Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Bas van der Veldt (Afas): ‘Als ik onvoldoende kritiek krijg word ik gewoon een lul’

Een belangrijke positie maakt je arroganter, grover en schaamtelozer, blijkt uit onderzoek. En hoe pijnlijk hij het ook vindt, Afas-directeur Bas van der Veldt herkent zichzelf daarin. Hoe organiseert hij zijn tegenspraak?

Hoe organiseert Bas van der Veldt zijn tegenspraak?
Foto: Afas

‘Wát heb je gedaan? Dat kun je toch niet máken!’ Zo reageerde mijn vrouw Lucia toen ik haar stralend had verteld over een soort prank die ik had uitgehaald met twee nieuwe collega’s. Ik had ze tijdens een bijeenkomst met alle vijfhonderd medewerkers op het podium gevraagd om een pitch over zichzelf te houden. Onvoorbereid. Dat leek me enorm grappig. En we hebben met zijn allen ook best gelachen.

Mijn vrouw vond het niks. ‘Je kunt mensen toch niet zo voor het blok zetten als ze net nieuw zijn?’ Natuurlijk heb ik die collega’s meteen ’s avonds gebeld om het erover te hebben. Én het zette me aan het denken. Na die bijeenkomst hadden we een borrel, en daar heb ik tientallen mensen gesproken. En niemand die tegen me zei: ‘Bas jongen, was dat nou wel zo leuk?’ Mijn vrouw is de enige die echt altijd kritisch is. Ook als ik overtuigd ben van mijn gelijk, en enthousiast doordender.

Iedereen is aardig

Daar zijn we bij de kern van het effect van een belangrijke positie: de mensen om je heen gaan anders tegen je doen. Aardiger. Dat kan ervoor zorgen dat je zelf óók verandert, en niet ten goede, blijkt uit onderzoek van Dacher Keltner. Je wordt arroganter, grover, roekelozer en egoïstischer, om maar eens wat te noemen. Je gaat ook nog eens minder goed luisteren en je wordt schaamtelozer. Pijnlijk, maar waar: ik herken me erin.

Ik vind het ontzettend leuk om mensen in de maling te nemen, en ik word er zelden in gecorrigeerd. Ooit spraken we met het Koninklijk Concertgebouw over sponsoring. Ik zei: ‘Prima, maar dan moet het wel het AFAS Concertgebouw gaan heten.’ Ik weet dat dat vloeken in de kerk is, en dat die mensen daar superongemakkelijk van worden. Dat vind ik hilarisch. Ik kan dat maken. Zoals zo veel directeuren.

Als ik onvoldoende kritiek krijg, kan ik mezelf als de held gaan zien. Dan word ik steeds onbesuisder en neem ik beslissingen die voor mij wel kloppen, maar voor de rest niet

Gebrek aan tegengas

Het gebrek aan tegengas brengt het risico met zich mee dat ik ga geloven in mijn eigen sprookje. Terwijl de waarheid is dat ik gewoon heel veel mazzel heb. Als ik onvoldoende kritiek krijg, kan ik mezelf als de held gaan zien. Dan word ik steeds onbesuisder en neem ik beslissingen die voor mij wel kloppen, maar voor de rest niet. En word ik – excuse my French – gewoon een lul.
De vraag is dus: wat nu? Onlangs las ik een pleidooi van drie wetenschappers van de Rotterdam School of Management. Strekking: we hebben weer hofnarren nodig, om tegenkracht te bieden. En dat is het precies.

Lees ook: Van tegenspraak wordt iedereen beter. Zó organiseer je het goed

Ik voel zelf dat ik  wat dat betreft in de fase bewust onbekwaam zit. En ik onderneem allerlei acties om tegenwicht te organiseren en mijn reflectievermogen te vergroten. Ik lees veel, en ik zoek mensen op die stevige principes hebben, want juist die mensen zijn gemakkelijker kritisch.

Feit blijft dat ik door mijn positie op afstand sta. Mensen hebben er weinig bij te winnen om mij tegen te spreken

Ook werken we aan een organisatiecultuur waar eerlijk zijn de norm is. Niet voor niets is een van onze zogenaamde monkey milestones: ik heb een directielid tegengesproken en ben nog steeds in dienst. Mijn deur staat altijd open, alle medewerkers hebben mijn mobiele nummer en ik vraag door als ik zie dat mensen niet eerlijk zijn: wat vind je er nu écht van? Rij er niet een vrachtwagen met veren tussen, zeg het gewoon.

Tegenspraak organiseren

En toch, en toch. Uiteindelijk zijn al die acties maar speldenprikjes. Ik heb dit probleem nog niet écht getackeld. Feit blijft dat ik door mijn positie op afstand sta. Mensen hebben er weinig bij te winnen om de ‘eindBas’ tegen te spreken. Behalve dan die ene: de hofnar.

Lees ook: Leiderschap is geen democratie

Zulke mensen zijn er, ik heb de eersten al gevonden. Een jonge medewerker uit het noorden van het land bijvoorbeeld, die niet te benauwd is om mij rechttoe rechtaan te vertellen waar het op staat. En een kunstenaar die elk ‘goed’ idee van mij zomaar van tafel veegt.

Alleen… ze zijn met te weinig én hoe weten we zeker dat we die kritische blik fris houden? Daarvoor wil ik een hofnargilde oprichten. Een club waarmee we alle hofnarren in organisaties met elkaar verbinden en sterker maken. Zodat ze nog járenlang ons tegenwicht zijn.