Het klopt dat de stad Eindhoven bekend staat om zijn technologie, carnavalsoptochten en de voetbalclub PSV. Maar de stad heeft ook naam gemaakt als design-hub van Nederland. Elk jaar wordt er de Dutch Design Week georganiseerd, een tiendaags evenement waarbij de creaties van talloze internationale ontwerpers samenkomen. Het is uitgegroeid tot een van de grootste designbeurzen van Europa.
Een bedrijf dat je op zo’n beurs misschien niet zou verwachten, is de van oorsprong Zweedse energiemaatschappij Vattenfall. Toch speelde het bedrijf, dat ook een Nederlandse tak kent, er een rol van betekenis. Vattenfall is namelijk op zoek naar ontwerptalent, naar ideeën outside the box.
Hoogwaardig hergebruiken
Als ontwikkelaar van windmolenparken krijgt het bedrijf in toenemende mate te maken met ‘afval’; oude torens en wieken van turbines die aan het einde van hun levensduur zijn gekomen. Wat te doen met al die onderdelen? Je kunt ze natuurlijk vermalen en de grondstoffen eruit filteren, maar beter is het om de onderdelen intact te laten en als geheel in nieuwe toepassingen te gebruiken.
‘Ons doel is om in 2040 netto geen CO2 meer uit te stoten in onze gehele waardeketen’, vertelt strategisch adviseur Annemarie Kerkhof, verantwoordelijk voor het ontwikkelen en implementeren van Vattenfalls circulariteitsstrategie. ‘Als wij materialen inkopen, moeten die op de lange termijn dus ook geen uitstoot meer veroorzaken. Dat is best een uitdaging, en circulariteit kan een oplossing bieden.’ Daarom nodigde Vattenfall vier ontwerpstudio’s uit om creatieve oplossingen te bedenken voor het hoogwaardig hergebruiken van windmolenonderdelen. Tijdens een tentoonstelling op de Dutch Design Week presenteerden de studio’s hun ontwerpen.
Tiny house
Het leverde opvallende creaties op. Bijvoorbeeld het ‘tiny house’ van ontwerpbureaus Superuse en Blade-Made, gemaakt van een oude Oostenrijkse windmolen. De nacelle van die turbine – de huls waarin de generator van de molen draait – werd omgebouwd tot woongelegenheid van 40 vierkante meter. Het ontwerp werd een regelrechte hit en werd opgepikt door meerdere, internationale media. Kerkhof: ‘We hebben zelfs al reacties gekregen van mensen die het tiny house willen kopen.’
Of architectenbureau Cepezed, dat van windmolenwieken ‘eilanden’ maakt. Het lichte composietmateriaal in wieken zorgt ervoor dat ze goed kunnen drijven en gecombineerd kunnen dienen als platform voor zonneparken, huizen en landbouwtoepassingen. Niet verkeerd, in een land dat ruimte tekortkomt.
‘We hadden eigenlijk twee redenen om samen te werken met de ontwerpstudio’s’, vertelt Kerkhof. ‘Allereerst wilden we een andere manier van denken uitnodigen. Dat is namelijk voor ons ook weer een manier om tot nieuwe ideeën te komen. Ten tweede geloven we: stel dat een van de ontwerpen een succes wordt, dan kan de markt het oppikken en hebben wij weer een plek om onze ontmantelde windmolens naartoe te brengen.’
90 procent gerecycled
Want het windmolenafval blijft komen. Volgens de vereniging WindEurope zal er tussen nu en 2030 meer dan 13 gigawatt aan windenergiecapaciteit worden ontmanteld. Daarnaast worden er weer nieuwe parken gebouwd die na vijftien tot twintig jaar ook het einde van hun levensduur bereiken. Reden genoeg om een helder plan te hebben voor wat er met al dat afval gebeurt.
‘Op dit moment wordt het grootste gedeelte van oude windmolens gerecycled’, vertelt Kerkhof. ‘Ongeveer 90 procent. Het grootste gedeelte van een windmolen bestaat namelijk uit staal en beton en dat is goed te recyclen. Bij de wieken zit het anders. Die zijn gemaakt van composietmaterialen die lastig uit elkaar te halen zijn.’ De laatste 10 procent belandt dan ook vaak nog in verbrandingsovens.
R-ladder
Hoe goed recycling ook klinkt, Kerkhof ziet het eigenlijk als een laatste redmiddel. Recycling staat bijna onderaan de R-ladder, een schaal die aangeeft in hoeverre er hoogwaardig gebruik wordt gemaakt van oude onderdelen. ‘Een trede hoger is repurpose, het vinden van een nieuwe toepassing voor een onderdeel. Denk aan het gebruiken van oude windmolenwieken bij het bouwen van bijvoorbeeld speeltuinen of parkeergarages.’ Duurzamer dan recycling, want er zijn geen energieslurpende methoden nodig om grondstoffen uit het turbinepuin te filteren. Bovendien wordt het bouwen van nieuwe toepassingen er ook automatisch een stuk milieuvriendelijker door.
Nog hoger op de ladder staat re-use: het simpelweg opnieuw gebruiken van een onderdeel voor dezelfde toepassing. Ofwel: een oud stuk windmolen gebruiken voor de bouw van een nieuwe. Maar dat blijkt vaak lastig, vertelt Kerkhof. ‘De wieken kunnen niet opnieuw gebruikt worden bij de bouw van een nieuwe windmolen, omdat ze door regen en wind flink in kwaliteit achteruit zijn gegaan. Ook is de windsector continu in ontwikkeling. Door innovatie worden windmolens steeds groter, en dat maakt het lastig om circulair te werken. Oude onderdelen passen simpelweg niet meer op nieuwe turbines.’
Daar komt bij dat nieuwe onderdelen, ook wel virgin materials genoemd, vaak nog goedkoper zijn dan het hergebruiken van oude. ‘Het is daardoor makkelijker om gewoon lekker een nieuwe te bestellen. Een circulaire economie zou de hele maatschappij voordelen opleveren, maar dat zit op dit moment gewoon nog niet goed bij de prijs inbegrepen.’
Gespreksstarter
Genoeg uitdagingen, en de samenwerking van Vattenfall met de ontwerpstudio’s moet dan ook vooral gezien worden als gespreksstarter die een nieuwe manier van denken moet aanwakkeren. Maar: ‘Als de ontwerpen een succes blijken, hopen we natuurlijk wel dat ze gelijk worden opgepikt door de markt’, aldus Kerkhof. ‘En we hopen ook bij Dutch Design Week aangesloten te blijven om in de toekomst weer dit soort opdrachten uit te kunnen zetten.’