Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Je online straatje schoonvegen

Google-ceo Eric Schmidt wil dat iedereen op zijn achttiende een nieuwe naam mag aannemen, om af te komen van een besmette online identiteit. Tips voor een betere reputatie.


1. Do no evil

Je online identiteit managen? Dat doe je in de eerste plaats offline, stelt Huub van Zwieten, oprichter van TalentFirst. “Het internet is een vergrootglas van wie je bent en wat je doet.” Volgens Van Zwieten dwingt internet ons tot eerlijkheid. “Vroeger kon je jezelf met een mooi verhaal interessanter voordoen dan je was. Nu is dat moeilijker. Veel persoonlijke ­informatie is online te achterhalen en checken. Doe daarom alleen dingen waar je trots op kunt zijn. Een beetje zoals het oude Google-credo: Do no evil.”

Angst voor verlies aan privacy heeft Van Zwieten niet. “Mensen gaan altijd uit van een worstcasescenario. Ze zijn bang dat er een foto opduikt waarop ze dronken aan de bar hangen. Ik vraag me af hoe schadelijk dat nu echt is voor je carrière. De meeste personeelsfunctionarissen hebben zelf ook wel eens dronken aan de bar gehangen. Het wordt pas erg als het de enige ­informatie is die er over jou op internet te vinden is. Ik doe leuke dingen en vertel daarover op Twitter en op mijn blog.”

Door de opkomst van social media wordt het wel steeds lastiger om ons privéleven af te schermen voor de buitenwereld, denkt Van Zwieten. “Totale transparantie, dat is de toekomst. Ik vind dat helemaal niet erg. In hun privéleven laten mensen zich vaak van hun beste kant zien.”

2. Neem het voortouw

“Te veel managers vinden het niet nodig om te werken aan hun online identiteit”, zegt hr-adviseur An de Jonghe. “Totdat ze ontdekken dat er door anderen dingen over hen zijn geschreven die niet positief zijn. Maar dan is het al te laat. Neem daarom het voortouw, zorg dat je online een goede eerste ­indruk maakt.” Een foto, contactgegevens (maar nooit een privéadres), iets over wat je doet en wat je zoekt, dat is de informatie die in elk geval online te vinden moet zijn, aldus de Vlaamse. “Zie het als een elevator pitch.”

De Jonghe publiceerde vorig jaar het boek Sociale media voor HR-professionals. Anders dan Van Zwieten vindt ze het niet nodig om haar privéleven het web op te slingeren. “Ik zet zo min mogelijk écht persoonlijke informatie online. Wie je familie is, hoe je hond heet, verwijzingen naar politiek of religie, dat soort dingen zijn niet voor publieke consumptie. Op je visitekaartje vermeld je toch ook niet je cupmaat?”

De Jonghe tempert de verwachtingen van sociale netwerken. “Twitter is een prima medium voor mensen in de media of in marketing, maar als je in de staalindustrie zit levert het je geen bal op. Ook Facebook is slechts voor een kleine groep mensen nuttig als professioneel hulpmiddel. Het is vooral een informeel netwerk.”

Een andere opvatting die De Jonghe bestrijdt, is de gedachte dat jongeren beter gebruikmaken van sociale media dan ouderen: “Als ik aan stagiairs vraag welke sociale netwerken ze kennen, is het antwoord teleurstellend. Van de Nintendo-generatie had ik meer verwacht. De groep die het meeste profijt heeft van internet zijn de dertigers. Zij slagen er het beste in om hun zakelijke achtergrond te koppelen aan hun internetvaardigheden.”

3. Regie in je reputatie

”Het leven online gaat steeds meer lijken op het leven offline”, denkt ‘digitaal strateeg’ Frank Meeuwsen. “Tijdens het jaarcongres van een universiteit gedraag je je anders dan in het café. Op internet werkt het precies zo. Denk dus goed na over de informatie die je online zet, wie dat kan lezen, en wat je daarmee wilt bereiken.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

” Veel sociale netwerken bieden de mogelijkheid de toegang tot informatie te beperken. Op Facebook werk ik met verschillende lijsten: één voor mensen die alles, en één voor mensen die een beperkt deel mogen zien. Die instellingen zijn nu nog omslachtig, maar dat wordt eenvoudiger.” Meeuwsen is geen voorstander van pseudoniemen. “Ik reageer veel op blogs. Dat doe ik altijd onder eigen naam. Het maakt mij makkelijker vindbaar via Google en het versterkt mijn profiel.”

Hij maakt zich niet druk om zijn privacy: “Natuurlijk moet je niet alle gevoelige informatie online gooien. Ook is het goed om je te informeren over je ­digitale burgerrechten. Maar in de media wordt overdreven ­paniekerig gereageerd op iedere scheet van Google of ­Facebook. Alsof internet de bron van alle kwaad is. Onzin. Je kunt je online identiteit grotendeels zelf regisseren.” 

Lees meer: