Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

20 begrippen over geldzaken en financiering die iedere ondernemer moet kennen

Solvabiliteit, rentabiliteit, cash flow, current ratio, quick ratio – volg je het nog? Bert Wams zet de belangrijkste financiële begrippen op een rij, voor een beter financieel inzicht en zodat je goed kunt praten met je boekhouder, accountant, belastingadviseur of financier.

ondernemen financiering begrippen
Foto: bruce mars/Unsplash

Geldzaken

Balans: De balans is een overzicht van bezittingen, schulden en het eigen vermogen op een bepaald moment. Je kijkt dan naar alles wat op dat moment aanwezig is in de onderneming zoals alle schulden, goederen en uitstaande rekeningen. Dit wordt vervolgens in een balans schematisch weergegeven.

Activa zijn de bezittingen van je bedrijf. Vaste activa zijn bezittingen die langer dan een jaar in je bedrijf zitten zoals inventaris en vastgoed. Vlottende activa zijn bezittingen die korter dan een jaar in je bedrijf zitten zoals voorraad en vorderingen, geld dat je tegoed hebt van je klanten. Liquide middelen is het direct beschikbare geld op je zakelijke rekening of in kas.

Passiva zijn financieringsbronnen waarmee de bezittingen worden gefinancierd. Ze bestaan uit bestaat uit eigen vermogen (aandelen en reserves), kort en lang vreemd vermogen. Kort betekent een looptijd van een financiering korter dan een jaar. Lang betekent een looptijd van een financiering langer dan een jaar.

Crediteuren: geld dat jij nog moet betalen aan leveranciers en anderen, die jou een factuur hebben gestuurd.

Debiteuren: geld dat je nog van klanten te goed hebt omdat ze hun factuur nog moeten betalen.

Winst- en verliesrekening: De winst- en verliesrekening is het overzicht van de opbrengsten (omzet) en kosten van een onderneming in een bepaalde periode.

Bruto winstmarge: De brutowinstmarge is het percentage van de omzet dat overblijft als je alle inkopen hebt betaald. Je drukt de brutowinstmarge uit in een percentage van de inkoopprijs of inkoopwaarde. Je kunt hiervoor de volgende formule gebruiken: Omzet – kostprijs van producten / omzet * 100%

Cash flow: in het Nederlands kasstroom, is het verschil tussen de ontvangsten en uitgaven gedurende een bepaalde periode. Als de uitgaven de ontvangsten overtreffen, wordt van een negatieve kasstroom gesproken. Zijn de ontvangsten groter dan de uitgaven, dan is er een positieve kasstroom. Het gaat niet alleen om cash geld, maar ook om het geld op je bankrekening.

Aanmerkelijk belang: Bezit je als bestuurder minstens 5% van de aandelen in een Besloten Vennootschap (B.V)? Dan heb je een ‘aanmerkelijk belang’ en ben je directeur groot aandeelhouder (dga). Als dga betaal je inkomstenbelasting over je loon en eventueel dividendbelasting.

Gebruikelijk loon: Als dga krijgt je salaris uit de vennootschap, waarin je een aanmerkelijk belang hebt. Dit salaris moet gebruikelijk zijn voor de werkzaamheden die je uitvoert en het aantal uren dat je werkt. In normale gevallen geldt minimaal het volgende voor je dga salaris: 75% van het loon uit een vergelijkbare dienstbetrekking; het hoogste loon van de overige werknemers binnen de bv of minimaal € 45.000 bruto per jaar (2019). Voor startups kan een lager loon gelden. Check ook deze fiscale  voordelen voor ondernemers die financiële ruimte bieden.

Financiering

Liquiditeit: Dit is de mate waarin je onderneming in staat is om op de korte termijn aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. De liquiditeit van een onderneming bestaat uit drie kengetallen quick ratio, current ratio en werkkapitaal.

Current ratio: Dit kengetal geeft aan of (kortlopende) schulden uit de vlottende activa betaald kunnen worden. Je berekent dit als volgt: Vlottende activa / kort vreemd vermogen = current ratio. Een positieve waarde voor dit kengetal is minimaal 1.

Quick ratio: Dit kengetal geeft aan of (kortlopende) schulden uit de vlottende activa betaald kunnen worden. Het verschil met de current ratio is dat bij deze berekening de voorraden niet meegerekend worden. Je berekent dit als volgt: Vlottende activa – voorraden  / kort vreemd vermogen = quick ratio. Een positieve waarde voor dit kengetal is minimaal 1. Aanvullend op de quick ratio kijkt een financier naar de voorraadtermijn en debiteurentermijn.

Netto werkkapitaal: Het (netto)werkkapitaal is het verschil tussen de vlottende activa en het kort vreemd vermogen op de balans van een onderneming. Je berekent dit als volgt: Vlottende activa – kort vreemd vermogen = netto werkkapitaal. Het (netto)werkkapitaal is positief wanneer de vlottende activa groter zijn dan het vreemd vermogen op de korte termijn.

Solvabiliteit: De solvabiliteit is de verhouding van je eigen vermogen ten opzichte van het totale benodigde vermogen. Dit geeft aan of de onderneming de schulden op lange termijn kan voldoen. Je berekent je solvabiliteit als volgt: (Eigen vermogen / totaal vermogen) x 100% = solvabiliteit. Een bank verwacht dat je als (startende) ondernemer ook eigen vermogen inbrengt, meestal minimaal 20%. In bepaalde branches zoals de horeca kan dit zelfs oplopen tot 50%.

Rentabiliteit: Rentabiliteit is de winstgevendheid van de onderneming. Hierbij wordt het bedrijfsresultaat (winst) afgezet tegen het gemiddeld totaal geïnvesteerd vermogen. Dat geeft de mate weer waarin je als ondernemer succesvol bent en blijft. Je berekent dit als volgt: (Ondernemingswinst / gemiddeld totaal geïnvesteerd vermogen) x 100% = rentabiliteit

Onderhandse lening is een lening die niet op de openbare financieringsmarkt is opgehaald, maar bijvoorbeeld bij familie en vrienden.

Achtergestelde lening: een lening waarbij de geldgever in geval van faillissement pas wordt terugbetaald, nadat alle schuldeisers zonder achterstelling, terugbetaald zijn. De geldgever is bereid om één of meer verschaffers van vreemd vermogen voorrang te verlenen bij het nakomen van rente- en aflossingsverplichtingen. Achtergestelde leningen zijn risicodragend en hebben daardoor het karakter van eigen vermogen.

Zekerheden zijn onderpanden of waarborgen in de vorm van geld, goederen, zoals inventaris of een voorraad, of rechten. Bij een lening is soms sprake van een onderpand. De geldgever kan het onderpand opeisen als de lener niet aan zijn verplichtingen voldoet.

Leverancierskrediet: Met leveranciers kun je betalingsvoorwaarden afspreken. Denk aan een langere betalingstermijn dan gebruikelijk.

Meer lezen:
Waar letten financiers op: de voorbereiding van je financieringsaanvraag (checklist)
9 redenen waarom je financieringsaanvraag wordt afgewezen
5 trends in financiering en geldzaken