Wie: Ruben Brave
Wat: Oprichter Dutch New Narrative Lab (DNNL)
Wapenfeit: Zet inclusief ondernemerschap op de economische én politieke agenda
Het moment dat alles veranderde voor Ruben Brave kwam midden in de coronapandemie. Op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat startte hij een verkenning naar inclusief ondernemerschap. In korte tijd sprak hij met meer dan 400 ondernemers uit ondervertegenwoordigde groepen. Hoogopgeleid, ambitieus, vol ideeën – maar structureel genegeerd door systemen die hen niet zagen.
‘Ik geloof niet dat ik in mijn volwassen leven ooit zoveel heb gehuild’, blikt hij terug. Niet vanwege de obstakels, maar vanwege de waardigheid waarmee mensen tóch doorgingen. ‘Wat me raakte, was hoe vaak ik mezelf herkende in hun verhalen – én hoe weinig ruimte er maatschappelijk is om die verhalen op waarde te schatten.’
Die gesprekken vormden het begin van een beweging die Brave sindsdien onvermoeibaar aanjaagt. Als oprichter van het Dutch New Narrative Lab (DNNL) zette hij inclusief ondernemerschap op de economische én politieke agenda. Samen met partners als VNO-NCW, Code-V, Stichting MKB Financiering – zie ook het profiel van voorzitter Ronald Kleverlaan – en natuurlijk de ondernemers zelf.
Die inzet leidde tot een parlementaire doorbraak. De aangenomen motie van Tweede Kamerlid Raoul White – rechtstreeks gevoed door het werk van Brave en zijn coalitie – pleit voor structurele, inclusieve financiering. Het erkent eindelijk wat Brave al jaren weet: inclusie is geen gunst, maar een kans. Alleen al het ondernemerschapspotentieel onder Nederlanders met een migratieachtergrond vertegenwoordigt meer dan tien miljard euro per jaar aan gemiste economische waarde, rekent hij voor.
Om dat potentieel te activeren, onderzoekt Brave met een aantal partners de haalbaarheid van het New Narrative Fund, een fonds dat structureel moet bijdragen aan intergenerationele vermogensopbouw voor ondernemers die nu te vaak onzichtbaar blijven voor kapitaal.
Brave schuwt de scherpe analyse niet. Hij wijst op hypocrisie binnen zogenaamd progressieve kringen. ‘Te veel mensen die zich op papier inzetten voor inclusie, doen in de praktijk niets zodra het ongemakkelijk wordt. Er is veel ‘mooi weer’-retoriek – mensen die zich woke of solidair profileren, maar bij daadwerkelijke keuzes zwijgen of afhaken. Rechts is in dat opzicht vaak consequenter: zij doen wat ze zeggen, hoe confronterend dat ook is.’
En dan is er nog ‘de vergiftiging van het publieke taalgebruik’. ‘Termen als “politiek correct”, “deugdmens”, “woke” en “polarisatie” zijn bewust onklaar gemaakt, met als gevolg dat mensen die zich oprecht inzetten voor mensenrechten, gelijkwaardigheid en inclusief ondernemerschap verlamd raken. Deze vervuiling van taal is geen bijzaak – ze raakt de kern van wat nodig is: morele moed, structurele actie en het durven herschrijven van de spelregels.’
Toch blijft hij doorgaan. ‘We verliezen nu niet alleen mensen, maar ook betekenis, verbinding en collectieve kracht. En bij dat verlies wil ik niet langer toekijken. Diversiteit is een feit – inclusie is een keuze. En ik heb gekozen om te handelen. Steeds opnieuw.’