Kennis hoeft niet populistisch te zijn om populair te worden. Het moet wel anders worden opgeschreven.
Het is een grote frustratie bij veel academici. Waarom wordt zelfs een slecht managementboek nog steeds vele malen vaker gelezen dan een heel goed wetenschappelijk paper? En dat terwijl voor het managementboek doorgaans wél betaald moet worden, en de paper, waar vaak uitvoerig onderzoek aan ten grondslag ligt, juist helemaal gratis is?
Mopperen
Ik hoor veel wetenschappers mopperen dat 'tegenwoordig alles populistisch' moet zijn. Ook klagen ze dat er geen ruimte meer voor nuance mag zijn. Ruimte die je in academische papers nu eenmaal wel nodig hebt.
Schrijfstijl
Volgens mij is niets echter minder waar. Lezers hebben volgens mij niets tegen nuance. Ook houden ze heus niet alleen maar van populisme. Het echte probleem zit hem volgens mij in de schrijfstijl. Academische papers lezen nu eenmaal meestal bijzonder moeilijk. En dat is niet omdat de inhoud altijd zo moeilijk is, maar gewoon: omdat ze gewoon slecht geschreven zijn. Schrijven is namelijk ook een vak. En de academische 'schrijfnorm' – of: de manier waarop wetenschappers doorgaans hun bevindingen presenteren – is allesbehalve prettig leesbaar. Dat heeft te maken met drie problemen: de taalkeuze, de zinsopbouw en de algehele stijl.
#1. Taalkeuze
Het begint met de taalkeuze. Academici communiceren vaak op taalniveau C2, in gewoon Nederlands: het hoogste taalniveau dat we kennen. Dat niveau mag dan misschien voor hen begrijpelijk zijn, voor de rest van Nederland is het natuurlijk minder makkelijk. Het probleem is dat wetenschappers vaak niet eens doorhebben dat ze dit soort moeilijke taal gebruiken. Ze zijn immers meestal omringd met mensen zoals zijzelf. Bovendien durven ook niet veel mensen te zeggen dat ze je niet begrijpen.
'Ik snap er geen jota van'
Online gebeurt dit soms wel. Dan zie je opmerkingen verschijnen als: 'Ik snap er helemaal geen jota van'. Academici reageren dan meestal met de opmerking dat ze het ook niet beter kunnen uitleggen, omdat er geen vraag gesteld wordt. Ze begrijpen niet dat het héle verhaal gewoon geschreven is in te ingewikkeld taalgebruik. Dat de lezer het dan niet snapt is niet omdat hij dom of lui zou zijn, maar omdat je een stuk nu eenmaal niet leest met een woordenboek ernaast. Een eenvoudige oplossing hiervoor? Streef altijd naar taalniveau B1 of B2, met soms woorden uit C1, maar zeker niet uit C2. In veruit de meeste gevallen is dat best mogelijk.
#2. Zinsopbouw
Een tweede probleem betreft de zinsopbouw in academische papers. Die bestaat vaak uit lange zinnen. Soms zelfs héél lange zinnen. Nu erkent menig academicus dit probleem zelf ook wel. Toch zie je in papers, maar ook in online artikelen en conversaties, vaak nog veel lange zinnen. Die zinnen zijn meestal niet grammaticaal incorrect, maar lastig leesbaar zijn ze natuurlijk wel. Dan is het niet zo gek dat we liever naar een managementboek grijpen dat min of meer hetzelfde pretendeert te zeggen, maar dan in veel makkelijker taalgebruik. Van een journalist kreeg ik ooit een belangrijke tip: gebruik één werkwoord per zin. Dat kan natuurlijk lang niet altijd, maar het is een nobel streven, en een goede suggestie om tijdens het schrijven in je achterhoofd te houden.
#3. Algehele stijl
Een derde probleem van academische teksten is wat ik maar noem 'de algehele stijl'. Denk aan de voetnoten. Die zijn academisch gezien verplicht, en dus is het logisch dat ze worden opgenomen, maar de leesbaarheid bevorderen ze natuurlijk niet. Digitaal zijn er echter makkelijk oplossingen voor deze noten te vinden. Door ze bijvoorbeeld naast de tekst te zetten, of in een uitklapmenu. Of door er hyperlinks van te maken. Het kan op allerlei manieren, die geen afbreuk doen aan de leesbaarheid van de tekst. Dit werkt natuurlijk niet op papier. Maar nu steeds meer papers digitaal verschijnen, is het iets om over na te denken om af te stappen van de standaard pdf-structuur en beter leesbare publicatiemethoden te hanteren.
Gladwell en anderen
Eén van mijn favoriete managementauteurs is Malcom Gladwell (foto). Onder veel academici is hij aanmerkelijk minder populair. Hij zou namelijkl op basis van anekdotisch bewijs dingen verkondigen. En dat kan academisch gezien niet. Zelf zou ik juist gráág meer anekdotisch bewijs zien van academisch onderzoek. Dan weet je tenminste dat het ook buiten het laboratorium werkt. Maar dat is hier het punt niet.
Te populistisch
Het punt is wel dat Gladwell volgens diezelfde academici 'te populistisch' zijn. Alsof dat een schande is, of een wetenschappelijke doodzonde. Maar wat Gladwell vooral doet is niets meer of minder dan academische research toegankelijk maken. Wat is daar mis mee? Gladwell is een schrijver, en een absolute professional ook. Hij begrijpt het taalniveau C2 en weet dit te vertalen naar B1/B2. Hij snapt bovendien als geen ander hoe je korte en lange zinnen afwisselt. Hij weet waar anekdotisch bewijs laboratoriumonderzoek versterkt. En hij is daarnaast uitstekend in staat een verhaal te vertellen. Juist daarom worden zijn boeken ook zo goed gelezen. En, zoals een academicus mij ooit zei: hij doet de academische research daarbij ook nog eens nét geen schade aan. Het kan dus wel: nuttige kennis overbrengen op een breed publiek.
Dus…
In een kenniseconomie zouden kennisinstellingen volgens mij een belangrijke positie moeten hebben. Goede kennisdisseminatie – om maar eens een C2-woord te gebruiken – is essentieel voor ons concurrerend vermogen. Kennisverspreiding, zoals we het in normaal Nederlands zeggen, is ook essentieel voor kennisinstellingen die publieke steun willen behouden. Kennis hoeft daarvoor echt niet populistischer te worden. Het moet alleen wel anders opgeschreven worden.
Foto via Flickr.com
MEER OVER DE REVOLUTIE VAN WERK?
-
Waarom we toch naar trendwatchers moeten luisteren
-
Nederland crowdfundingland
-
Hier komen de nieuwe banen vandaan
- Alles van Bas van de Haterd