De kredietcrisis heeft flink huisgehouden in onze pensioenopbouw. Moeten we ons ernstig zorgen maken of valt de schade wel mee? En wat kunnen we nog ondernemen om er straks toch warmpjes bij te zitten? Tien brandende vragen over uw pensioen.
1. Wacht mij een karige oude dag?
Alarmerende krantenberichten over verliesgevende beleggingen en snel slinkende reserves van pensioenfondsen doen het ergste vrezen. In hoeverre u daar de wrange vruchten van plukt, hangt grotendeels af van uw pensioenregeling. Veruit de meeste werknemers hebben een zogenaamde middelloonregeling. Zij lopen hooguit het risico dat hun pensioenopbouw of -uitkering tijdelijk niet meestijgt met de inflatie of dat de premies worden verhoogd. Maar echt grote zorgen hoeven zij zich niet te maken, omdat de pensioenpot nog steeds goed gevuld is. Voor de 10 procent met een beschikbare premieregeling – waarbij de uitkering afhangt van het zelf opgebouwde potje – kan het er beroerder uitzien. Vooral als de premie grotendeels in aandelen is belegd en de pensioendatum nadert.
2. Ik behoor tot die laatste groep. Wat nu?
Geduld en hopen op herstel in de markt. En nuchter nadenken. In paniek alle bleeders uit uw beleggingsportefeuille verkopen kan desastreus uitpakken. Een extra spaarpotje aanleggen zet meer zoden aan de dijk. Daarnaast is het verstandig uw beleggingsportefeuille geleidelijk minder risicovol te maken, door meer te beleggen in obligaties en zaken met een vaste rente.
3. Kan mijn pensioenfonds omvallen?
Die kans is nihil. Anders dan een bank heeft een pensioenfonds geen last van klanten die terstond hun tegoed opeisen of investeerders die de geldkraan dichtdraaien. Op dit moment hebben pensioenfondsen gezamenlijk zo'n 600 miljard euro in kas. Daarvan wordt jaarlijks 20 miljard euro uitgekeerd aan gepensioneerden. Tegelijkertijd stroomt elk jaar 25 miljard euro aan premie binnen. De fondsen hebben dus nog heel wat vlees op de botten.
4. Staat mijn pensioenfonds het water aan de lippen?
Dat hangt af van de dekkingsgraad: de verhouding tussen kasgeld en uit te keren pensioenen. Als dit cijfer onder de 105 procent is gezakt, krijgt het pensioenfonds van De Nederlandsche Bank drie jaar de tijd om weer boven die ondergrens uit te komen. Dat kan op drie manieren: de beleggingsrisico's terugdringen, de premies verhogen of tijdelijk niet indexeren.
5. Kiest mijn pensioenfonds straks voor die laatste optie?
Dat wordt pas eind dit jaar duidelijk. Normaal gesproken hakken pensioenfondsen op 1 oktober de knoop door, maar de deadline is opgeschoven, vanwege de grote onzekerheden op de financiële markten. Bij veel pensioenfondsen komt de ondergrens van 105 procent akelig snel in zicht. Maar sommigen staan er nog steeds riant voor. Het Spoorwegpensioenfonds kan komend jaar waarschijnlijk nog gewoon indexeren.
6. Wat merk ik ervan als mijn pensioenfonds niet indexeert?
Die maatregel treft iedereen. De mate waarin hangt af van uw leeftijd. Gepensioneerden voelen het direct in hun portemonnee: terwijl de prijzen stijgen, blijft hun uitkering gelijk. Wie nog werkt, ziet op zijn pensioenoverzicht dat de opbouw even niet met de inflatie meestijgt. Hoe hoger het opgebouwde pensioen – ofwel: hoe ouder u bent – hoe zwaarder dit in euro's aantikt.
7. Wordt de schade ingehaald als het straks beter gaat?
De geschiedenis leert van wel. Na de koersdalingen in 2001 zagen veel pensioenfondsen zich eveneens genoodzaakt af te zien van indexatie. Vorig jaar, toen ze hun reserves weer op orde hadden, maakten ze een inhaalslag.
8. Gaan de premies omhoog?
Dat kan. Maar pensioenfondsen, werkgevers en werknemers zullen hier huiverig voor zijn, omdat de economische gevolgen groot zijn. Voor werknemers betekent een hogere premie minder loon en dus een krappere bestedingsruimte. En bedrijven, die aan pensioenen meebetalen, zien hun loonkosten toenemen, terwijl ze het nu al moeilijk genoeg hebben. Daar komt nog bij dat de premies onlangs al fors zijn gestegen. Alleen pensioenfondsen die volgens hun statuten altijd moeten indexeren hebben waarschijnlijk weinig keus.
9. Is een pensioengat eigenlijk erg?
Wie straks minder dan 70 procent van zijn laatstverdiende salaris krijgt uitgekeerd heeft officieel een pensioengat. Dit geldt voor de meeste Nederlanders. Overigens is deze oude maatschappelijke norm al lang achterhaald. Of u straks kunt rondkomen van uw opgebouwde pensioen, hangt sterk af van uw levensstijl en wensen. Als u genoegen neemt met een onsje minder, hoeft een pensioengat geen ramp te zijn. Ook kan het zijn dat u andere vermogensbestanddelen heeft die u kunt gebruiken, zoals een huis en een afgeloste hypotheek. Toch is het verstandig een reserve aan te leggen voor eventuele tegenslagen, zoals arbeidsongeschiktheid. En u wilt uw partner vast ook niet in de kou laten staan als u overlijdt.
10. Hoe leg ik zo'n buffer aan?
Door extra te sparen of te beleggen; eventueel fiscaal vriendelijk, met een lijfrente, pensioenspaar- of bankspaarproduct. Wie iets minder afhankelijk wil zijn van de grillen op de beurs èn extra wil spreiden, kan een deel van zijn vermogen beleggen in zaken die niet met de aandelenhandel correleren, zoals kunst of wijn. Durf buiten de gebaande paden te denken. Schrijf bijvoorbeeld een boek en strijk elk jaar royalty's op. Of koop een vakantiehuis en incasseer huurinkomsten en eventuele winst bij verkoop.
Dat is echter allemaal gekrabbel in de marge vergeleken met een andere optie: langer doorwerken. Later met pensioen gaan, betekent dat uw uitkering over een kortere periode wordt uitgesmeerd, terwijl u ondertussen nog wel pensioen opbouwt. Elk jaar langer doorwerken betekent 8 tot 10 procent meer pensioen.
Met dank aan Tim Burggraaf European Partner bij pensioenconsultant Mercer en Caroline Elenbaas, financieel planner, lid van de Vereniging Onafhankelijke Financiële Planners