Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

De olifant die het uitzicht op een effectieve coronabestrijding belemmert

Het hardnekkig vasthouden aan een liberale ideologie door het kabinet, gaf het coronavirus de afgelopen maanden vrij spel. Dat horeca-ondernemers nu de dupe zijn van het irreële geloof in het gezond verstand van de burger had voorkomen kunnen worden, vindt Sprout-redacteur Jelmer Luimstra.

Visie? Het is ‘als de olifant die het uitzicht belemmert’, zei premier Mark Rutte eens. Van een visie, oftewel een ideologie, moest hij niets hebben, zo beweerde onze premier jarenlang door dik en dun. Het land moest simpelweg deugdelijk geleid worden, linksaf of rechtsaf. Kritiek op deze uitspraak kreeg de premier veelvuldig: je moet toch immers ergens voor staan als politicus?

Dat Rutte in feite wel degelijk ergens voor staat, mag geen geheim zijn. Als boegbeeld van de VVD gelooft Rutte heilig in het liberalisme: oftewel, het bieden van individuele vrijheid aan burgers. De overheid mocht best wat kleiner en de burger was zelf heel goed in staat de juiste beslissingen te nemen. Rutte geloofde in privatiseringen en zoiets als de Zwarte Piet-discussie, daar moest je je als overheid niet te veel in mengen.

Gezond verstand

Nu, tijdens de tweede golf van het coronavirus, blijkt Rutte’s uitspraak meer dan ooit toepasbaar: visie, oftewel Rutte’s liberale ideologie, is als een olifant die het uitzicht op een goede crisisbestrijding belemmert. Terwijl het aantal coronabesmettingen in ons land al maanden op schrikbarend snelle wijze toeneemt, bleef Rutte geloven in het gezond verstand van de burger. Het gevolg: een gedeeltelijke lockdown, die sinds gisteravond geldt.

Tijdens een pandemie is een pleidooi op het gezond verstand niet voldoende. In de supermarkten bleef het een ratjetoe van ellebogenwerk, op De Dam liep een an sich sympathieke anti-racismedemonstratie uit op een fors teveel aan bezoekers, op een Tilburgs voetbalfeest hield afgelopen maand vrijwel niemand afstand, menig jongere zocht de afgelopen maanden zijn heil in huisfeesten of drukbezochte illegale buitenfeesten en, laten we eerlijk zijn: wie heeft er deze zomer níet iemand geknuffeld? Mensen zijn nou eenmaal geen machines die werken op gezond verstand; tijdens een pandemie heb je simpelweg strenge gezondheidsregels nodig.

Dringend advies

Die kwamen er niet. Een RIVM-advies voor een avondklok sloeg de regering in de wind en terwijl landen om ons heen al lang een mondkapjesplicht hadden, moesten wij het doen met een ‘dringend advies’. Rutte speelde de verantwoordelijkheid hiermee door naar retail- en horeca-ondernemers, die op hun beurt bang waren voor agressieve reacties van bezoekers en daarom vaak geen mondkapje verplicht stelden. Bovendien: als de buurman het ook niet doet, loop jij als ondernemer de kans dat het publiek zijn heil een deur verder zoekt, waardoor je waardevolle omzet misloopt.

Nu is het ook niet zo dat de volledige horeca zijn handen in onschuld wast. Het drukbezochte feest in een Haagse partytent dat deze week pal voor de horecasluiting plaatsvond, zorgde terecht voor maatschappelijk ongenoegen. Ook leken lang niet alle horeca-ondernemers na de eerste golf van het coronavirus doordrongen van het feit dat we koste wat kost een tweede lockdown moesten voorkomen. Zo herinner ik me nog goed de volle kroegen in de Texelse badplaats De Koog afgelopen zomer.

Ook kan ik me nog goed herinneren dat ik in de begindagen van het ‘mondkapjesadvies’ een kroeg in Arnhem binnenliep. Omdat Rutte het vroeg, hield ik dan maar zo’n vervelende lap stof voor de mond. ‘Zo, jij neemt het aardig serieus, hè?’, zei de barvrouw, die er zelf niet een op had. ‘Dat is de bedoeling, toch?, reageerde ik. ‘Nou, het is een dringend advies’, zei de barvrouw.

Klappen voor de horeca

Toch is het sneu: de horeca is nu de sector die klappen krijgt en dat had voorkomen kunnen worden. Hadden we eerder een mondkapjesplicht gehad, een doorlopende plicht voor het achterlaten van gegevens in restaurants en kroegen, uniforme reinigings- en karretjesregels voor de supermarkten, een daadkrachtiger boetebeleid, een strenger testbeleid voor mensen uit het buitenland en eventueel een avondklok, dan hadden horeca-ondernemers en hun toeleveranciers nu niet vier weken op de blaren hoeven te zitten. Het is onbegrijpelijk dat de regering zo lang heeft gewacht met het invoeren van simpele maatregelen die de economie geen schade toebrachten.

Want laten we wel wezen: verreweg de meeste horeca-ondernemers hebben zich keurig aan de coronamaatregelen gehouden. Anderhalve meter afstand, mondkapjes voor het personeel: het was in het gros van de zaken goed in orde. Uit een rondgang langs horeca-ondernemers die Sprout dinsdag deed naar aanleiding van de sluitingsplicht, rees een beeld op van desillusie en bij vlagen zelfs wanhoop. Waarom werden zij nu alwéér als eerste branche aangepakt?

Het kwaad is al geschied en de horeca openhouden, zou het risico op een overbelasting van de ic-capaciteit alleen maar vergroten. Toch is de wanhoop in de branche te begrijpen. De liberale ideologie van de overheid kost hen nu omzet, zo simpel is het. Liberalisme an sich is een prachtige levensfilosofie, maar in tijden van crisis moet je het als overheid aandurven tijdelijk af te wijken van je reguliere overtuigingen. Crisismanagement is niet voor niets een ander type management dan business as usual.