Of ik er trots op moet zijn, weet ik niet, maar ik ben de uitvinder van de schoenentest (pag. 12). Bij sollicitatiegesprekken die mij te gladjes verlopen, als de m/v aan de andere kant van de tafel dus te vaak in de modus van sociale wenselijkheid schiet, vraag ik na een tijdje altijd of hij/zij wil meewerken aan de schoenentest.
Kort en goed: zet je rechterschoen op tafel en vertel me wat die schoen over je zegt. En na vijf minuten, indien nodig: nee, ik bedoelde de binnenkant van de schoen.
Hardcore P&O'ers en vakbondstijgers zijn er natuurlijk fel op tegen, maar de schoenentest leert mij veel.
Hebben we te maken hebben met een knipmes (doet het meteen), een principiële zeikerd (die weigert zonder meer) of iemand die onderzoekend is (vraagt eerst wat de bedoeling is en werkt dan mee)? Kan iemand abstract en creatief denken? Hoe handelt iemand in een onverwachte, misschien zelfs ongemakkelijke situatie? Ziet de schoen er goed verzorgd uit? Is die nette kleding een maskering, want komt uit de schoen een sok met een gat tevoorschijn? Zaken die veel beter het verschil aangeven tussen kandidaten dan een regeltje meer of minder op een cv.
Mag je echt alles vragen aan sollicitanten? Van de wet niet, maar van mij wel. Wie daar niet tegen kan, wil niet met me werken.