Winkelmand

Geen producten in je winkelwagen.

Herman Brood

Bij zijn dood was Herman Brood een van de best verkopende kunstenaars van Nederland. Maar zijn vaardigheden als artiest verbleekten bij zijn marketingtalenten. Brood de popmuzikant en schilder is op 11 juli overleden, Brood het merk leeft voort.

Manager Koos van Dijk heeft ambivalente gevoelens tegenover de musea in Nederland. Na Broods dood is er slechts een flauwe belangstelling van de 'officiële' kunsthuizen om zijn werk te exposeren. “De kunstpausen zullen toch nooit erkennen dat Herman Brood een groot schilder was,” zegt hij. “Als kunstenaar mag je niet verkopen. Als je werk goed verkoopt, kun je zogenaamd geen goede schilder zijn.” Maar een week later is hij aan de telefoon. “Ik ben nu bezig met musea in Amsterdam, Amstelveen en Rotterdam!” Weliswaar “willen die kunstjongens liever een artiest hebben die nog geen boterham te eten heeft.” Maar nu wordt er toch serieus met verschillende musea gesproken. “Herman zal er daarboven samen met Jimi Hendrix wel een pilsje op nemen!”

De grote vraag is: hoe gaat het in de toekomst verder met het merk Herman Brood? Wat is de waarde van zijn kunst, nu hij er zelf niet meer is om het merk met zijn charme, zijn mediagenieke persoonlijkheid, zijn ontwapenende eerlijkheid te ondersteunen? Gaat de waarde van al die Broods in particuliere collecties geleidelijk omhoog, zoals te doen gebruikelijk met dode kunstenaars? Worden de Broods over een jaar of wat bij Sotheby's verhandeld? Komt hij in de vaste collectie van het Stedelijk? Of was zijn waarde als kunstenaar te sterk verbonden met zijn mediastatus? Waar staat het merk Herman Brood eigenlijk voor?

Heroïnejunkie
Het aantal schilders in Nederland die, zoals Brood deed, meer dan een miljoen gulden per jaar omzetten, is op de vingers van een paar handen te tellen. Zijn cd's halen al bijna 25 jaar goud. En er is nog iets aan Herman Brood dat verkoopt: zijn leven. Bart Chabot is inmiddels al de tweede biograaf die met hem bezig is. Chabots werk moet een tetralogie worden, een levensbeschrijving in vier delen. Wim Kok zou willen dat hij het zo ver schopte.
Het succes van het merk is des te indrukwekkender als je beseft dat Brood begin jaren zeventig nog compleet aan de grond zat.

Na zijn periode als pianist bij de legendarische groep Cuby & the Blizzards viel Brood in een zwart gat. Hij zwierf door Utrecht als een van de eerste heroïnejunkies uit de Nederlandse geschiedenis, en moest zich met kleine diefstallen in leven houden. Toen er vanaf 1973 enkele Cuby-reünies werden gehouden, kwam Brood rechtstreeks uit de goot.
Tijdens een van deze reünies werd Brood opgemerkt door een journalist. Het verslag van het gesprek, waarin Brood vrij openlijk over zijn drugsgebruik vertelt, verscheen in Muziekkrant Oor. Vanaf dat moment, zo schrijft de 'andere' biograaf Jan Eilander, was de mediawereld gefascineerd geraakt door het verschijnsel Brood. Er was “altijd wel iemand die zich in Brood verdiepte,” aldus Eilander.

Deze belangstelling werd natuurlijk in de hand gewerkt door het succes. Het grote succes begon in 1977, na het uitbrengen van de elpee Street, de eerste elpee van Brood met een 'eigen' band, de Wild Romance. Een cruciale ontmoeting was daaraan voorafgegaan, namelijk met manager Koos van Dijk. Van Dijk, destijds een cafébaas die Brood wilde inhuren voor optredens, herkende zijn unieke talenten en wist er structuur in aan te brengen. Bij het eerste optreden liet Brood (bezig met zijn vaste shotje dat aan de optredens vooraf ging) zijn allerlaatste injectienaald per ongeluk in de prullenbak vallen. Van Dijk kwam net binnenlopen. “Meestal flippen mensen dan, maar het eerste dat hij deed, was die prullenbak op zijn kop zetten en de naald zoeken,” aldus Brood in Oor. “En dat is ergens wel kenmerkend voor de hele verdere gang van zaken: een doortastend type. Dat betekende voor mij echt de ommekeer.”

Publiciteitsstunt
Van Dijk zorgde voor muzikanten en voor optredens. Hij financierde de eerste plaatopnamen. Hij onderhandelde met de platenmaatschappij. Na het succes van Street was het niet zo moeilijk meer om optredens te vinden. Maar Van Dijk zorgde dat Herman Brood steeds in de belangstelling van de media bleef. Hij belde journalisten en zorgde op zijn tijd voor een publiciteitsstunt. Het charisma van Brood en zijn immer roerige levenswandel, en niet in de laatste plaats de muziek, deden de rest.

Van het begin af aan, zegt Van Dijk, is er bewust – en hard – gewerkt aan de opbouw van het merk. “Het is opgebouwd met bloed, zweet en tranen.” Niet alleen hijzelf, maar ook Brood heeft er keihard voor geknokt. “Herman heeft niets cadeau gekregen.” Herman Brood stond bekend als een (bijna) workaholic, die voortdurend bezig was. Van Dijk was op de achtergrond aanwezig om die energie in de juiste richting te sturen.
Het rock & roll-imago werd gecultiveerd. Het drugsgebruik paste daarin, en hoefde dus niet te worden weggestopt. Integendeel, het werd tot in detail beschreven. Net als de losbandigheid. De media werden gevoerd. Er zou een huwelijk ophanden zijn met de Duitse punkzangeres Nina Hagen. Er zou een film komen waarin Brood, eind jaren zeventig, de Molukse treinkapingen aan de orde zou stellen. Er zou nog veel meer.

Van Dijk vertelt hoe de promotie werd aangepakt. Op de terugweg van een concert, ergens in het land, hoorden ze dat de inbreker Aage M. de volgende ochtend zou worden voorgeleid in Leeuwarden. Ze wisten dat Brood een gouden plaat zou worden uitgereikt voor het album Cha Cha, en besloten dat Aage M. hem zou moeten 'uitreiken'. 's Nachts werd allereerst een van de vorige gouden elpees opgehaald (die voor Cha Cha lag immers nog bij de platenmaatschappij). Vervolgens werd er meteen doorgereden naar Leeuwarden. Op de foto op de trappen van het gerechtsgebouw, die vervolgens alle kranten haalde, staan Aage M. en Brood dus met de verkeerde gouden plaat. Maar de associatie met de inbreker, bekend om zijn 'thermische lans', paste precies in het rock & roll-imago.

Majoor Boshardt
In de jaren zestig was Brood korte tijd naar de kunstacademie geweest. Later was hij altijd blijven tekenen en krabbelen. Begin jaren tachtig ging hij steeds serieuzer schilderen. Toen het succes van de band minder werd, werd de kunst steeds meer een hoofdactiviteit.
Van een besmet merk ('muzikant op zijn retour') kon het imago worden vernieuwd ('serieus kunstenaar'). Van Dijk voerde volgens eigen zeggen een bewust merkbeleid. “Alles moest in die naam.” Regelmatig zorgde Brood voor zijn eigen publiciteit, bijvoorbeeld door op de Albert Cuypmarkt te gaan staan schilderen. Van Dijk regelde optredens van de kunstenaar, zoals 'action-painting'-sessies bij bedrijven. Brood moest het wél zelf leuk blijven vinden, zegt Van Dijk. Een lintje doorknippen, dat was niks voor hem. Maar met majoor Boshardt op stap voor een tv-programma, dat was oké.

Van Dijk handelde de zaken af en bewaakte – vooral nadat Broods ster ook in de kunstwereld was gerezen – angstvallig het imago. Van lieverlee kwam er merchandising met het Brood-signatuur (petjes, bekers, klokken en dergelijke), maar Van Dijk probeerde elke vorm van besmetting te voorkomen. Er werd bijvoorbeeld terughoudend mee geadverteerd, en zeker niet in de huis-aan-huis-bladen. “Het moet exclusief blijven,” aldus Van Dijk.
“De kleintjes doen duizend, de grotere tussen de vijf- en tienduizend gulden,” vertelt Brood in Rock 'n Roll Junkie, de biografie van Jan Eilander. Dat was in 1993. Na onkosten en de commissie van het management (30 procent) bleef er voor Brood destijds vijf- à zesduizend gulden voor een topstuk over. Rond de tijd van zijn dood was de prijs van de grote werken al gestegen tot ongeveer twintigduizend gulden. De dag na zijn dood schoten de prijzen omhoog. Op internet werden er zeefdrukken verhandeld voor het vijfvoudige van de oorspronkelijke prijs.
Van Dijk doet daar overigens niet aan mee, zegt hij. Hij houdt de prijzen vlak, ondanks de gestegen vraag. “We willen de hype niet in de hand werken. We willen niet profiteren van Hermans dood.”

Bordeelbezoek
Bij Galerie Donkersloot gaan de topstukken uit de Brood-collectie voor dertig- tot veertigduizend gulden over de toonbank. De galerie heeft het werk van Brood al tien of vijftien jaar onder zijn hoede. Volgens Willem van Rooij van Donkersloot was het niet nodig om er veel promotie voor te doen. “Dat deed Herman zelf.” Brood was altijd wel in voor iets geks. Hij liep met een papegaai op zijn schouder, reed op een beschilderde scooter en stond op straat te tekenen. “Hij verkocht de werkjes voor 25 gulden of hij gaf ze gratis weg.” Het ging hem niet om het geld. “Daar gaf hij helemaal niet om,” zegt van Rooij. “Hij vond het gewoon leuk om op te vallen.” Daarom, zegt Van Rooij, is het ook nooit gelukt om Brood als schilder in de Verenigde Staten te lanceren. “Het interesseerde hem niet. Hij was een geweldig mens.”

In hoeverre Brood wel of niet in geld geïnteresseerd was, blijkt uit Broodje Gezond, het eerste deel van de 'tetralogie' van Bart Chabot. Brood rekent zijn inkomsten en uitgaven van de vorige dag (29/6/92) in een kasboekje uit. Aan schilderijen en tekeningen verkoopt hij die dag voor 3.750,-, waarvan een deel op straat. Maar zijn uitgaven zijn ook pittig. Voor drank heeft hij die dag 292 gulden nodig, en voor drugs nog eens 437. Bordeelbezoek komt hem op 1.250 gulden te staan (exclusief 100 gulden fooi). Alleen al de acht taxiritten die hem die dag van het ene naar het andere adres binnen Amsterdam moesten brengen, kostten bij elkaar ruim 200 gulden.

In hoeverre al deze uitgaven werkelijk op één dag plaatsvonden, is moeilijk te controleren. Het kan zijn dat Brood de gang van zaken een beetje overdreef, want het hele verhaal past goed in het rock & roll-imago. Maar dat zijn levensstijl losbandig was, staat niet ter discussie. Of hij nu in geld geïnteresseerd was of niet, hij was in ieder geval geïnteresseerd in wat er voor geld te koop is. Dat zijn schilderijen zo goed liepen was, zeker nadat de cd-verkoop minder werd, een godsgeschenk, gezien het feit dat hij er dure hobby's op nahield: spuiten, drinken en hoerenlopen.
De financiële nood was bij tijd en wijle zo groot, dat het werk als kunstenaar minder zorgvuldig werd. “Het is zelfs al zo dat mijn schilderijen de galerieën niet meer halen,” zei Brood. “Speculanten kopen namelijk alles op. Voor mij gunstig natuurlijk. Vaak ben ik amper begonnen of ik hoor al: 'Heb je al wat klaar?' Nog gevleugelder is de kreet: 'Even iets signeren, graag.'”
In het boek Broodje Halfom beklaagt een kunsthandelaar zich tegenover Brood dat zijn handtekening op een van zijn werken te klein is. “Gaat het om de handtekening?” mompelt Brood. “Ik dacht dat het om de voorstelling ging.”

Handtekening
Gaat het om de handtekening of de voorstelling? Om in te kunnen schatten hoe waardevast het merk Herman Brood is, is dat een interessante vraag. Brood was immers al beroemd voordat hij doorbrak als kunstenaar. Zou het werk, los van zijn roem als rocker en junkie, op eigen benen kunnen staan?
Willem van Rooij van Galerie Donkersloot en Koos van Dijk twijfelen daar niet aan. “Over twintig jaar zit Brood in een categorie vergelijkbaar met de Cobra-schilders,” zegt Van Dijk. Als verkopers van Broods werk kunnen Van Rooij en Van Dijk het zich overigens nauwelijks permitteren om te twijfelen. De Brood-schilderijen die in Donkersloot hangen, zijn stuk voor stuk voorzien van knollen van handtekeningen. Wat dat betreft heeft Van Rooij weinig te klagen.

Het probleem is dat de vraag naar de waarde van Broods kunst op langere termijn niet goed te beantwoorden is. Het is immers een kwestie van smaak, wordt in de kunstwereld benadrukt. Een kunsthistoricus zegt: “In de kringen van de avant-gardisten vindt men het niks, maar in sommige kunstbladen wordt hij verdedigd.” Een hoofdredacteur van een kunstblad: “Artistiek gezien zie ik er niks in, maar mijn persoonlijke mening doet er niet toe.” Een collega-kunstenaar: “Voor de verkoop doet het er niet toe of het goed of slecht is, het zegt meer over hoe de kunstwereld in elkaar zit.”
Men wil liever niet met naam worden genoemd, want het is not done om een collega-kunstenaar af te kraken. Bovendien, wat vandaag goed wordt gevonden, kan morgen worden afgebrand en vice versa. Denk maar aan Van Gogh.
Zelfs het feit dat Broods werk voor flinke bedragen wordt verkocht, zegt weinig. Wat dat betreft vertelt Van Rooij een illustratieve anekdote. Vorig jaar was Donkersloot betrokken bij de 'ontvoering' van de schilder Peter Klashorst uit een cel in Senegal. De schilder werd beschuldigd van het gelegenheid geven tot prostitutie. Donkersloot zou voor 'tienduizenden guldens' rechters en gevangenispersoneel hebben omgekocht, om Klashorst het land uit te kunnen smokkelen. Kort daarop steeg de belangstelling voor het werk van Klashorst, en steeg de prijs navenant. Zo kreeg Van Rooij ook een telefoontje van een bank, ze hadden eigenlijk nog nooit van Klashorst gehoord, maar nu hij zo uitgebreid in het nieuws was geweest…

Kleurenblind
Naast de vervalsingen die na Broods dood razendsnel de kop opstaken, is er echter nog een andere bedreiging voor de 'waardevastheid' van Broods werk. Ook door de schilder zelf werd er vaak nogal slordig, om niet te zeggen achteloos, gewerkt. Er ontstond nogal wat werk van, letterlijk, dubieuze signatuur. Talloos zijn de verhalen over blind signeren, dat wil zeggen dat de schilder, om het verkoopproces te bespoedigen, alvast zijn krabbel op een stapel blanco zeefdrukken zette. Brood: “Ik heb één ding mee: mijn korte naam. Brood. Als de vaart er eenmaal in zit, de cadans, trrrr… dan haal ik honderdzestig afdrukken in, pakweg, een half uur.” In hetzelfde gesprek met Bart Chabot vertelt hij hoe hij op een tentoonstelling tekeningen zag die hij eerder in stukken had gescheurd. Die had de kunsthandelaar weer aan elkaar geplakt, “en hup de verkoop in.” Brood vond het best.

Misschien zegt de populariteit van Brood vooral iets over de rol van roem en hype in de Nederlandse kunstwereld. Maar ook als de kwaliteit van het werk op termijn tegen mocht blijken te vallen, blijft de prestatie van Brood en Van Dijk om een uiterst succesvol rock & roll-merk op te bouwen, zonder meer indrukwekkend. Als geen ander voelden ze de aanwezigheid van een – blijkbaar – diepe belangstelling onder grote groepen mensen voor het leven van de junk. De prestatie om Herman Brood als een succesvolle schilder te lanceren, is eens te meer indrukwekkend gezien het feit dat (zoals Jan Eilander in zijn boek schrijft) Brood kleurenblind was.
Zelf was Brood er de persoon niet naar om diepzinnig te doen over de artistieke waarde van zijn werk. In 'Broodje Halfom' vertelt hij trots hoe hij met een stel vlot gemaakte tekeningen de rekening weet te betalen in een Chinees restaurant, en nog geld toe krijgt ook. De taxichauffeur had het leuk gezegd: 'Herman, jij drukt je eigen bankbiljetten'. Dat vond Brood zo treffend opgemerkt, dat hij de hele verdere nacht met de chauffeur optrok. Hij liet hem zelfs meedelen in de winst.

Bronnen:
Bart Chabot, Broodje Gezond (Nijgh & Van Ditmar, 2001)
Jan Eilander, Rock 'n Roll Junkie (Prometheus, 2001)

www.wijzeman.nl/hermanbrood.php

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.