Klein land, wereldproduct. Deze aflevering: de veegarm van Koseq, die recentelijk met groot succes werd ingezet om de door BP gelekte olie in de Golf van Mexico op te ruimen.
Tot 2002 maar één klant
De inmiddels wereldberoemde veegarm van Koseq is in eerste instantie niet bedoeld als product voor de particuliere markt. Het bedrijf (officieel: Kampers Oil Spill Equipment) is in 2002 opgericht als dochtermaatschappij van Kampers Scheepskonstruktie uit Puttershoek, dat al bestaat sinds 1872. In 1970 gaat het een samenwerking aan met Rijkswaterstaat en TNO, met als uitgangspunt de vraag: wat te doen als een olietanker olie lekt op de Noordzee? De drie partijen ontwikkelen samen een speciale veegarm, die aan de zijkant van grote schepen kan worden gehangen om gelekte olie op te zuigen. Lange tijd is Rijkswaterstaat de enige klant, maar op 13 november 2002 leidt het schip De Prestige schipbreuk voor de kust van Spanje, met tonnen olie aan boord. Wat gebeurt er? Inderdaad: Koseq to the rescue!
150.000 euro/stuk
De veegarmen worden tegenwoordig allang niet meer alleen voor Rijkswaterstaat gemaakt. Koseq levert veegarmen aan de overheden van alle Europese kustlanden en aan Vietnam, Brazilië, Iran en India. Het bedrijf kan vier armen per week produceren. Twee tot drie man werken twaalf weken aan de productie van één arm, die – afhankelijk van het soort schip – tussen de 12 en 15 meter lang is. Onder een hoek van 60 graden worden de armen aan weerszijden van een schip gehangen. In principe kunnen ze binnen 15 minuten bedrijfsklaar zijn. Ze kosten wel 150.000 euro per stuk, nog exclusief de noodzakelijke pomp en kraan. Elke veegarm kan 360 kubieke meter water per uur opvegen, zegt Tom Achterberg, eindverantwoordelijke bij Koseq. “Maar olie is dikker dan water, dus de capaciteit is afhankelijk van het type olie dat moet worden opgeveegd. Opgeveegde olie wordt opgeslagen, naar de wal gebracht en verwerkt, maar als brandstof is het niet meer bruikbaar.”
Water als transportmedium
De naam zegt het al: de veegarm, een 5.000 kilo wegende constructie, veegt. Aan de zijkant heeft hij twee holle drijvers, in het midden zit een kunststof plaat, die één meter boven en één meter onder water zit. Daarmee wordt de olie letterlijk richting het schip geveegd, een pompbak in, waarbij water het transportmedium is. In het schip wordt de olie van het water gescheiden door middel van zwaartekracht. Achterberg: “Het overgebleven water gaat terug de zee in. Het is niet 100 procent gezuiverd, het bevat nog maximaal 50 parts per million olie. Alleen bij een grote ramp mag het teruggepompte water meer dan 15 ppm vervuiling bevatten.”
Door de jaren heen is aan het concept van de veegarm nauwelijks iets veranderd. Koseq heeft sinds kort nog wel een kleine versie ontwikkeld, de Victory Oil Sweeper. Geschikt voor andere wateren, en kleinere schepen.
De spill is de doorbraak
Ook in dit geval geldt: de één zijn dood is de ander zijn brood. De spill van BP in de Golf van Mexico, de grootste olieramp in de geschiedenis, gaf Koseq een opening op de Amerikaanse markt. “We zijn meteen na de ramp aan de slag gegaan”, zegt Achterberg. “Meestal duurt het 12 weken om één arm te maken, nu deden we het in 4 weken.”
Rijkswaterstaat stuurde in eerste instantie zes armen die het bedrijf op voorraad had, Koseq produceerde vervolgens nog eens acht extra exemplaren, die men verkocht aan bergingsbedrijf TNT. “De eerste particuliere klant in de geschiedenis van Koseq”, aldus Achterberg. Op dit moment is Koseq USA in oprichting.
>> Dit artikel komt uit MT magazine. Bestel de nieuwste editie online <<