Op grond van de wet mag een werkgever kledingvoorschriften opleggen aan werknemers als het gaat om te verrichten werkzaamheden en ter bevordering van de goede orde in de onderneming. Maar hij mag hierbij geen inbreuk maken op de grondrechten van zijn werknemers. Denk aan vrijheid van meningsuiting, gelijke behandeling en vrijheid van godsdienst. Het is alleen toegestaan om kledingvoorschriften op te leggen als aan bepaalde vereisten is voldaan.
Allereerst moet het kledingvoorschrift noodzakelijk zijn; de werkgever moet er een zwaarwegend bedrijfsbelang bij hebben. Dat is bijvoorbeeld veiligheid, hygiëne, huisstijl van de onderneming of de publieke opinie. In het geval van het GVB waren veiligheid en de wens van een uniforme en professionele uitstraling redenen voor het verbod op het zichtbaar dragen van kettingen.
Ook moet het kledingvoorschrift in evenredige verhouding staan tot het zwaarwegende bedrijfsbelang dat de werkgever heeft. Zo was het verbod voor kleuterleidsters om drie oorbellen per oor te dragen in verband met de hygiëne en de representatie van de medewerkster, disproportioneel. Immers, het dragen van één paar oorbellen was wel toegestaan, dus waarom zijn drie paar oorbellen minder hygiënisch?
Verder moet er sprake zijn van subsidiariteit. Het doel waarvoor de werkgever het kledingvoorschrift stelt, kan niet op een voor de werknemer minder nadelige wijze worden bereikt. Tevens dient de werkgever de noodzakelijke kledingvoorschriften zo beperkt mogelijk te houden.
Tot slot mag er geen sprake zijn van discriminatie. De GVB-werknemer stelde dat het discriminerend was dat hij zijn ketting met kruis niet zichtbaar mocht dragen, terwijl zijn vrouwelijke collega’s wel werd toegestaan een hoofddoek te dragen om zo hun geloofsovertuiging te uiten. Volgens de rechter was er echter geen sprake van discriminatie, omdat het medewerkers van het GVB vrij stond om op andere wijze uiting te geven aan hun geloofsovertuiging, bijvoorbeeld door middel van een armband met kruis. Bovendien geldt het verbod op het zichtbaar dragen voor kettingen voor alle kettingen, ongeacht of daar een religieus symbool aanhangt.