Het Innovatie Prestatie Contract is een subsidieregeling voor het mkb, die sinds januari 2007 bestaat. Het binnenslepen van deze subsidie vergt veel voorbereiding en overleg tussen bedrijven. Maar daar tegenover staan redelijke bedragen die voor een flink deel vrij zijn te besteden.
Bij het Innovatie Prestatie Contract maken bedrijven kans op maximaal vijftigduizend euro voor innovatieve projecten, zolang ze een deel van het geld besteden aan samenwerking met andere bedrijven. Daarover maken ze afspraken met zowel die bedrijven als subsidieverstrekker SenterNovem van het Ministerie van Economische Zaken. Een van de eerste IPC’s was voor drie Nuenense ondernemers die samen gekoelde helmen en raceoveralls voor autocoureurs wilden ontwikkelen.
Maakindustrie
Het IPC-model werkt vooral in de ‘maakindustrie’, waarin vakmensen zelf produceren. Deze sector, vooral groot in Oost- en Zuid-Nederland, kent een groot tekort aan vakkundig personeel. Hierdoor zijn bedrijven sneller bereid de handen ineens te slaan.
“Er zijn simpelweg geen vakmensen die tijd en capaciteit hebben om problemen die een innovatie remmen aan te pakken”, aldus directeur Rudi Grouve van subsidieadviesbureau Currency Connect. Door de ‘verplichte kennisuitwisseling’ via een IPC kan zo’n innovatie er toch komen, aldus Grouve. Rond de bedrijfstakschool Anton Tijdink in de Achterhoek hielpen 28 bedrijven uit de metaalsector elkaar om te komen tot een subsidieaanvraag van 1,4 miljoen euro.
Delen met concurrenten
Lang niet overal is het IPC-systeem een succes. Veel ondernemers hebben weerzin hun plannen met rivalen te delen in ruil voor subsidie. Tijdens een proef met de IPC’s binnen de Metaalunie eind 2006 bleek dat maar weinig ondernemers zin hadden samen te werken met andere bedrijven uit hun sector. Ze waren bang concurrentiegevoelige informatie in het kader van een IPC te moeten delen.
“Geen enkele ondernemer wil zijn ideeën inzetten om een concurrent aan extra winst te helpen. Daarom brengen wij alleen bedrijven bij elkaar die een meerwaarde voor elkaar hebben maar elkaar niet direct beconcurreren”, zegt Grouve. Een voorbeeld is volgens hem een bedrijf dat plastic recyclet en een onderneming dat is gespecialiseerd in afvalverwerking. “Zij hebben andere belangen maar kunnen wel iets voor elkaar betekenen.”
De spelregels
Zo’n constructie met niet-concurrende bedrijven is toegestaan binnen een IPC. De belangrijkste spelregels van een Innovatie Prestatie Contract zijn:
- vijftien tot 35 bedrijven moeten deelnemen
- per bedrijf is 50.000 euro subsidie beschikbaar
- 20 procent van het bedrag moet worden besteed aan projecten waarin meerdere bedrijven samenwerken
Voor- en nadelen
Voor deelnemende bedrijven is het grootste voordeel dat een IPC relatief veel geld oplevert – veel meer dan bijvoorbeeld de Innovatievouchers van SenterNovem (2.500 of 750 euro), die alleen bedoeld zijn om kennis bij publieke instellingen of andere bedrijven te kunnen inkopen.
Goed, die twintig procent van het bedrag moeten ondernemers verplicht besteden aan samenwerking met anderen. Maar over de rest zijn bedrijven redelijk vrij over de besteding. Dat valt niet van alle subsidies te zeggen.
In de totale IPC-pot zit in 2008 bijna tien miljoen euro. Het deel dat is gereserveerd voor de voorbereiding is op. Bedrijven moeten volgens SenterNovem nu op eigen kosten de voorbereiding op een IPC-aanvraag doen.
Meer weten over subsidies? Kijk op expertlog.nl.
auteur: Tonie van Ringelestijn