In de wachtruimte van BioMCN in Delfzijl hangt naast allerlei milieucertificaten en officiële adhesiebetuigingen ook de ‘Verklaring van Farmsum’, waarin het personeel van BioMCN verklaart zich ‘persoonlijk en professioneel te committeren om er alles aan te doen wat nodig is om het project “Glycerol fase 2” tot een succes te maken’. Eronder staat een lijstje namen en handtekeningen.
BioMCN, net tweeënhalf jaar oud, maakt biobrandstof uit industrieel restafval, en dat is zo’n goed idee dat de investeerders midden in de recessie in de rij staan om hun geld in BioMCN te mogen steken. Er is bijna een nieuwe fabriek af, en als die klaar is, is BioMCN de grootste producent van zogeheten ‘tweede generatie biobrandstoffen’ ter wereld, een prestatie waar je met plezier een handtekening onder zet.
Rob Voncken is de ceo van BioMCN. Hij zit in een klein kantoorgebouw op het uitgestrekte Chemiepark Delfzijl, naast de plant, de uit door elkaar heen krioelende pijpen, buizen en leidingen opgetrokken fabriek van BioMCN. Zijn bedrijf maakt biobrandstof uit ruwe glycerol, zegt hij. Dat is waste, residu uit de biodieselindustrie en de procesindustrie. BioMCN zuivert en vergast het tot biomethanol, dat onder andere in brandstoffen wordt verwerkt. Met een bestanddeel biomethanol worden die brandstoffen groener en wordt bij verbranding ervan minder CO2 uitgestoten.
Eerste generatie biobrandstoffen concurreren met de voedselketen, ze gaan ten koste van het in de wereld beschikbare voedsel. De tweede generatie wordt uitsluitend uit afval of bijproducten gewonnen, en gaat ten koste van niets. Dat is dus beter. Drie jaar geleden stond hier een fabriek die methanol maakte op basis van aardgas, maar die sloot omdat ze dat in het Midden-Oosten en Zuid-Amerika goedkoper konden. Eind 2006 werd BioMCN opgericht. In maart 2008 begon de pilot plant te draaien, de proeffabriek die in een jaar tijd 20.000 ton biomethanol per jaar maakt. Tegelijkertijd begon de bouw van een grote fabriek, die vanaf de opening in mei van dit jaar 200.000 ton biomethanol per jaar gaat maken. Het gaat heel snel.
BioMCN was meteen een groot bedrijf, met de grote cijfers die erbij horen. Onlangs werd bekend dat de private equity-firma Waterland uit Bussum 36 miljoen euro in BioMCN investeert. Eerst was het groene investeringsbedrijf Econcern de grootste aandeelhouder, maar Econcern heeft last van de economische crisis, en BioMCN heeft geld nodig. Banken vinden het risico te groot. “Wij zijn én nieuwe technologie én een duurzame onderneming.”
De groene financier Henk Keilman wilde investeren, net zoals andere in duurzaamheid gelovende bemiddelden. “Voor investeerders is het fijn dat ze met relatief weinig geld kunnen deelnemen in een bedrijf met zoveel potentie.” Geloven is één ding, pas als de fabriek draait, blijkt of dat geloof terecht was. “Er is niets zo makkelijk als investeren als al bewezen is dat iets werkt. Als aan het eind van het jaar blijkt dat wat wij doen werkt, staan hier binnen de kortste keren nog drie van deze fabrieken.” BioMCN is behalve een groen ook een commercieel bedrijf, het is de bedoeling er geld mee te verdienen.
Zo is het met duurzaam ondernemen: je moet wel durven. Innovatie wil zeggen dat je vooruitstrevend bezig bent, zegt Voncken. Als het lukt, heb je ook wat: biomethanol wordt niet alleen gebruikt in brandstoffen, maar ook als milieuvriendelijk alternatief voor drijfgas in spuitbussen en in lijm, hars, laminaatvloeren, polyester en meubels van IKEA. “We kunnen met onze biomethanol een hele industrie vergroenen.”
tekst: Bert Nijmeijer