Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Voor macho’s is aan de top nu geen plek

Sinds de kredietcrisis zijn Nederlandse managers weer in trek. Grote bedrijven zijn een beetje kopschuw en hebben geen behoefte aan cowboys. De beschaafde teamplayer profiteert daarvan.

Een groeiend clubje Nederlanders bevolkt de directies van buitenlandse ondernemingen, zo valt in de laatste MT te lezen. ‘Onze’ managers worden internationaal blijkbaar gewaardeerd. Mooi, dat Nederland een nieuw exportproduct op de markt kan brengen. Tegelijk is dit raar. Want grote Nederlandse beursgenoteerde bedrijven apprecieerden topmanagers van eigen bodem de laatste 10, 15 jaar juist minder.
In 1998 onderzocht ik met een collega de achtergronden van de leiders van de 25 aan de AEX genoteerde bedrijven. Het ging onder meer over hun studie, loopbaan, netwerken, ­kinderschare en burgerlijke staat. Aan hun nationaliteit schonken we nauwelijks aandacht. Dat gaf ook niet, want liefst 24 van de 25 ondernemingen hadden een Nederlander aan de top. En die ene uitzondering, Andrew Land, topman van Hagemeyer, was al zo vernederlandst dat je hem niet meer voor een Canadees – zijn eigenlijke nationaliteit – aanzag.

AEX-bedrijven

Zeven jaar later deden we dit onderzoek nog eens dunnetjes over. Wat bleek? Slechts 14 van de 25 AEX-bedrijven hadden toen nog een Nederlander als hoogste baas. In 2008 was dat aantal zelfs geslonken tot 11. Kortom, grote beursgenoteerde ondernemingen vonden het in het begin van deze eeuw kennelijk hard nodig om buitenlands bloed in het top­management te brengen. Daar viel ook wel wat voor te zeggen. Voor veel van deze multinationals was de Nederlandse markt niet meer dan een bijzaak. Het gros van de omzet en winst werd elders in de wereld gemaakt.
In zo’n situatie is het normaal dat bijvoorbeeld de raad van commissarissen een talentvol ­manager van een groot Amerikaans, Europees of Aziatisch dochterbedrijf naar het Nederlandse hoofdkantoor haalt. De taal vormt geen probleem. Op veel plaatsen wordt in de top ­tegenwoordig sowieso al Engels gesproken. Dat Nederland voor buitenlandse topmanagers niet aantrekkelijk genoeg zou zijn, bleek een mare. De Amerikanen, Zwitsers, Fransen en Belgen kwamen graag. Het viel dus allemaal wel mee met ons woningaanbod, de scholen en de culturele voorzieningen bij Amsterdam, in het Gooi of Den Haag.

Egalitarisme

Er was volgens mij nog een andere verklaring voor de invasie van buitenlandse ceo’s die sinds 1998 plaatshad: Nederland bracht gewoon zelf weinig managementtalent voort. Gebrek aan ambitie was daarvoor niet de enige reden. Ook het ver doorgevoerde gelijkheidsdenken – met een mooi woord: egalitarisme – en de anti-autoritaire cultuur waarvan de Nederlandse maatschappij is doordesemd, sloten niet goed aan bij de eisen die het internationale bedrijfsleven tot voor kort stelde.
Topmanagers dienden in het eerste decennium van de 21ste eeuw vooral stoer te zijn, elkaar af te troeven met miljarden­overnames en megabeloningen. Veel Nederlanders spelen dat spel niet mee. Ze zijn gewoon te beschaafd of te week. Het zijn geen echte knokkers die bot of zelfs onbeschoft kunnen zijn. Er zijn weinig Ad Scheepbouwers of Cor Boonstra’s. Het schort de meeste Nederlandse leiders bovendien aan charisma.

Maar de kansen zijn gekeerd. De wereldwijde financiele crisis en vele fiasco’s die zich sinds 2008 voltrokken, hebben bedrijven kopschuw gemaakt. Voor macho’s is aan de top even geen plaats. Wel voor de teamplayers en de bedachtzamen. As we speak staat de AEX-teller alweer op 13 Nederlandse ceo’s, dus twee meer dan in 2008. En in het buitenland zijn de deuren voor Nederlandse managers dus eindelijk ook opengegaan. Waar zo’n crisis dus toch nog goed voor is…

Hans Crooijmans is een in bedrijfseconomie gespecialiseerde journalist en columnist. Hij werkt vanuit Moskou.

Wekelijks de nieuwsbrief van Werk en Leven ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

> De columns van Hans Crooijmans


Op
MT.nl/columns vindt u de bijdragen van alle MT-columnisten:

Lees ook: