Het investeringsklimaat in Nederland is op z’n zachtst gezicht moeilijk. Stefan Fountain, oprichter Soocial, weet daar alles van. In het afgelopen jaar zegden investeerders twee keer geld toe, om zich vervolgens op het laatste moment terug te trekken. Een derde investeerder betaalde wel, maar slechts de helft. “Je moet je er niet door laten ontmoedigen, je moet het zien als achtergrondproces”, zegt hij. “Ik heb me het eerste jaar van Soocial teveel gefocust op de vc’s, terwijl het product eigenlijk nog niet af was. Je kunt beter eerst zorgen dat je product goed is. Dan gaan mensen er vanzelf over praten en kun je de pers sneller overhalen om over je te schrijven.” Fountain zit deze week duimen te draaien in de hoop dat de onlangs toegezegde vijf ton wel doorgaat. “Ik juich pas als ik het geld op mijn bankrekening zie staan.”
Johan Stins, ex-partner van Prime Technology Ventures en oprichter van SF Services, denkt dat het ondernemersklimaat nog steeds goed is in Nederland. “Zeker kleine bedragen – tot een half miljoen – zijn nog veel te krijgen. Vooral van ondernemers die willen investeren. Ze zijn alleen lastiger te vinden omdat ze zich vaak niet op die manier in de markt profileren.”
Niet interessant genoeg
Webstartups zoals Soocial hebben het extra lastig in de recessie, omdat hun producten over het algemeen compleet nieuw zijn. Er is niets vergelijkbaars. Renato Valdés Olmos van My name is E: “We hebben geen bewezen businessplan, het is dus een risico of het gaat aanslaan. In Nederland wordt toch erg naar bewijs gekeken door investeerders, vergeleken met Amerika. Bovendien is één of twee miljoen niks voor ze, als je kijkt naar de bedragen die ze investeren in gevestigde bedrijven.”
Daar heeft Fountain ook ervaring mee. “Ik heb een investeerder exclusiviteit gegeven die zich later terugtrok. Toen bleek dat hij in dezelfde week een deal van honderd miljoen had gesloten. Die drie miljoen van ons vonden ze gewoon niet interessant genoeg. Ik kan alleen maar aanraden om door te onderhandelen met meerdere partijen tot er één toezegt.”
Twaalf miljoen
Marijn Pijnenborg, mede-oprichter van Freeler, Funda en Zomoto en nu tevens zelf investeerder, heeft meerdere keren flinke bedragen binnengehaald bij investeerders. Toch maakte dat de zaken niet altijd makkelijker. “Ik kreeg twaalf miljoen van investeerders voor Funda, maar ik vond dat eigenlijk niet fijn. Bij Freeler had ik de ervaring dat er niets gebeurt als je zoveel geld kunt besteden. Want wat moet je ermee doen? Als je één euro hebt, is het duidelijk waar je het aan kunt uitgeven, met twaalf miljoen heb je dat niet”, vertelt ze. “Bij Funda hebben we er daarom voor gekozen om eerst een winstgevend bedrijf op te zetten zonder die twaalf miljoen uit te geven. Na drie jaar hadden we dat geld nog steeds.”
Ook voor Zomoto – haar huidige onderneming – wist Pijnenborg investeerders aan haar kant te krijgen. “Ze vinden het belangrijk als je bewezen succes hebt gehad. En ze moeten je vertrouwen. Bij ons kregen ze dat vertrouwen omdat we op elke vraag antwoord hadden, ook al wisten we niet of Zomoto zou gaan werken. We hadden overal over nagedacht.”
Wisselende signalen
Je moet je als starter niet gek laten maken, waarschuwt Valdés Olmos. “Vc’s geven wisselende signalen af. Tijdens je pitch schieten ze je idee neer, maar daarna kunnen ze gerust bellen en zeggen: ‘wat een mooie presentatie'”, beschrijft hij. Een hulpmiddel kan zijn om met andere startups te praten over hun ervaringen met vc’s, weet hij. “Iedereen pitcht bij dezelfde mensen, dus dan weet je wat de vragen zijn.”
Johan Stins, die startende ondernemers ínvestor ready maakt met zijn SF Services, raadt aan om een launching customer te zoeken voordat je naar een investeerder stapt. “Dan laat je zien dat je weet hoe je klanten moet benaderen, en heb je al een goede relatie. Een investeerder zal dan eerder in je investeren”, zegt hij. “Of zoek een ervaren ondernemer die tijd en geld in je bedrijf wil steken. Die kan een netwerk bieden en je helpen om je strategie te finetunen.”
Product product product
Als er één ding is waar de jonge ondernemers het over eens zijn, dan is het dat je moet zorgen dat je product goed is. Valdés Olmos: “Duizenden mensen gaan het gebruiken, dus luister naar ze en gebruik hun kritiek om je product beter te maken. Dat is niet makkelijk: een berg kritiek krijgen en dan nog vrolijk naar huis gaan aan het eind van de dag. Maar je moet geloven in je product en dat volhouden, zodat anderen er ook in gaan geloven. Dat geeft een lichtpuntje aan het einde van de dag.” Fountain blijft ook positief: “Mensen zeggen weleens: de ondernemerswereld is een dog-eat-dog world, maar dat is niet zo. Honden eten geen honden, er is genoeg ruimte voor iedereen om het te proberen.”