“Zij zijn groot en ik ben klein en dat is niet eerlijk”: bij veel mensen roept deze beteuterde uitspraak van het tekenfilmfiguurtje Calimero, dat in 1963 voor het eerst op de buis verscheen, herinneringen op.
Denkt een kleine partij, persoon of organisatie niet serieus te worden genomen door een grotere partij? Dan wordt dit het calimero-complex genoemd: zij zijn groot en ik ben klein.
Datzelfde calimero-complex geldt ook tussen buurlanden, maar heet dan het “kleine-burencomplex”: het verschijnsel waarbij landen die aan elkaar grenzen elkaar bekritiseren en bespotten. Dit gaat bijvoorbeeld op voor Engelsen, Schotten en Ieren; voor Zweden, Denen, Noren en Finnen – maar ook voor Belgen, Nederlanders en Duitsers.
Zakelijke cultuurverschillen
Bij het “kleine burencomplex” komt het erop neer dat de bewoners van een klein land allerlei slechte eigenschappen projecteren op de bewoners van een groter buurland.
In de ogen van Nederlanders zijn Duitsers luidruchtig, arrogant en betweterig. Opvallend is de overeenkomst met wat Belgen van Nederlanders vinden: in hun ogen zijn wij luidruchtig, arrogant en betweterig. Het grote land weet vervolgens niet zo goed wat het met deze antigevoelens aan moet. Meestal wordt er wat lacherig op gereageerd.
Wat vinden Duitsers van Nederlanders, en andersom?
Hebben we echt zo’n last van het kleine-burencomplex? Na wat onderzoek ontdekte ik dat er inderdaad nogal wat valkuilen zijn te vermijden tijdens het zakendoen tussen Duitsers en Nederlanders.
Zakelijke cultuurverschillen tussen Nederlanders en Duitsers
Als Nederlanders discussiëren (zowel zakelijk als in de politiek) ontzien ze elkaars gevoelens. Ze staan over het algemeen open voor de mening van anderen – zelfs als die ander nauwelijks verstand van zaken heeft. Er wordt gestreefd naar win/win-situaties en het sluiten van compromissen.
Duitsers daarentegen gaan meestal pas de discussie aan met mensen, als hun opponenten aantoonbaar kennis van zaken hebben. Ze hechten aan diepgang en inhoud. Tijdens die discussies draait het vervolgens erom wie gelijk heeft.
Duitsers willen zo veel mogelijk feiten horen en blijven net zolang doorvragen, tot ze overtuigd zijn. Stemverheffing is heel normaal. Met hun adellijke en militaire verleden is een win/win–situatie voor Duitsers vrijwel hetzelfde als het verliezen van een veldslag. Concessies doe je alleen als ze in je eigen voordeel zijn.
Doelgericht
In de ogen van Duitsers denken Nederlanders doelgericht; we plannen onze projecten globaal en op kortere termijn. Problemen worden pas opgelost als die zich voordoen.
Duitsers daarentegen plannen hun projecten juist heel gründlich. Voor ieder probleem dat zich mogelijk zou kunnen voordoen, hebben ze het liefst vooraf al een oplossing klaar liggen. Duitsers hebben daarom moeite met Nederlandse uitspraken als: “O, dat komt wel goed, maak je maar geen zorgen.”
Wat de baas zegt, dat doe je
Nederlanders werken graag in teamverband en gaan informeel met elkaar om. Ze tutoyeren elkaar op de werkvloer en iedereen kan bij elkaar binnenlopen voor een praatje of een “bakkie”.
Door deze informele omgang weten collega’s relatief veel over elkaars privéleven. Ze bemoeien zich daarom ook makkelijker met het werk van anderen. Door de platte organisatiestructuur in Nederland rekenen Nederlandse managers bovendien erop dat hun medewerkers hem of haar tegenspreken als ze het ergens niet mee eens zijn.
In Duitsland is dat not done. Daar is veel meer hiërarchie: wat de baas zegt, dat doe je. Duitse collega’s houden een grotere afstand tot elkaar.
Er wordt meer waarde gehecht aan een formele managementstijl, met duidelijk omschreven taken en verantwoordelijkheden. Dat verkleint de kans op fouten en dus op gezichtsverlies tegenover je collega’s en je leidinggevende. In Nederland geldt dat minder. Fouten maken is menselijk: “Kan gebeuren, volgende keer beter.”
Status of koopje
In Nederland kijken mensen – vanwege de hang naar gelijkheid– enigszins medelijdend naar je zodra je opschept over afkomst, opleiding en luxe. In Duitsland daarentegen spelen diploma’s, titels, auto’s en kleding een belangrijke rol als statussymbool.
Vroeger bepaalde de adel de mode. Daarom besteden nog steeds veel Duitsers de nodige aandacht aan hun uiterlijk en kleding. Datzelfde geldt overigens voor landen als Frankrijk en Engeland.
Nederlanders daarentegen maken zelf wel uit wat voor kleding ze dragen. Ze combineren het liefst allerlei stijlen door elkaar heen; en als ze een compliment krijgen, weten ze niet hoe snel ze moeten vertellen waar ze hun “koopje” op de kop hebben getikt.
Kleine-buren complex
Ja, zij zijn inderdaad groot en wij zijn inderdaad klein! Toch doen Nederlanders en Duitsers, ondanks hun culturele verschillen, graag zaken met elkaar. En er is wel degelijk sprake van bewondering en respect, over en weer.
Nederlanders waarderen de Duitse gestructureerde manier van werken. Ze vinden dat Duitsers vaak goed en breed zijn opgeleid, dat ze veel kennis en vakmanschap in huis hebben, en dat ze goed kunnen anticiperen op problemen.
Duitsers bewonderen op hun beurt de – in hun ogen – relaxte Nederlandse manier van werken: de minder strakke hiërarchische Nederlandse bedrijfscultuur, de directe communicatie, onze creativiteit en onze compromissencultuur.
Dus dat kleine-burencomplex? Als het erop aankomt, lijkt dat best mee te vallen!