnog vóór haar 65ste te stoppen. Deze zomer is het zo ver. “Ik laat het maar op me afkomen. Deze winter heb ik een jonge hond gekregen en binnenkort komt er nog een pup bij. Er is genoeg te doen. Maar het zal wel raar zijn om nooit meer de wekker om half zeven te moeten zetten.”