Het Gouden Windei gaat dit jaar naar Becel Pro-activ. Maar hoe terecht is die hetze tegen de levensmiddelenindustrie?
Je stem uitbrengen in een verkiezing is altijd leuk, zeker als er iemand aan de schandpaal wordt genageld. Bijna 19.000 mensen deden de afgelopen weken mee aan de Gouden Windei-verkiezing van Foodwatch. Ze stemden onder meer op een mierzoete limonade die wordt verkocht als gezonde fruitdrank, een smeerkaas waarin vet is vervangen door suiker en een ontbijtkoek die met kleurstoffen donkerbruin wordt geverfd. Als je een paar minuten op de website van Foodwatch doorbrengt zou je denken dat de levensmiddelenindustrie geen ander doel heeft dan ons te beduvelen met misleidende marketing. Maar dat beeld is niet terecht, zegt Albert Zwijgers, Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid bij Food & Nutrition Delta, een innovatieprogramma van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie.
Becel pro-activ
Zwijgers helpt als innovatiemakelaar de voedingssector met product- en procesinnovaties. “Het Gouden Windei trekt de aandacht van consumenten en houdt daarmee de industrie scherp. Fabrikanten worden gestimuleerd om zo transparant en duidelijk mogelijk te zijn naar de consument. Maar in een aantal gevallen gaat Foodwatch te kort door de bocht. Bedrijven weten heel goed dat claims die ze doen onderbouwd moeten zijn, ze gaan niet over één nacht ijs. Het lastige is dat er in de voedingsfysiologie altijd onderzoeken te vinden zijn die een bepaalde claim in twijfel trekken. Ik vind dat je moet kijken naar de consensus: waar zijn de meeste wetenschappers het over eens? Unilever baseert zijn claim dat Becel Pro-activ het cholesterolgehalte verlaagt op tientallen klinische onderzoeken. Dan moet je voorzichtig zijn met aanvallen.” Ook de Hartstichting beveelt Becel pro-activ nog steeds aan als gezonde margarine.
Blue Band Goede Start
Maar wat dan te denken van Blue Band Goede Start, door Foodwatch uitgeroepen tot de ‘grootste misleider van 2011’? De kunstmatige vezels die aan het witbrood zijn toegevoegd bieden niet de bescherming tegen hart- en vaatziekten die volkorenproducten wél geven. Volgens Zwijgers was de claim ‘wit waar volkoren in zit’ inderdaad twijfelachtig. “Hieruit blijkt weer dat je als fabrikant helder en transparant moet zijn. Alleen ingrediënten noemen, is niet voldoende. Je moet aangeven wat er van voedingskundig belang in zit.”
Onzinclaims, loze claims en suggestieve claims
Zwijgers adviseert bedrijven die hun product willen voorzien van een gezondheidsclaim de nieuwe Europese lijst van toegestane claims te raadplegen. “De Europese Voedselautoriteit EFSA verwees vorige maand honderden claims naar het rijk der fabelen, omdat het onzin-claims waren of omdat de beweringen niet voldoende konden worden bewezen. Slechts 222 claims werden goedgekeurd.
En zelfs als het gezondheidseffect van een ingrediënt of product wetenschappelijk is bewezen, ben je er nog niet. Het gaat te ver om te zeggen ‘met deze margarine heb je minder kans op een hartaanval’. Je moet een realistische omschrijving vinden, zoals ‘past in een cholesterolverlagend dieet’. Dat is lang niet altijd makkelijk. Als fabrikant moet je oppassen met te specifieke claims, maar je moet het ook weer niet te algemeen houden. Een claim als ‘puur en eerlijk’ bijvoorbeeld komt vertrouwenwekkend over, maar als technoloog vraag je je af wat dat nou eigenlijk betekent ‘puur en eerlijk’?”
Slimmer is het om de gezonde ingrediënten te noemen waaruit je product bestaat. “Melk en fruit bijvoorbeeld hebben een gezond imago. Als je die ingrediënten noemt, legt de consument zelf het verband met gezondheid.” Maar ook dan is het oppassen geblazen. Hero Fruit&CO wordt door Foodwatch genadeloos afgerekend op de claim dat de drank mango, passievruchten en ananas bevat, terwijl het eigenlijk vooral druivenconcentraat met water is. Zwijgers denkt dat de meeste consumenten daar snel doorheen prikken.
Consument eist gezond maar wil niet smakeloos
Gezonde producten maken en in de markt zetten is niet eenvoudig. Naast de al dan niet toegelaten claims speelt er nog iets anders. De consument wil graag gezond eten, maar vindt wat gezond is niet altijd lekker. Zwijgers: “Consumenten beoordelen producten in de eerste plaats op de smaak, dan op goed mondgevoel en daarna op uiterlijk. Veel gezonde stoffen hebben een metaalachtige of bittere smaak, als je dat in een product proeft, wordt het niet verkocht. Mondgevoel verschilt heel erg per land. In Amerika zijn ze dol op jelly’s, in Europa vinden we dat vies. Het uiterlijk kan ook botsen met de gezonde samenstelling van een voedingsmiddel. Een flesje met bruine drab onderin verkoopt niet, terwijl het juist een teken kan zijn van een gezond en natuurlijk product.”
Supermarkten en voedingsmiddelenproducenten krijgen vaak het verwijt dat ze ongezonde producten blijven aanbieden, maar volgens Zwijgers moet de consument ook naar zichzelf kijken. “Scholen willen dat cateraars alleen maar gezonde producten verkopen, maar de cateraars zien de leerlingen vervolgens verdwijnen naar de snackbar om de hoek. Hetzelfde geldt voor supermarkten: je kunt consumenten niet dwingen om gezonde keuzes te maken. We zijn de oorspronkelijke functie van een levensmiddel uit het oog verloren, namelijk: een manier om in leven te blijven. Eten is de afgelopen decennia veranderd in iets dat ‘fun’ moet zijn. Ik denk dat die trend nu gaat keren. Steeds meer mensen beseffen dat voeding in de eerste plaats bedoeld is om ons lichaam vitaal te houden.”
Lees ook:
- Hoe lang blijft biologisch hip?
- Gezond oud worden door te eten als de oermens
- Anders kijken naar overgewicht
-
Onderzoek: Nederlandse bestuurder topfit