Onder politieke druk van onder meer Frankrijk heeft de Eurocommissaris Wopke Hoekstra van Klimaat een plan opgesteld dat ruimte biedt om iets minder streng om te gaan met de reductiedoelen voor CO2 van de Europese Unie. Er kan hierbij weer een onderscheid komen tussen hard meetbare emissierechten voor CO2 en zachtere carbon credits.
Verder wordt het geografische principe losgelaten dat emissiereductie binnen het territorium van de EU moet worden gerealiseerd. Ook worden opslagprojecten voor CO2 mogelijk geïntegreerd in het EU-handelssysteem voor emissierechten.
#1 Netto CO2-uitstoot van de EU moet nog fors omlaag
Bij reductiedoelen voor broeikasgassen wordt gekeken naar zogenoemde CO2-equivalenten. Hierbij wordt de uitstoot van andere broeikasgassen zoals methaan omgerekend naar kilo’s of tonnen CO2. Verder gaat het om de zogenoemde ‘netto-emissies’ van broeikasgassen in CO2-equivalenten.
Momenteel stoten de EU-landen netto samen iets minder dan 3 miljard ton CO2-equivalent per jaar uit. In de onderstaande grafiek is te zien dat dit tegen 2040 moet zijn gedaald tot ongeveer 560 miljoen ton CO2-equivalent op jaarbasis. Dit komt neer op een daling van 90 procent van de netto-uitstoot vergeleken met 1990. Maar wat betekent netto hier precies?

De zwarte stippellijn in de grafiek volgt de ‘netto-emissies’. Aan de ene kant heb je de CO2-uitstoot van de industrie, landbouw, gebouwde omgeving en transportsector. Daar staat tegenover dat de biosfeer (bossen) CO2 opneemt en dat is te zien bij de groene zone (Lulucf) in de grafiek. Die zorgt dus voor compensatie in de vorm van negatieve emissies onder de nullijn van de grafiek. Vanaf 2035 komt daar nog heel voorzichtig een rood lijntje bij: de industriële afvang en opslag van CO2.
Bedrijven mogen geregistreerde afvang en opslag van CO2 in bijvoorbeeld lege gasvelden, zoals het Porthos-project in Rotterdam, momenteel gebruiken om hun emissies omlaag te brengen. Dit telt nu mee in de vorm van een lagere gerapporteerde uitstoot van bedrijven die direct betrokken zijn bij afvangprojecten.
Het nieuwe voorstel van de Europese Commissie biedt een opening om projecten voor CO2-opslag te integreren in het bredere systeem van emissierechten. Dit betekent dat CO2-emissies die worden opgeslagen via CCS-projecten als los verhandelbare emissierechten in het EU-systeem komen, in plaats van dat ze direct gekoppeld zijn aan de uitstoot van de bedrijven waar de CO2 wordt afgevangen. Op die manier kan een grotere groep bedrijven gebruik gaan maken van CCS-projecten, mits het voor de bedrijven waar de CO2 wordt afgevangen aantrekkelijk wordt om rechten door te verkopen.
Lees ook: Dit zijn 3 alternatieven voor de nationale CO2-heffing waar de Tweede Kamer vanaf wil
#2 Harde en zachte emissierechten voor CO2
De EU reguleert de uitstoot van broeikasgassen door voor specifieke industrieën te bepalen hoeveel CO2-equivalent ze per jaar in principe mogen uitstoten en daarvoor een gelijk aantal emissierechten beschikbaar te stellen. Bedrijven moeten vervolgens een bepaalde hoeveelheid emissierechten inleveren bij nationale autoriteiten op basis van hun werkelijke CO2-uitstoot.
In Nederland ziet de Nederlandse Emissie Autoriteit (NEA) daarop toe. Die kijkt als toezichthouder ook direct mee hoe bedrijven hun uitstoot meten en rapporteren. Bedrijven krijgen een aantal emissierechten gratis en voor de rest moeten ze emissierechten kopen bij primaire overheidsveilingen of via de secundaire markt van het Europese handelssysteem ETS.
Als een bedrijf investeert in een minder CO2-intensief productieproces, hoeven er minder CO2-emissierechten te worden bijgekocht. Of dit aantrekkelijk is, hangt echter af van de marktprijs van de emissierechten, die momenteel rond de 70 euro per ton schommelt. Bedrijven die op basis van hun uitstoot te weinig emissierechten inleveren bij de nationale autoriteit worden beboet met een extra opslag van 100 euro per ton te veel uitgestoten CO2.
Door de directe betrokkenheid van overheden bij het meten, rapporteren en inleveren van emissierechten, staan de Europese emissierechten (EUA, EU Allowances) bekend als de gouden standaard voor het vastleggen van CO2-uitstoot. Daartegenover staat een groeiende, veel minder strak gereguleerde markt van carbon credits, waarbij private partijen bijvoorbeeld compensatierechten voor CO2 verkopen door ergens bomen te planten. Dergelijke carbon credits worden onder meer door vliegmaatschappijen aangeboden om vliegschaamte te mitigeren. Dit leidt regelmatig tot discussies en ook rechtszaken over sjoemelgedrag.
Het plan van Eurocommissaris Hoekstra zet de deur op een kier voor minder hard verifieerbare emissierechten. Het idee is dat het reductiedoel van de EU voor de netto CO2-uitstoot in 2040 voor 3 procent gedekt mag worden door bedrijven carbon credits te laten kopen van buiten de EU. Ze mogen dan het inleveren van EUA-rechten bij hun nationale emissie-autoriteit aanvullen met emissiecertificaten die buiten de EU worden aangekocht.
Die 3 procent lijkt niet veel, maar is afgeleid van het emissieniveau van 1990, waardoor het om ongeveer 150 miljoen ton CO2-equivalent gaat. De externe emissie-inkoop mag volgens het voorstel vanaf 2036 worden ingezet.
De grote vraag hierbij is hoe fraudegevoelig de inkoop is van carbon credits die gekoppeld zijn aan emissiereductie die buiten de EU heeft plaatsgevonden. Het voorstel van Hoekstra benadrukt uiteraard dat het om ‘hoogwaardige internationale kredieten’ gaat, zonder te specifiëren wat hoogwaardig precies inhoudt.
#3 EU-doel voor emissiereductie versus mondiale doelstellingen
Het huidige Europese systeem van emissierechten is gebaseerd op het idee dat emissiereductie binnen het territorium van de EU moet worden gerealiseerd. Door de deur open te zetten voor de inkoop van emissierechten van buiten de EU komt er een fundamentele vraag op tafel. De reductie van de CO2-uitstoot van de EU is uiteindelijk gekoppeld aan de klimaatakkoorden van Parijs voor mondiale emissiedoelstellingen, benadrukte de wetenschappelijke adviesraad van de EU maandag in een rapport.
Als Europese bedrijven bijvoorbeeld in Afrika gerealiseerde verlagingen van de CO2-uitstoot mogen meetellen voor hun Europese uitstootreductie, zou strikt genomen diezelfde uitstootreductie niet meer meegeteld mogen worden door Afrika. Anders krijg je op wereldniveau dubbeltellingen. De EU loopt dus een risico met de externe inkoop van emissierechten. Als dit niet netjes wordt geregeld, ondermijnt externe inkoop van emissierechten de mondiale doelstellingen voor het laten dalen van de uitstoot van broeikasgassen.
In het voorstel van de Europese Commissie staat dat het gebruik van emissierechten van buiten de EU gepaard moet gaan met ‘steun aan derde landen om emissiereducties te bereiken die compatibel zijn met de klimaatakkoorden van Parijs’. Maar hoe wordt dit ingevuld? De EU zal met geloofwaardige subsidies moeten komen voor bijvoorbeeld opkomende economieën om aldaar extra emissiereductie te realiseren ter compensatie van door Europese bedrijven ingekochte emissierechten.
Wat hierbij uiteindelijk economisch het meest efficiënt is, hangt mede af van de prijs van CO2 binnen het Europese handelssysteem versus de prijs die Europese bedrijven betalen voor emissierechten van buiten de EU.
Als bijvoorbeeld van buiten de EU ingekochte carbon credits per ton CO2 goedkoper zijn dan de officiële Europese emissierechten, wordt het extra aantrekkelijk om buiten de EU emissies af te kopen. Tegelijk zou de EU dan eerlijkheidshalve met staatsgeld in derde landen een vergelijkbare hoeveelheid emissierechten moeten opkopen, of op een andere manier een vergelijkbare hoeveelheid extra emissiereductie moeten financieren.
Dit artikel verscheen eerder op Change Inc., het platform voor duurzaam nieuws in het bedrijfsleven.